Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudig douanekamer van 5 september 2023 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigden: mr. B.J.B. Boersma en/of mr. L. Hoekstra),
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam, verweerder.
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitnodiging tot betaling (hierna: utb) van 18 april 2022 ter hoogte van in totaal € 17.962,99 (bestaande uit € 16.826,19 aan douanerechten en € 1.136,80 aan rente op achterstallen). De utb ziet op aangiften voor het brengen in het vrije verkeer van zaden van de Howea Forsteriana (hierna: de zaden) in de periode van 22 februari 2017 tot en met 25 augustus 2020.
Eiseres heeft hiertegen bij brief van 13 mei 2022 bezwaar gemaakt.
Eiseres heeft bij brief van 4 juli 2023 verweerder verzocht in te stemmen met het doorsturen van het bezwaarschrift aan de rechtbank om dit als rechtstreeks beroep te behandelen.
Verweerder heeft bij brief van 5 juli 2023 ingestemd met dit verzoek en heeft het bezwaarschrift, het verzoek, de utb, en andere stukken doorgezonden naar de rechtbank.
Eiseres heeft haar beroep bij brief van 6 juli 2023 aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2023 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen [naam 1] , bijgestaan door A.P. van Breukelen, kantoorgenoot van de gemachtigden van eiseres.
Verweerder is vertegenwoordigd door [naam 2] , bijgestaan door drs. [naam 3] , medewerker van het douanelaboratorium.
Feiten
1. Eiseres heeft een onderneming die potplanten (met name: Howea Forsteriana ook genoemd Kentiapalm) onder glas teelt. Daartoe importeert zij zaden uit Australië.
2. Op 16 april 2021 is de Belastingdienst gestart met een administratieve controle bij eiseres. Zoals vermeld in het controlerapport van 11 april 2022 is geconstateerd dat eiseres de zaden verkeerd heeft ingedeeld.
3. Vervolgens is eerder genoemde utb opgelegd.
Geschil
4. In geschil is het antwoord op de vraag of de utb terecht en tot een juiste hoogte is opgelegd. Daarbij is van belang of de zaden juist zijn ingedeeld in de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN).
5. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de utb ten onrechte is opgelegd omdat de zaden moeten worden ingedeeld onder TARIC-code 1209 9910 00 als zaden van woudbomen.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de utb, veroordeling van verweerder in de proceskosten en het griffierecht, met veroordeling van verweerder in de gederfde rente.
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de utb terecht is opgelegd omdat de zaden moeten worden ingedeeld onder TARIC-code 1209 9999 10 als zaaigoed.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Toepasselijk recht
7. Afdeling II. PRODUCTEN VAN HET PLANTENRIJK (Hoofdstuk 6 - 14)
Hoofdstuk 12 Oliehoudende zaden en vruchten; allerlei zaden, zaaigoed en vruchten; planten voor industrieel en voor geneeskundig gebruik; stro en voeder
Post 1209 Zaaigoed, sporen daaronder begrepen luidde voor zover van belang:
1209 10 - suikerbietenzaad (…)
- ander (…)
1209 99 - - ander
1209 9910 00 - - - zaden van woudbomen en van woudheesters
- - - ander (…)
1209 9999 10 - - - - - zaaigoed
Toelichting 15 EG (op 1209 9910 00), luidt – voor zover hier van belang – :
“(…) Deze onderverdeling heeft betrekking op zaden en ander zaaigoed van woudbomen en woudheesters, ook indien zij bestemd zijn voor de teelt van sierbomen of van sierheesters in het land van invoer.
Onder bomen en heesters worden hier verstaan alle bomen, heesters en struiken waarvan stam, takken en twijgen een houtachtige structuur vertonen.(…)”