ECLI:NL:RBNHO:2023:10066

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
10599855 \ VV EXPL 23-83
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning door een gedaagde zonder recht of titel na overlijden van de huurder

In deze zaak heeft de stichting Pré Wonen een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], die zonder recht of titel in de woning verblijft na het overlijden van zijn vader, de oorspronkelijke huurder. De kantonrechter heeft op 21 september 2023 uitspraak gedaan. Pré Wonen vorderde ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. De gedaagde heeft sinds februari 2023 geen huur betaald en heeft de huurovereenkomst opgezegd, maar blijft desondanks in de woning. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft, omdat de termijn voor het instellen van een vordering op basis van artikel 7:268 lid 2 BW is verstreken. De rechter wijst de vordering tot ontruiming toe en stelt een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis voor de ontruiming. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en proceskosten. De kantonrechter concludeert dat Pré Wonen voldoende inspanningen heeft geleverd om de gedaagde te ondersteunen in zijn financiële problemen, maar dat de gedaagde niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10599855 \ VV EXPL 23-83
Uitspraakdatum: 21 september 2023
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Pré Wonen
gevestigd te Haarlem, kantoorhoudende te Velserbroek
eiseres
verder te noemen: Pré Wonen
gemachtigde: mr. M. Heijsteeg
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J. Sprakel

1.Het procesverloop

1.1.
Pré Wonen heeft [gedaagde] op 29 augustus 2023 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 september 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 15 maart 1975 huurde de heer [betrokkene] van (de rechtsvoorganger van) Pré Wonen een woning met toebehoren aan het adres [adres] te [plaats] (hierna: de woning). De huurprijs bedraagt thans € 580,84 per maand.
2.2.
Op 1 februari 2023 is [betrokkene] overleden.
2.3.
[gedaagde] (gedaagde) is de zoon van [betrokkene]. Hij heeft zijn hoofdverblijf in de woning.
[gedaagde] heeft vanaf 1 februari 2023 geen huurtermijnen aan Pré Wonen betaald.
2.4.
In een e-mail van 30 mei 2023 heeft een medewerker van RIBW Kennemerland/Amstelland aan Pré Wonen geschreven:
Ik heb zojuist meneer [gedaagde] gesproken en hij gaat akkoord met een huuropzegging voor 1 juni 2023. Wil je mij het formulier mailen? Dan kan meneer het formulier morgen ondertekenen en zorg ik dat jij morgen een foto van het formulier ontvangt via de mail.
2.5.
Op 31 mei 2023 heeft [gedaagde] een formulier ondertekend waarop staat dat hij de huurovereenkomst heeft opgezegd.
2.6.
Per e-mail van diezelfde dag heeft de medewerker van het RIBW aan Pré Wonen laten weten:
Bijgaand een foto van de schriftelijke opzegging van de heer [gedaagde]. Hij zal de woning aan het [adres] uiterlijk 30 juni 2023 verlaten.
2.7.
Per brief van 2 juni 2023 heeft Pré Wonen aan [gedaagde] laten weten dat de eindoplevering van de woning zal plaatsvinden op 3 juli 2023.
2.8.
Per brief van 23 juni 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagde] verzocht om [gedaagde] een ‘rustperiode’ van een half jaar te geven om een duurzame oplossing te vinden voor zijn woon- en financiële problemen.
2.9.
Per brief van 27 juni 2023 heeft Pré Wonen dit verzoek afgewezen. In die brief staat onder meer:
Na het overlijden van zijn vader hebben we contact met uw client gehad over de situatie. Wij hebben hem uitgelegd dat hij niet in de deze woning mag blijven, maar dat hij een half jaar de tijd heeft om zaken te regelen, andere woonruimte te zoeken en de woning [adres] leeg aan ons op te leveren. Dit natuurlijk wel als hij het bedrag ter hoogte van de huur aan ons zou overmaken. Voor ondersteuning heb ik hem doorverwezen naar het Sociaal Wijkteam. Zij hebben een afspraak met hem gemaakt en hij heeft daar daarna een aantal afspraken gemist waardoor zij het dossier op dat moment hebben gesloten.HuurachterstandMeneer [gedaagde] heeft niets aan ons overgemaakt, daarop heeft ook mijn collega van huurincasso contact gezocht en is de vordering uiteindelijk uit handen gegeven aan de deurwaarder. Het bedrag wat nu openstaat is € 3.712,50, dat zijn 5 maanden huur (februari t/m juni 2023). Hij zou op 15 juni 2023 een betaling van € 100,0 doen. Deze is niet ontvangen door de deurwaarder (…)Op maandag 3 juli om 11.30 uur staat de eindoplevering gepland. Graag verneem ik van u of deze plaats zal vinden.
2.10.
Per e-mail van 30 juni 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan Pré Wonen geschreven:
Mijn client heeft aangegeven niet dakloos te willen worden. Dat gebeurt wel als hij zijn woning oplevert. Client is dus niet van plan de woning aanstaande maandag op te leveren.
2.11.
[gedaagde] heeft de woning niet ontruimd en niet verlaten.

3.De vordering

3.1.
Pré Wonen vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt tot (kort weergegeven):
- ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis;
- betaling van een bedrag van € 4.562,87, vermeerderd met wettelijke rente over € 4.293,84;
- betaling van € 580,84 per maand, voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in
gebreke zal blijven het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van Pré Wonen te stellen, ingaande op 1 augustus 2023;
3.2.
Pré Wonen legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zonder recht of titel in het gehuurde verblijft. Daarnaast is [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting. Hij heeft vanaf 1 februari 2023 geen enkele huurtermijn voldaan. Pré Wonen vordert daarom de achterstand tot en met juli 2023 (in totaal € 4.293,34) en wettelijke rente (€ 39,75 per 7 juli 2023). Verder heeft Pré Wonen buitengerechtelijke incassokosten moeten maken die voor vergoeding in aanmerking komen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert aan dat Pré Wonen niet heeft aangetoond een spoedeisend belang bij de vordering te hebben. Verder beroept [gedaagde] zich erop dat uit niets blijkt dat Pré Wonen hem heeft gewezen op de mogelijkheid om schuldhulp in te schakelen. Daarmee heeft Pré Wonen zich volgens [gedaagde] niet gehouden aan de verplichtingen uit het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (BGS). Als Pré Wonen dit wel had gedaan dan waren de schulden van [gedaagde] mogelijk niet zover opgelopen als nu het geval is. Volgens [gedaagde] is het niet naleven van de verplichtingen uit het BGS reden om de huurovereenkomst in stand te laten c.q. de ontruiming af te wijzen.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Pré Wonen daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu Pré Wonen stelt dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft en niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.
Ontruiming
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een ‘medebewoner’ de huurovereenkomst gedurende de zes maanden na het overlijden van de huurder voortzet op grond van artikel 7:268 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook na die periode zet hij de huurovereenkomst voort, indien de rechter dit heeft bepaald op een daartoe strekkende binnen die termijn ingestelde vordering, en in elk geval zolang op deze vordering niet onherroepelijk is beslist.
5.3.
[gedaagde] voert aan dat Pré Wonen zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen uit het BGS. Zijn schulden zijn (daardoor) inmiddels zodanig opgelopen dat hij geen effectief beroep meer kan doen op voortzetting van de huurovereenkomst. De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in dit betoog. [gedaagde] miskent namelijk in de eerste plaats dat het niet voldoen aan de verplichtingen van het BGS reden kan zijn om een huurovereenkomst in stand te laten die anders op grond van een tekortkoming in de nakoming van een betalingsverplichting zou worden ontbonden. Die situatie doet zich hier niet voor. Immers, niet de betalingsachterstand vormt de grondslag voor de gevorderde ontruiming van de woning, maar het zonder recht of titel in de woning verblijven. Als [gedaagde] de huurovereenkomst had willen voortzetten had het op zijn weg gelegen om op grond van artikel 7:268 lid 2 BW een daartoe strekkende vordering in te stellen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Integendeel, hij heeft op 31 mei 2023 de huurovereenkomst zelf opgezegd tegen 1 juli 2023. [gedaagde] verblijft vanaf dat moment zonder recht of titel in de woning.
5.4.
Verder geldt dat ook de termijn van zes maanden na het overlijden van zijn vader waarbinnen [gedaagde] een vordering ex artikel 7:268 lid 2 BW had kunnen instellen inmiddels is verstreken, zodat ook op die grond [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft. Dat het instellen van een dergelijke vordering bij voorbaat kansloos zou zijn is een inschatting van (de gemachtigde van) [gedaagde], die niet voor rekening van Pré Wonen komt.
5.5.
De conclusie is dan ook dat de vordering tot ontruiming van de woning zal worden toegewezen omdat [gedaagde] daar zonder recht of titel verblijft. De kantonrechter ziet in de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] geen reden om tot een ander oordeel te komen. Wel zal de ontruimingstermijn worden bepaald op 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.6.
Overigens is de kantonrechter van oordeel dat Pré Wonen zich voldoende heeft ingespannen om te voorkomen dat [gedaagde] in een problematische (schulden)situatie terecht zou komen. Zo heeft Pré Wonen hem in een vroegtijdig stadium doorverwezen naar het Sociaal Wijkteam, dat ondersteuning biedt bij problemen op het gebied van onder meer wonen en geldzaken. [gedaagde] heeft daar ook een afspraak gehad, maar is nadien niet meer op afspraken verschenen. Verder heeft Pré Wonen [gedaagde] recent nog onverplicht aangemeld bij de Brede Centrale Toegang (BCT), dat een toegangspoort vormt voor maatschappelijke opvang. Pré Wonen heeft daarmee in de gegeven omstandigheden (ruimschoots) aan haar verplichtingen voldaan.
De betalingsachterstand
5.7.
[gedaagde] heeft de gestelde betalingsachterstand tot en met juli 2023 en de gevorderde rente niet weersproken. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot betaling daarvan. Ook zal [gedaagde], zoals gevorderd, worden veroordeeld om aan Pré Wonen een vergoeding te betalen gelijk aan de huidige huur voor de periode dat [gedaagde] de woning vanaf 1 augustus 2023 in gebruik houdt.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.8.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 269,53‬ (inclusief BTW) voldoen aan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde en zullen daarom worden toegewezen.
Proceskosten
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] te [plaats] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin van zijnentwege bevindende personen en goederen te ontruimen en te verlaten en onder overgave van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van Pré Wonen te stellen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Pré Wonen te betalen een bedrag van € 4.562,87 vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.293,84 vanaf 29 augustus 2023 tot en met de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Pré Wonen te betalen een bedrag van € 580,84 per maand, voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] de woning niet heeft ontruimd en ter beschikking heeft gesteld aan Pré Wonen, vanaf 1 augustus 2023;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Pré Wonen tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 129,86
griffierecht € 487,00
salaris gemachtigde € 529,00 ;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter