ECLI:NL:RBNHO:2023:1013

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
9804749 \ EJ VERZ 22-93
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beheersregeling en onbevoegdheid inzake tussentijdse uitdeling in erfrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een erfrechtelijke kwestie. De verzoekster heeft een verzoek ingediend tot het treffen van een beheersregeling voor de goederen van de nalatenschap van de erflaatster, die op 20 januari 2017 is overleden. De erflaatster had bij testament over haar nalatenschap beschikt, en de betrokken partijen zijn erfgenamen van haar. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen sprake is van een complexe gemeenschap en er in grote lijnen overeenstemming bestaat over de verdeling van de nalatenschap. De kantonrechter oordeelt dat het aanstellen van een onafhankelijke beheerder niet noodzakelijk is, gezien de kosten en het feit dat partijen zelf in staat zijn om hun onderlinge afspraken te maken.

Daarnaast heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard ten aanzien van het verzoek om een voorschot op de uitdeling uit de nalatenschap, omdat dit een verdelingshandeling betreft die alleen kan plaatsvinden door een rechtshandeling van partijen of door een beslissing van de rechtbank bij gebrek aan overeenstemming. De kantonrechter heeft de proceskosten voor ieder van de partijen afzonderlijk gelaten, gezien de familierechtelijke relatie tussen hen. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 9804749 \ EJ VERZ 22-93 WD
Uitspraakdatum: 13 februari 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekende tevens verwerende partij,
verder te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. M.J. van Lingen,
inzake
de nalatenschap van [erflaatster], (hierna: de erflaatster),
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en overleden op 20 januari 2017, laatstelijk gewoond hebbende te [plaats 1] ,
tegen
[verweerster 1] ,wonende te [woonplaats 2] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. W.L.J. van der Winden (Achmea Rechtsbijstand),
[verweerder 1] ,wonende te [woonplaats 3] ,
verwerende tevens verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M. Bootsma,
[verweerster 2] ,wonende te [woonplaats 4] ,
verwerende tevens verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M. Bootsma,
[verweerster 3] ,wonende te [woonplaats 5] ,
verwerende tevens verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M. Bootsma,
[verweerder 2] ,wonende te [woonplaats 6] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. P.M. Boiten,
[verweerster 4] ,wonende te [woonplaats 7] (België),
verwerende partij
gemachtigde: mr. P.M. Boiten.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 28 maart 2022.
1.2.
[verweerder 1] , [verweerster 2] en [verweerster 3] hebben een verweerschrift ingediend dat op 13 juli 2022 is ontvangen. Gelijktijdig met dit verweer hebben zij een zelfstandig tegenverzoek ingediend.
1.3.
[verweerster 1] heeft gereageerd bij brieven van 10 juni en 21 november 2022.
1.4.
[verweerder 2] en [verweerster 4] hebben gereageerd bij e-mail van 15 juni 2022.
1.5.
Op 26 januari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaande aan de zitting is van de zijde van [verweerder 2] en [verweerster 4] nog een verweerschrift tegen het verzoek van [verzoekster] en het tegenverzoek van [verweerder 1] , [verweerster 2] en [verweerster 3] ingediend. Ter zitting is namens hen door hun gemachtigde het woord gevoerd aan de hand van de inhoud van dit verweerschrift.
1.6.
Na afloop van de mondelinge behandeling hebben partijen verzocht om de procedure aan te houden met het oog op onderhandelingen.
1.7.
Bij brief van 2 februari 2023 is van de zijde van [verzoekster] verzocht om uitspraak te doen. Bij brief van dezelfde datum is van de zijde van [verweerder 2] en [verweerster 4] hierop gereageerd. Op hetgeen in deze brieven inhoudelijk is aangevoerd, wordt in de hierna volgende beoordeling geen acht geslagen. Dit geldt ook voor de producties die [verzoekster] bij haar brief van 2 februari 2023 heeft gevoegd.

2.De feiten

2.1.
Op 20 januari 2017 is de erflaatster overleden. Zij had op 14 april 2015 bij testament over haar nalatenschap beschikt. Op grond van dit testament zijn partijen erfgenaam van de erflaatster, met dien verstande dat [verweerder 2] en [verweerster 4] bij plaatsvervulling van hun vooroverleden vader erfgenaam zijn.
2.2.
Bij beschikking van 29 november 2015 is mr. M. Swart te Haarlem tot vereffenaar van de nalatenschap benoemd. Bij beschikking van 25 september 2019 is mr. Swart voornoemd als vereffenaar ontslagen en is mr. J.B. Boeser te Haarlem (hierna: Boeser) tot vereffenaar van de nalatenschap benoemd.
2.3.
Op 1 juli 2020 heeft Boeser de slotuitdelingslijst ter inzage gelegd op de griffie van de kantonrechter. [verweerster 1] en [verzoekster] hebben verzet aangetekend tegen de slotuitdelingslijst. Bij beschikking van 9 december 2021 heeft de kantonrechter het verzet gedeeltelijk gegrond verklaard en Boeser opgedragen om met inachtneming van enkele in de beschikking opgenomen aanwijzingen een nieuwe slotuitdelingslijst op te stellen.
2.4.
In januari 2022 heeft de vereffenaar een gewijzigde slotuitdelingslijst ter inzage gelegd. Tegen de nieuwe uitdelingslijst is geen verzet ingesteld. De gewijzigde uitdelingslijst is inmiddels verbindend.
2.5.
Na betaling van alle nalatenschapsschulden bestaat de nalatenschap nog uit een positief banksaldo en onroerend goed te [plaats 2] . Een deel van het onroerend goed is (deels) in gebruik bij [verweerder 1] . Tussen [verzoekster] en [verweerder 1] is een juridische procedure aanhangig over de volgens eerstgenoemde door laatstgenoemde vanwege dit gebruik verschuldigde gebruiksvergoeding.

3.Het verzoek en het verweer daartegen

3.1.
[verzoekster] verzoekt dat de kantonrechter een beheersregeling treft in die zin dat hij mr. A. Dunselman, advocaat te Alkmaar, aanstelt als beheerder van de tot de nalatenschap van de erflaatster behorende goederen.
3.2.
[verzoekster] voert daartoe, kort gezegd, als volgt aan. Tussen de erfgenamen/deelgenoten is geen overeenstemming over het beheer van de tot de nalatenschap behorende goederen. Het ontbreken van deze overeenstemming heeft tot gevolg dat effectief beheer gedurende periode tot de uiteindelijke verdeling niet mogelijk is. Daarom is er aanleiding een onafhankelijk beheerder aan te stellen. Mr. Dunselman voornoemd is bereid om als zodanig op te treden.
3.3.
Gerardus, [verweerster 2] en [verweerster 3] voeren verweer. Zij stellen dat Boeser bereid is het beheer over de goederen voort te zetten en vinden het niet nodig dat iemand anders in zijn plaats wordt aangesteld.
3.4.
[verweerster 1] is tegen de aanstelling van mr. Boeser als beheerder, nu deze volgens haar nalatig is geweest in de uitvoering van zijn taken als vereffenaar. Voor het overige refereert zij zich aan het oordeel van de kantonrechter.
3.5.
[verweerder 2] en [verweerster 4] voeren aan dat er geen grond is om een beheerder aan te stellen. Dit omdat de nalatenschap/gemeenschap niet complex is en het de verwachting is dat partijen op korte termijn tot verdeling zullen overgaan.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het tegenverzoek

4.1.
[verweerder 1] , [verweerster 2] en [verweerster 3] verzoeken bij wijze van zelfstandig tegenverzoek dat de kantonrechter bepaalt dat :
- aan ieder van de erfgenamen afzonderlijk een voorschot wordt uitgekeerd;
- Boeser tot beheerder van de nalatenschap wordt aangesteld;
- alle erfgenamen worden veroordeeld om aan mr. Dunselman (de kantonrechter leest: Boeser) een onherroepelijke volmacht te verstrekken om tot verdeling van de nalatenschap over te gaan.
4.2.
[verzoekster] , [verweerder 2] en [verweerster 4] voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
De kantonrechter wijst het verzoek af. Het treffen van een beheersregeling acht de kantonrechter in dit geval niet opportuun. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat geen sprake is van een complexe gemeenschap. Deze bestaat slechts uit een (aantal) onroerende za(a)k(en) en een banksaldo. Daarnaast bestaat over de verdeling van de gemeenschap in grote lijnen overeenstemming tussen partijen. Niet in geschil is dat de onroerende za(a)k(en) zullen gaan worden verkocht aan een derde en dat de opbrengst daarvan tezamen met het banksaldo tussen partijen moet worden verdeeld. Over de aandelen van partijen in deze opbrengst bestaat ook geen verschil van mening.
5.2.
Dit zo zijnde, is de kantonrechter van oordeel dat het treffen van de verzochte beheersregeling, mede gelet op de kosten die daaraan zouden zijn verbonden, niet het belang van partijen dient. Voor zover [verzoekster] heeft beoogd mr. Dunselman als onafhankelijke bemiddelaar een rol te laten spelen in de onderhandelingen tussen partijen, is hiervoor geen door de kantonrechter opgelegde regeling nodig. Partijen kunnen dit desgewenst onderling zelf regelen. Bij gebrek aan overeenstemming, zoals in dit geval, is daarnaast geen wettelijke grond om een onwillige partij ter verplichting zich aan mr. Dunselman of een andere willekeurige derde als onafhankelijke bemiddelaar te conformeren.
5.3.
Dat [verzoekster] , zoals zij stelt, zich nu genoodzaakt ziet verschillende met de panden verbonden lasten uit eigen zak voor te schieten, maakt dit niet anders. Zij verkrijgt hiermee een vordering op de gemeenschap waarmee partijen in de onderlinge verdeling rekening zullen moeten houden.
5.4.
In de tussen partijen bestaande familierechtelijke relatie, ziet de kantonrechter aanleiding om te bepalen dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
het tegenverzoek
5.5.
Het voorgaande staat ook in de weg aan de benoeming van Boeser als beheerder, zoals [verweerder 1] , [verweerster 2] en [verweerster 3] verzoeken. Daarbij komt dat niet is gebleken dat Boeser bereid is als beheerder te blijven optreden.
5.6.
Het verzoek van [verweerder 1] , [verweerster 2] en [verweerster 3] om aan de aan te stellen beheerder (Dunselman dan wel Boeser) een volmacht te verstrekken tot het verdelen van de gemeenschap, bouwt voort op de inmiddels afgewezen verzoeken om laatstgenoemden tot beheerder aan te stellen. Dit verzoek komt om die reden al niet voor toewijzing in aanmerking.
5.7.
Met betrekking tot het verzoek tot het toekennen van een voorschot op de uitdeling uit de nalatenschap overweegt de kantonrechter als volgt.
Het toekennen van een voorschot is te beschouwen als een verdelingshandeling. Een verdeling, ook een partiele verdeling zoals het uitdelen van een voorschot, geschiedt door een rechtshandeling van partijen of, bij gebrek aan overeenstemming tussen partijen, door een beslissing van de rechtbank. De kantonrechter is niet bevoegd hiertoe over te gaan.
Voor zover van de zijde van [verweerder 1] , [verweerster 2] en [verweerster 3] wordt betoogd dat dit verzoek tot het toekennen van een voorschot nauw samenhangt met de verzoeken tot het treffen van een beheersregeling, is de kantonrechter het daarmee niet eens.
De eventuele benoeming van een derde die als beheerder het beheer voert over de gemeenschap tot het moment waarop partijen tot verdeling overgaan, staat volstrekt los van de eventuele toekenning van een voorschot.
De kantonrechter zal zich onbevoegd verklaren. De kantonrechter ziet af van de mogelijkheid om dit deel van het geschil door te verwijzen naar (de dagvaardingsprocedure) van de rechtbank. Ter zitting is gebleken dat de voorbereidingen op het voeren van een juridische procedure om te komen tot een verdeling al in een vergevorderd stadium zijn. Dat zo zijnde, kan doorverwijzing van dit deel van het geschil om praktische redenen beter achterwege blijven.
5.8.
Het voorgaande leidt tot na te melden beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
wijst af het verzoek om Dunselman als beheerder aan te stellen;
het tegenverzoek
6.2.
wijst af het verzoek om Boeser als beheerder aan te stellen;
6.3. wijst af het verzoek om Boeser (of Dunselman) een volmacht te geven om tot verdeling over te gaan;
6.4. verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot het toekennen van een voorschot.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter