ECLI:NL:RBNHO:2023:10280

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
10133723 \ CV EXPL 22-5933
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie bij vertraging van vlucht en overdraagbaarheid van vordering

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Air Canada, vertegenwoordigd door mr. P. Frühling, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Air Canada en miste zijn aansluitende vlucht naar Londen door een vertraging van meer dan drie uur op de vlucht van Amsterdam naar Toronto op 2 mei 2022. AirHelp vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat er bevrijdend was betaald aan de passagier op 8 augustus 2022, maar AirHelp stelde dat de vordering rechtsgeldig was overgedragen aan hen op 3 juni 2022, waardoor de betaling aan de passagier niet meer relevant was.

De kantonrechter oordeelde dat de overdracht van de vordering aan AirHelp rechtsgeldig was en dat de vervoerder niet bevrijdend had betaald. De rechter stelde vast dat de vervoerder geen beroep had gedaan op buitengewone omstandigheden en dat de vertraging niet was betwist. Daarom werd de vordering van AirHelp toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter veroordeelde Air Canada tot betaling van € 600,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 mei 2022, en de proceskosten die aan de kant van AirHelp waren gemaakt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10133723 \ CV EXPL 22-5933
Uitspraakdatum: 24 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air Canada
gevestigd te Montreal (Canada), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. P. Frühling

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 14 september 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Airhelp heeft zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder Airhelp diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Pearson International Airport Toronto (Canada) naar Metropolitan Area Airport London (Canada) met de vluchtcombinatie AC827 en AC8259 op 2 mei 2022.
2.2.
Vlucht AC827 van Amsterdam naar Toronto is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht naar London gemist. Hij is omgeboekt naar vlucht AC8263 waarmee hij meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kern van dit geschil draait om de vraag of de vervoerder op 8 augustus 2022 bevrijdend heeft betaald aan de passagier. Airhelp stelt dat de passagier zijn vorderingsrecht op 3 juni 2022 in rechte aan haar heeft overgedragen. Vanaf dat moment was het niet langer mogelijk om bevrijdend te betalen aan de passagier. De betaling van 8 augustus 2022 heeft dan ook geen gevolg gehad, aldus Airhelp.
4.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat hij op 18 mei 2022 door claimagentschap Yource, namens de passagier, is aangemaand tot betaling van compensatie. Op 13 juni 2022 ontving de vervoerder met betrekking tot dezelfde passagier een tweede aanmaning, ditmaal afkomstig van claimorganisatie Airhelp. Om verwarring te voorkomen heeft de vervoerder vervolgens besloten om de compensatie rechtstreeks aan de passagier te voldoen. Nadat de passagier op 20 juli 2022 zijn naam en bankrekeningnummer aan de vervoerder heeft doorgegeven, heeft de vervoerder op 8 augustus 2022 de betaling in orde gemaakt. De vervoerder heeft verder nog aangevoerd dat de passagier, gelet op de algemene voorwaarden van Yource, niet bevoegd was om de vordering aan Airhelp over te dragen. Het overgelegde “
Assignment Form” is volgens de vervoerder dan ook nietig.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Een rechtsgeldige cessie dient onder verwijzing naar artikel 3:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aan twee constitutieve vereisten te voldoen: een akte van cessie en een mededeling daarvan aan de debiteur. Aan het mededelingsvereiste is voldaan toen de cessie op 13 juni 2022 ter kennis van de vervoerder is gebracht. Dit brengt met zich dat Airhelp op 3 juni 2022 eigenaar is geworden van het vorderingsrecht. Weliswaar heeft de passagier eerder een volmacht aan Yource verleend, maar dit staat niet aan de overdraagbaarheid van de vordering in de weg. De algemene voorwaarden van Yource zijn bovendien alleen van toepassing op de rechtsverhouding tussen de passagier en Yource, en niet op die tussen Airhelp en de vervoerder. Ook de omstandigheid dat de passagier de betaling van de vervoerder heeft geaccepteerd, en daarmee in strijd heeft gehandeld met het
“Assignment Form”van Airhelp, maakt het oordeel van de kantonrechter niet anders.
4.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder op 8 augustus 2022 bevrijdend heeft betaald aan de passagier. Nu de vervoerder de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming niet heeft betwist en geen beroep heeft gedaan op buitengewone omstandigheden, is de vervoerder (alsnog) gehouden om de compensatie aan Airhelp te voldoen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Airhelp worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 mei 2022 tot aan dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,03;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Airhelp worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter