ECLI:NL:RBNHO:2023:10001

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
10588031 \ CV EXPL 23-2962
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en eigen risico door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die een zorgverzekering had afgesloten. De vordering betreft een bedrag van € 450,65, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, als gevolg van niet-betaalde premies en eigen risico. De gedaagde heeft in het verleden al een veroordeling gekregen tot betaling van een bedrag van € 252,48, maar heeft opnieuw betalingsachterstanden opgelopen. Tijdens de zitting heeft Zilveren Kruis bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de gedaagde niet alle verschuldigde bedragen heeft betaald. De gedaagde heeft verweer gevoerd en gesteld dat zij dacht dat bepaalde bedragen al waren betaald door middel van loonbeslag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Zilveren Kruis de betalingen correct heeft afgeboekt en dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer. De kantonrechter heeft de vordering van Zilveren Kruis toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten, en de gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 452,30.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10588031 \ CV EXPL 23-2962 TB
Uitspraakdatum: 13 september 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.
gevestigd te Utrecht
eiseres
verder te noemen: Zilveren Kruis
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Zilveren Kruis heeft bij dagvaarding van 16 juni 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 8 augustus 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben Zilveren Kruis en [gedaagde] bij brieven van 24 juli 2023 respectievelijk 28 juli 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft bij Zilveren Kruis een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringwet afgesloten, uit hoofde waarvan [gedaagde] de verplichting heeft om een maandelijkse premie bij vooruitbetaling aan Zilveren Kruis te voldoen.
2.2.
Bij vonnis van 5 oktober 2022 heeft de kantonrechter [gedaagde] veroordeeld aan Zilveren Kruis te betalen € 252,48 aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en rente. Deze veroordeling zag op een betalingsachterstand van [gedaagde] met betrekking tot premie voor januari 2022 en premie voor april 2022, alsmede op eigen risico over de periode januari tot en met maart 2022.
2.3.
Op grond van eerder genoemd vonnis heeft Zilveren Kruis op 27 oktober 2022 ten laste van [gedaagde] executoriaal derdenbeslag laten leggen onder het UWV op periodieke betalingen.

3.Het geschil

3.1.
Zilveren Kruis vordert – na vermindering van eis – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 450,65, vermeerderd met de wettelijke rente over € 411,56 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Zilveren Kruis legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] met Zilveren Kruis een zorgverzekeringsovereenkomst is aangegaan en dat zij op grond van de overeenkomst aan haar periodiek premie verschuldigd is. [gedaagde] heeft een bedrag van € 262,90 aan premie over juni 2022 en over augustus 2022 niet betaald en € 150,31 aan eigen risico. Zilveren Kruis stelt dat, omdat [gedaagde] na aanmaning niet is overgegaan tot betaling, zij naast de wettelijke rente ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is geworden. Over de maanden juli, september en oktober 2022 heeft [gedaagde] € 1,65 te veel aan premie betaald. Dit is door Zilveren Kruis op het totaalbedrag in mindering gebracht.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij voert samengevat aan dat diverse bedragen die door Zilveren Kruis worden gevorderd al zijn betaald. Daarnaast was [gedaagde] in de veronderstelling dat bepaalde bedragen al waren betaald door middel van het eerder door Zilveren Kruis gelegde loonbeslag.

4.De beoordeling

4.1.
Zilveren Kruis heeft aangevoerd dat [gedaagde] de premie zorgverzekering voor de periode juni 2022 en augustus 2022 niet heeft betaald en dat sprake is van niet betaalde eigen bijdragen. Na de vermindering van eis met € 1,65 resteert nog een vordering van € 450,65.
4.2.
Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] heeft Zilveren Kruis voorafgaand aan de zitting bij brief van 24 juli 2023 nog aanvullende stukken in het geding gebracht en heeft zij deze op de zitting toegelicht. Als productie 2 heeft Zilveren Kruis een specificatie overgelegd met daarop vermeld de door [gedaagde] verschuldigde bedragen over de periode 1 januari 2022 tot en met 14 juli 2023 alsmede de door Zilveren Kruis in die periode van [gedaagde] ontvangen betalingen. Verder vermeldt de specificatie hoe de bedragen zijn afgeboekt. Uit deze specificatie blijkt dat Zilveren Kruis alle betalingen waarvan [gedaagde] bij e-mail van 28 juli 2023 betalingsbewijzen heeft overgelegd heeft ontvangen en zijn afgeboekt. De betaling met omschrijving ‘
premie maand juli [gedaagde] relatienr [nummer]’ door [gedaagde] gedaan op 22 juli 2022 is conform de omschrijving door Zilveren Kruis afgeboekt op de premie van de maand juli 2022. De betaling met omschrijving ‘
premie maand juli [gedaagde] relatienr [nummer]’ door [gedaagde] gedaan op 23 augustus 2022 is door Zilveren Kruis afgeboekt op de premie van de maand september 2022 en de betaling met omschrijving ‘
premie september’ door [gedaagde] gedaan op 23 september 2022 is door Zilveren Kruis afgeboekt op de premie van de maand oktober 2022.
4.3.
De wet schrijft voor dat een betaling moet worden afgeboekt op de verbintenis die de schuldenaar bij betaling aanwijst [1] . Wijst de schuldenaar geen verbintenis bij zijn betaling aan dan geldt dat de betaling in mindering moet worden gebracht op de oudste vordering [2] . Uit de specificatie en de door [gedaagde] overgelegde betalingsbewijzen blijkt dat zij wel een omschrijving aan de betalingen heeft gegeven, maar dat zij aan de betaling van 23 augustus 2022 dezelfde omschrijving heeft gegeven als aan de betaling van 23 juli 2022. Zilveren Kruis heeft deze betaling zelfstandig afgeboekt op de premie van de maand september 2022. Voor de betaling van 23 september 2022 geldt dat [gedaagde] ook aan die betaling een omschrijving heeft gegeven, maar volgens Zilveren Kruis stond de premie voor de maand september 2022 niet meer open omdat de betaling van 23 augustus 2022 al op de premie van de maand september 2022 is afgeboekt. Zilveren Kruis heeft deze betaling vervolgens zelfstandig afgeboekt op de premie van oktober 2022. Hoewel Zilveren Kruis betalingen bij het ontbreken van een zodanige aanwijzing in beginsel af moet boeken op de oudste openstaande vordering [3] , vindt de kantonrechter dat Zilveren Kruis deze betalingen die [gedaagde] tegen het eind van de maand heeft gedaan, terecht heeft afgeboekt op de premie voor de maand september en oktober 2022. In beginsel moeten de premies immers voor de eerste van de maand waarop de premie betrekking heeft worden betaald. Uit het voorgaande volgt dat Zilveren Kruis de betalingen waarvan [gedaagde] betalingsbewijzen heeft overgelegd heeft verwerkt. [gedaagde] heeft haar verweer dat zij de diverse bedragen die door Zilveren Kruis worden gevorderd al heeft betaald (onder meer door middel van het door Zilveren Kruis gelegde loonbeslag), gelet op het voorgaande onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om aan te tonen dat zij meer betalingen heeft verricht dan de betalingen die zij middels betalingsbewijzen heeft aangetoond. Bijvoorbeeld door aan te tonen dat zij in 2022 twaalf keer premie aan Zilveren Kruis heeft betaald en door aan te tonen hoeveel zij aan eigen bijdragen heeft betaald. Dit heeft zij nagelaten en zij heeft de juistheid van de door Zilveren Kruis overgelegde specificatie, anders dan de betwisting van het openstaande bedrag, verder niet bestreden, zodat uit wordt gegaan van de juistheid van de door Zilveren Kruis overgelegde specificatie. [gedaagde] is door het niet op juiste wijze afboeken ook niet in haar belangen geschaad, zodat in beginsel de hoofdsom kan worden toegewezen.
4.4.
Het verweer van [gedaagde] houdt ook in dat de vordering voor haar niet duidelijk was en dat zij ervan uitging dat nog verschuldigde bedragen en kosten middels het gelegde loonbeslag werden betaald. Zilveren Kruis heeft met eerdergenoemde brief van 24 juli 2023 inzicht gegeven in de verwerking van de betalingen. Zilveren Kruis heeft daarvoor ook al meerdere malen overzichten aan [gedaagde] verstrekt van de openstaande bedragen. Uit die overzichten bleek voldoende dat nog bedragen aan premie en eigen risico verschuldigd waren. Als het voor [gedaagde] toch nog onduidelijk was welke bedragen zij nog verschuldigd was, had het op haar weg gelegen om hiervoor nadere informatie te vragen of daarvoor advies in te winnen. De omstandigheid dat voor [gedaagde] niet duidelijk is waar de achterstanden uit bestaan, komt dan ook voor haar rekening en risico.
4.5.
Het voorgaande betekent dat de hoofdsom van € 413,21 zal worden toegewezen.
4.6.
Zilveren Kruis vordert verder € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is en dat de gemachtigde van Zilveren Kruis op 14 juni 2022 een aanmaning heeft verstuurd aan [gedaagde] die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Zilveren Kruis heeft daarmee voldoende onderbouwd dat zij bij gebreke van volledige en tijdige betaling door [gedaagde] in redelijkheid incassowerkzaamheden heeft doen verrichten en daarvoor (geen nodeloze) kosten heeft gemaakt. Aangezien [gedaagde] de betreffende vordering niet volledig heeft voldaan binnen de betalingstermijn zoals genoemd in de aanmaning van 14 juni 2022, komt Zilveren Kruis voor deze kosten een vergoeding toe. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief, zodat dit toewijsbaar is.
4.7.
Zilveren Kruis maakt ook aanspraak op de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de resterende hoofdsom van € 413,21 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling. Deze vordering is ook toewijsbaar aangezien [gedaagde] met de betaling van de hoofdsom in verzuim verkeert. Zij heeft de verschuldigdheid van de wettelijke rente op zichzelf ook niet betwist.
4.8.
De kantonrechter heeft in onderhavige procedure geconstateerd dat een aantal achterstanden is ontstaan ten tijde van de eerdere procedure die heeft geleid tot het vonnis van 5 oktober 2022. Desgevraagd heeft Zilveren Kruis ter zitting voldoende toegelicht waarom een deel van haar vordering niet is meegenomen in de eerdere procedure. Zij zou in dat geval met haar vordering boven de grens van € 500,00 uitkomen waardoor het griffierecht en het salaris gemachtigde zouden verdubbelen. De kantonrechter is gelet op deze toelichting van oordeel dat Zilveren Kruis die achterstanden niet had hoeven meenemen in de eerdere procedure, omdat aannemelijk is dat dit slechts tot (nog) hogere proceskosten voor [gedaagde] had geleid, en dus geen onnodige kosten heeft gemaakt met deze procedure.
4.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Zilveren Kruis zal toewijzen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Zilveren Kruis van € 452,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 413,21 vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Zilveren Kruis tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 130,49
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 160,00 ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:43 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 6:43 lid 2 BW.
3.Artikel 6:43 lid 2 BW.