ECLI:NL:RBNHO:2023:10090

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
C/15/338860 / JU RK 23-593
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na beëindiging van financiering door de gemeente

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 augustus 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: de GI) in verband met de beëindiging van de financiering door de gemeente van de oorspronkelijke plaatsing van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de moeder en de vader, belast zijn met het ouderlijk gezag over [de minderjarige]. De minderjarige verblijft momenteel bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] in [plaats].

De kinderrechter heeft in de procedure verschillende stukken in overweging genomen, waaronder verzoekschriften en e-mailcorrespondentie van de ouders en de GI. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 augustus 2023 heeft de kinderrechter met de minderjarige gesproken, evenals met de ouders en een vertegenwoordiger van de GI. De GI heeft aangegeven dat de gedragsproblemen van [de minderjarige] nog niet voldoende zijn afgenomen en dat er een nieuwe plek voor hem gevonden moet worden, aangezien de gemeente de financiering van zijn huidige verblijf heeft stopgezet.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. Ondanks de vooruitgang die hij heeft geboekt, zijn er nog zorgen over zijn welzijn en de situatie van zijn ouders. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de periode van 3 september 2023 tot 14 november 2023, met als doel een gefaseerde terugkeer naar huis bij zijn moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/338860 / JU RK 23-593
Datum uitspraak: 30 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing (na spoed)
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna mede te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] , gemeente [gemeente] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 april 2023;
  • de beschikking van deze rechtbank van 20 april 2023;
  • de beschikking van deze rechtbank van 3 mei 2023 en de daarin vermelde stukken;
  • het bericht van de GI van 3 augustus 2023, ingekomen op 4 augustus 2023;
  • het e-mailbericht van de vader, ingekomen op 13 augustus 2023;
  • het e-mailbericht van de moeder, ingekomen op 13 augustus 2023;
  • het e-mailbericht van de GI, ingekomen op 16 augustus 2023.
1.2.
Op 18 augustus 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de minderjarige [de minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart met de kinderrechter heeft gesproken;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
De vader heeft een e-mail gestuurd waarin hij aangeeft het eens te zijn met het verzoek van de GI. De GI heeft op de zitting aangegeven dat de vader verhinderd is om op de zitting aanwezig te zijn.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft momenteel bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] in [plaats] .
2.3.
Bij beschikking van 14 november 2022 zijn [de minderjarige] en zijn broer [broer] onder toezicht gesteld tot 14 november 2023.
2.4.
Bij beschikking van 20 april 2023 is een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken, onder aanhouding van het meer verzochte.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft vervolgens op 3 mei 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier maanden, tot uiterlijk 3 september 2023, onder aanhouding van het meer verzochte.

3.De standpunten

De GI

3.1.
De GI heeft in een bij de rechtbank binnengekomen bericht van 3 augustus 2023, aangegeven dat het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd, inhoudende een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 14 november 2023.
3.2.
De GI voert - samengevat - aan dat gezien wordt dat de gedragsproblemen van [de minderjarige] nog niet voldoende zijn afgenomen en dat hij emoties onvoldoende adequaat kan reguleren. Omdat de ouders overbelast zijn kan [de minderjarige] niet op korte termijn volledig bij één van hen verblijven.
Verder is in juli 2023 bekend geworden dat [de minderjarige] niet langer bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] kan blijven omdat de gemeente dit niet verder wil financieren. Het is van belang dat er een goede vervolgplek gevonden wordt voor [de minderjarige] waarbij er vervolgens gefaseerd terug naar huis kan worden gewerkt, naar één van beide ouders. De weekenden verlopen nu positief, maar de wisselende houding en draagkracht van de ouders is te risicovol om dit op korte termijn te realiseren. Wat betreft het perspectief van [de minderjarige] is nog veel onduidelijkheid. Beide ouders zijn wisselend in hun wens. De persoonlijke situatie van de vader maakt dat hij op dit moment niet verder belast kan worden met de volledige zorg voor [de minderjarige] . De moeder is wisselend over haar belastbaarheid. Zo geeft ze enerzijds aan dat ze de zorg voor [broer] niet meer aan kan, maar zegt anderzijds dat ze wel weer voor [de minderjarige] kan zorgen. Andere momenten vertelt ze dat dit haar op korte termijn niet gaat lukken.
3.3.
Op de zitting heeft de GI toegevoegd dat het diagnostisch onderzoek van [de minderjarige] is afgerond. Over de wenselijke behandelingen vindt op 19 september een gesprek plaats.
De GI heeft inmiddels een nieuwe plek voor [de minderjarige] gevonden in een gezinshuis in [plaats] . Voor nu kan [de minderjarige] even landen op zijn nieuwe plek alvorens de behandelingen starten.
Vanaf het intakegesprek van het traject Ouderschap Blijft gaat het goed tussen de ouders en in hun onderlinge contact. Er is sprake van een stijgende lijn. Het gesprek van 19 september zal inzicht en handvatten aan de ouders geven alvorens [de minderjarige] doordeweeks naar huis kan gaan.
[de minderjarige]
3.4.
heeft de kinderrechter verteld dat hij graag naar huis wil. Hij heeft heel erg zijn best gedaan en wil het liefst bij zijn moeder wonen. Als dat niet kan wil hij bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] blijven. [de minderjarige] is verdrietig omdat hij binnenkort bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] weg moet en ergens anders moet verblijven en daar weer opnieuw moet wennen. Hij wil graag naar school op de [school] .
De moeder
3.5.
De moeder heeft in een e-mail van 13 augustus 2023 laten weten akkoord te zijn met het verzoek van de GI. Op de zitting heeft de moeder aangevuld dat het steeds beter gaat met [de minderjarige] , hij is erg gegroeid. De moeder vindt het ontzettend naar dat [de minderjarige] niet bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] kan blijven. Helaas is dat niet anders. [de minderjarige] is deze week erg emotioneel. Gisteren heeft hij de kennismaking bij het gezinshuis gehad en hij was best positief.
De vader
3.6.
De vader heeft per mail laten weten akkoord te zijn met het verzoek van de GI.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog steeds noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
4.2.
Het is de kinderrechter duidelijk dat [de minderjarige] de afgelopen periode heel erg zijn best gedaan heeft en zeker is gegroeid. Desondanks zijn er nog wel zorgen over hem. Het streven was dat [de minderjarige] voor het begin van het nieuwe schooljaar weer bij zijn moeder zou gaan wonen. Helaas is dit om meerdere redenen nu nog niet mogelijk. Het diagnostisch onderzoek van [de minderjarige] is inmiddels afgerond maar de uitkomst daarvan moet nog worden gedeeld en de nodige hulpverlening worden opgestart.
De kinderrechter acht het uitermate onbevredigend dat louter vanwege financiële problemen het verblijf van [de minderjarige] in [accomodatie jeugdhulpaanbieder] niet kan worden voortgezet en [de minderjarige] moet worden overgeplaatst naar een andere plek. Dit is vanzelfsprekend uiterst onwenselijk en niet in zijn belang. De GI heeft noodgedwongen een andere plek voor [de minderjarige] gezocht en gevonden, te weten een gezinshuis in [plaats] . Positief is dat dit een fijne plek lijkt te zijn waar [de minderjarige] minder op zijn tenen hoeft te lopen en waar veel ruimte lijkt te zijn om hem de aandacht en structuur te bieden die hij nodig heeft. Verder heeft de GI leerlingenvervoer geregeld zodat [de minderjarige] van hieruit op de [school] in [plaats] naar school kan gaan.
Vanuit het gezinshuis zal gefaseerd worden gewerkt aan een terugkeer van [de minderjarige] naar huis bij zijn moeder.
4.3.
Gelet op het voorgaande acht de kinderrechter een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk om vanuit [accomodatie jeugdhulpaanbieder] , en vervolgens het gezinshuis, [de minderjarige] [broer] regie van de GI terug te kunnen plaatsen bij de moeder.
De kinderrechter zal het resterende deel van het verzoek van de GI dan ook toewijzen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 3 september 2023 tot 14 november 2023;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Spanjaard als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.