In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 augustus 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: de GI) in verband met de beëindiging van de financiering door de gemeente van de oorspronkelijke plaatsing van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de moeder en de vader, belast zijn met het ouderlijk gezag over [de minderjarige]. De minderjarige verblijft momenteel bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] in [plaats].
De kinderrechter heeft in de procedure verschillende stukken in overweging genomen, waaronder verzoekschriften en e-mailcorrespondentie van de ouders en de GI. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 augustus 2023 heeft de kinderrechter met de minderjarige gesproken, evenals met de ouders en een vertegenwoordiger van de GI. De GI heeft aangegeven dat de gedragsproblemen van [de minderjarige] nog niet voldoende zijn afgenomen en dat er een nieuwe plek voor hem gevonden moet worden, aangezien de gemeente de financiering van zijn huidige verblijf heeft stopgezet.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. Ondanks de vooruitgang die hij heeft geboekt, zijn er nog zorgen over zijn welzijn en de situatie van zijn ouders. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de periode van 3 september 2023 tot 14 november 2023, met als doel een gefaseerde terugkeer naar huis bij zijn moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.