ECLI:NL:RBNHO:2023:10199

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
15 oktober 2023
Zaaknummer
15/003506-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld en bedreiging, veroordeeld tot gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een onbekende medeverdachte een woningoverval heeft gepleegd. De overval vond plaats op 20 oktober 2021 in Haarlem, waarbij de aangeefster thuis was. Na het aanbellen en het openen van de deur werd de aangeefster door de medeverdachte overmeesterd en naar binnen meegenomen. De verdachte ging vervolgens ook de woning binnen, waar zij de aangeefster hebben vastgehouden en bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging, waarbij een geldbedrag van ongeveer €48.000,- en andere goederen zijn weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met een contact- en gebiedsverbod opgelegd. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft geëist voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/003506-23 (P)
Uitspraakdatum: 28 september 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 september 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. Booij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 oktober 2021 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning,
een geldbedrag van ongeveer €48.000,- (€46.000,- aan briefgeld en ongeveer €2000,- aan muntgeld) en/of een IPhone en/of een Nike rugzakje en/of een (huis)sleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde partij] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer €48.000,- (€46.000,- aan briefgeld en ongeveer €2000,- aan muntgeld) en/of een IPhone en/of een Nike rugzakje en/of een (huis)sleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde partij] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
door
  • zich - gekleed in donkere/zwarte kleding en/of met een capuchon op en/of met een mondmasker op en/of met handschoenen aan - naar de woning van die [benadeelde partij] en/of [slachtoffer] te begeven en/of die woning binnen te dringen, en/of
  • die [benadeelde partij] (direct bij de deuropening) vast te grijpen/pakken en/of zijn handen op/voor haar mond te houden/plaatsen en/of haar tot stilte te manen en/of haar naar (een) andere kamer(s) in de woning te duwen en/of haar vast te houden, terwijl zij op een stoel moest blijven zitten, en/of
  • tegen die [benadeelde partij] te zeggen: “Waar is het geld!?” en/of “Lieg niet, [slachtoffer] heeft geld!” en/of “Er moet wel geld zijn!” en/of “Er moet nog meer [geld] zijn!”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken voor zover de diefstal dan wel de afdreiging betrekking heeft op het geldbedrag van € 30.000,00 dat in chipszakken zou zijn verstopt. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien hiervan sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
  • De bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting van 14 september 2023 afgelegd.
  • Een schriftelijk bescheid, te weten een schriftelijke verklaring van de verdachte d.d. 1 sept 2023 (los bijgevoegd).
  • Een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij] , opgemaakt door de Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 22 oktober 2021 (dossierpagina's 32-36).
3.3.2
Nadere bewijsoverweging
De verdachte heeft in een schriftelijke verklaring aan de rechtbank te kennen gegeven dat wat aangeefster heeft verteld van wat er allemaal binnen in de woning is gebeurd, klopt.
De verdachte heeft echter ontkend dat hij ook een geldbedrag van € 30.000,00 heeft meegenomen uit de woning van de aangeefster. Hiertoe is door de raadsman op de zitting aangevoerd dat in het licht van deze ontkennende houding van de verdachte, de verklaring van de aangeefster op dit punt niet zonder meer kan worden geloofd. Volgens de verklaring van de aangeefster zou het gaan om geld dat aan haar partner toebehoort. Het blijft volgens de raadsman echter onduidelijk hoe de aangeefster wist dat het om precies € 30.000,00 ging en dat dit geld was verstopt in chipszakken.
De rechtbank verwerpt het verweer. De aangeefster heeft een zeer gedetailleerde en naar het oordeel van de rechtbank aannemelijke verklaring afgelegd over wat er in de woning op de dag van de overval is gebeurd. De verdachte heeft verklaard dat haar verhaal klopt, behalve dan wat de € 30.000 euro betreft. De aangeefster heeft ook gedetailleerd verklaard over dader 2, zijnde de verdachte, en ze heeft gezegd dat hij degene was die wist dat er geld van de echtgenoot van aangeefster in huis moest zijn, bijvoorbeeld door te roepen “lieg niet, [slachtoffer] heeft geld”. De aangeefster heeft ook gezegd dat verdachte naar geld bleef zoeken nadat zij hem haar eigen spaargeld, een stapel bankbiljetten van € 8.000, had gegeven. Zij heeft verklaard dat dader 2 het geld boven in de kledingkast, verstopt in chipszakken, heeft gevonden en kennelijk bij zich heeft gestopt. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan dit onderdeel van de verklaring van de aangeefster. De rechtbank betrekt daarbij dat het blijkens verdachtes schriftelijke verklaring bij hem en zijn medeverdachte bekend was dat in de woning om en nabij € 50.000,00 te halen zou zijn.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 20 oktober 2021 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, in/uit een woning, een geldbedrag van ongeveer €48.000,- en een IPhone en een Nike rugzakje, dat toebehoorde aan [benadeelde partij] en/of [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld, [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer €48.000,- en een IPhone en een Nike rugzakje, dat toebehoorde aan [benadeelde partij] en/of [slachtoffer] ,
door
  • zich - gekleed in donkere kleding en met een capuchon op en met een mondmasker op en met handschoenen aan - naar de woning van die [benadeelde partij] en/of [slachtoffer] te begeven en die woning binnen te dringen, en
  • die [benadeelde partij] (direct bij de deuropening) vast te grijpen en zijn handen voor haar mond te houden en haar tot stilte te manen en haar naar andere kamers in de woning te duwen en haar vast te houden, terwijl zij op een stoel moest blijven zitten, en
  • tegen die [benadeelde partij] te zeggen: “Waar is het geld!?” en “Lieg niet, [slachtoffer] heeft geld!” en “Er moet wel geld zijn!” en “Er moet nog meer [geld] zijn!”.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met [benadeelde partij] en [slachtoffer] en een locatieverbod voor de [adres 1] . De officier van justitie heeft daarnaast verzocht om het contact- en locatieverbod op te leggen in de vorm van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafvordering, indien de rechtbank niet een gedeelte van de straf in voorwaardelijke zin oplegt.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gezien alle feiten en omstandigheden verzocht een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woningoverval terwijl de aangeefster thuis was. Nadat was aangebeld en de aangeefster de deur had geopend is zij meteen door de medeverdachte overmeesterd en meegenomen naar binnen. De verdachte is daarna ook de woning binnengegaan. Aldaar hebben beide verdachten de aangeefster vastgehouden en bedreigd waarna beide verdachten met een flinke buit zijn vertrokken.
Aan het plegen van dergelijke gewelddadige woningovervallen tilt de rechtbank zwaar. Ze veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken vooral een forse inbreuk op de privacy en lichamelijke integriteit van de bewoners en hun gevoel van veiligheid. De ervaring leert bovendien dat slachtoffers van dergelijke delicten veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Dit is ook bij aangeefster het geval, zo volgt uit haar indringende schriftelijke slachtofferverklaring. Aangeefster heeft na de overval psychische hulp moeten inschakelen, maar is nog altijd angstig en heeft slaapproblemen. Zij voelt zich onveilig in haar eigen woning, terwijl de woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig hoort te voelen. Zij heeft zich genoodzaakt gezien haar woning te beveiligen met camera’s en een alarmsysteem. Het gevoel van veiligheid is door de verdachte dan ook in ernstige mate en op grove wijze aangetast. De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan, dat hij kennelijk enkel heeft gedacht aan zijn eigen (financiële) gewin en niet aan de gevolgen van de overval voor aangeefster.
Gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank het gelet op het strafblad van de verdachte van 28 juli 2023. Daaruit volgt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, van 1 juni 2023 van [reclasseringsmedewerker] , werkzaam als reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. De reclassering ziet bij de verdachte niet direct aanwijzingen voor problematiek. Er lijkt sprake van een redelijk stabiele leefsituatie en de verdachte is voldoende zelfredzaam. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Het advies is een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vrijheidsbeperkende maatregel

De rechtbank zal aan de verdachte gedurende drie jaren een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht opleggen, ter voorkoming van strafbare feiten en ter beveiliging van de maatschappij. Oplegging van deze maatregel is naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden.
Deze maatregel behelst
  • een contactverbod, inhoudende dat de verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] en [slachtoffer] ;
  • een locatieverbod, inhoudende dat de verdachte zich niet begeeft in de [adres 1] .
Voor iedere keer dat de verdachte dit verbod overtreedt, zal vervangende hechtenis van de hierna bepaalde duur worden opgelegd.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 53.436,77 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 48.436,77 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Ook wat betreft de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat, gezien de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en gezien de toelichting van de benadeelde partij over de gevolgen die zij daarvan heeft ondervonden, vaststaat dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden die rechtstreeks verband houdt met het strafbare handelen van de verdachte.
De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal daarbij bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Hierbij overweegt de rechtbank dat het uitspreken van hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte strekt tot bescherming van de rechten van de benadeelde partij. Dat is een belang dat dient te prevaleren boven eventuele belangen van de verdachte.
Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 38v, 38w, 55, 63, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van drie jaren zich niet zal ophouden in de navolgende gebieden:
- de [adres 1] .
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van drie jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] en met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan één van bovengenoemde maatregelen wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan (één van) de maatregelen wordt voldaan tot een maximum van ten hoogste zes maanden.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij]geleden schade tot een bedrag van
€ 58.436,77, bestaande uit € 48.436,77 als vergoeding voor de materiële en € 5.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 58.436,77, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 313 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf20 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter,
mrs. G.F.H. Lycklama à Nijeholt en A. Buiskool, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2023.
Mr. Cleerdin is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.