In de zaak met parketnummer 15/206752-20 heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die betrokken was bij een strafbaar feit. De officier van justitie had op 9 juni 2022 een vordering ingediend tot ontneming van een bedrag van € 881.813,16, gebaseerd op een ontnemingsrapport van de Koninklijke Marechaussee. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde daadwerkelijk een bedrag van € 50.000,- aan voordeel heeft verkregen uit de diefstal, zoals blijkt uit tapgesprekken en andere bewijsstukken. De rechtbank heeft de ontnemingsmaatregel opgelegd, waarbij de veroordeelde verplicht wordt om dit bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1000 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden gebaseerd op de ontnemingsrapportage, maar op concrete aanwijzingen uit het dossier.