ECLI:NL:RBNHO:2023:10228

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
10312500 \ EJ VERZ 23-4
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging ontruimingstermijn in huurzaak met belangenafweging

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter om de ontruimingstermijn van een gehuurde loods te verlengen. De loods, die door [verzoeker] sinds 2005 wordt gehuurd voor zijn automobielbedrijf, is door [verweerder 1] c.s. opgezegd vanwege wanbetaling en het aantreffen van een hennepkwekerij door de politie. De kantonrechter heeft op 28 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij [verzoeker] verzocht om de ontruimingstermijn te verlengen tot 2 februari 2024, omdat hij tijd nodig had om de loods leeg te maken. [verweerder 1] c.s. heeft echter verweer gevoerd en stelde dat hun belangen bij beëindiging van het gebruik zwaarder wegen dan die van [verzoeker].

De kantonrechter heeft de belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de belangen van [verweerder 1] c.s. zwaarder wegen. [verzoeker] had sinds november 2022 geweten dat de huurovereenkomst zou eindigen en de kantonrechter verwachtte dat hij de loods binnen een maand na de uitspraak zou kunnen leeg opleveren. De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen en de ontruimingstermijn vastgesteld op 1 augustus 2023. Tevens is [verzoeker] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [verweerder 1] c.s.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 10312500 \ EJ VERZ 23-4
Uitspraakdatum: 28 juni 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [plaats 1]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. F.W. Huizinga
tegen

1.[verweerder 1]

2.
[verweerder 2]
3.
[verweerder 3]
allen woonplaats kiezende te [plaats 2]
verwerende partijen
verder gezamenlijk te noemen: [verweerder 1] c.s.
gemachtigde: mr. R.A.M. Breij

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, ter griffie ingekomen op 31 januari 2023. [verweerder 1] c.s. heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 31 mei 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.Feiten

2.1.
[verweerder 1] c.s. zijn gezamenlijk eigenaar van een loods aan de [adres] te [plaats 1], gemeente [gemeente].
2.2.
[verzoeker] huurt deze loods sinds 2005 van [verweerder 1] c.s. (hierna ook: het gehuurde), laatstelijk tegen een huurprijs van € 1.500,00 per maand.
2.3.
Het gehuurde is bij [verzoeker] in gebruik als opslagruimte voor zijn automobielbedrijf. Het gehuurde kwalificeert daarmee als overige bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek.
2.4.
[verzoeker] verhuurde een gedeelte van de loods onder aan een derde. In dat gedeelte is op 7 november 2022 door de politie een hennepkwekerij aangetroffen. De burgemeester van de gemeente [gemeente] heeft daarop besloten dat gedeelte van de loods met ingang van 14 december 2022 voor de duur van zes maanden te sluiten.
2.5.
Per deurwaardersexploot van 24 november 2022 heeft [verweerder 1] c.s. de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 februari 2023 en de ontruiming van het gehuurde aangezegd tegen 2 februari 2023 om 09.00 uur.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter de termijn waarbinnen de ontruiming van het gehuurde zou moeten plaatsvinden te verlengen tot één jaar na het eindigen van de huurovereenkomst, derhalve tot 2 februari 2024.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat zijn belangen bij ontruiming ernstiger geschaad worden dan de belangen van [verweerder 1] c.s. bij voortzetting van het gebruik door [verzoeker].

4.Het verweer

4.1.
[verweerder 1] c.s. is van mening dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij voert daarvoor aan dat de belangen van [verweerder 1] c.s. bij het beëindigen van het gebruik zwaarder wegen dan de belangen van [verzoeker] bij het voortzetten van het gebruik. Daarbij is volgens [verweerder 1] c.s. sprake van onbehoorlijk gebruik van het gehuurde en van wanbetaling. Dit zijn beide gronden waarop de kantonrechter overeenkomstig artikel 7:230a lid 4 BW het verzoek moet afwijzen. Voor het geval de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] toewijst, verzoekt [verweerder 1] c.s. vaststelling van een gebruiksvergoeding van € 1.500,00 per maand vanaf 2 februari 2023 voor de periode waarmee de ontruimingstermijn wordt verlengd.

5.De beoordeling

Belangenafweging ontruimingsbescherming
5.1.
Een verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn wordt slechts toegewezen indien de belangen van de huurder door de ontruiming ernstiger worden geschaad dan die van de verhuurder bij voortzetting van het gebruik door de huurder (artikel 7:230a lid 4 BW). Bij die belangenafweging spelen alle omstandigheden aan de zijde van verhuurder en huurder een rol. Aan het slot van lid 4 wordt bepaald dat het verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn
nietteminmoet worden afgewezen indien de verhuurder aannemelijk maakt dat van hem wegens onbehoorlijk gebruik van het gehuurde, wegens ernstige overlast, de medegebruikers dan wel hemzelf aangedaan, of wegens wanbetaling niet gevergd kan worden dat de huurder langer het recht op het gebruik van de zaak of gedeelte daarvan behoudt. Deze afwijzingsgronden komen dus pas aan de orde indien wordt geoordeeld dat de belangen van de huurder zwaarder wegen dan die van de verhuurder.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat hiervoor genoemde belangenafweging uitvalt in het nadeel van [verzoeker]. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht.
5.3.
[verzoeker] stelt dat hij belang heeft bij verlenging van de ontruimingstermijn omdat de loods nog vol staat met spullen. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard niet op zoek te zijn naar een vervangende loods, maar wel tijd nodig te hebben om de loods leeg te maken.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter mag van [verzoeker] worden verwacht dat hij de loods binnen een maand na heden leeg kan opleveren. De kantonrechter betrekt daarbij dat van [verzoeker] ook enig initiatief verwacht mag worden. [verzoeker] weet immers al sinds 24 november 2022 dat de huurovereenkomst per 1 februari 2023 tot een einde zou komen.
5.5.
Tegenover het belang van [verzoeker] staat het belang van [verweerder 1] c.s. om op korte termijn weer over het gehuurde te kunnen beschikken. Gelet op de omstandigheid dat een onderhuurder van [verzoeker] een deel van het gehuurde als hennepkwekerij heeft gebruikt, heeft [verweerder 1] c.s. er belang bij om de loods te kunnen verhuren aan een partij waarin zij meer vertrouwen heeft. Dit belang weegt gelet op het voorgaande zwaarder dan het belang van [verzoeker] bij het voortzetten van het gebruik.
5.6.
De conclusie is dat de verzochte verlenging van de ontruimingstermijn wordt afgewezen.
5.7.
De kantonrechter stelt de termijn van ontruiming vast op 1 augustus 2023. Dat betekent dat het gehuurde op die datum leeg moet worden opgeleverd aan [verweerder 1] c.s.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
stelt het tijdstip van ontruiming van het pand aan de [adres] te [plaats 1] vast op 1 augustus 2023;
6.3.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [verweerder 1] c.s. worden vastgesteld op een bedrag van € 529,00 aan salaris van de gemachtigde van [verweerder 1] c.s..
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.