ECLI:NL:RBNHO:2023:10000

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
10266462 \ CV EXPL 23-119
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na winkeldiefstal door minderjarigen

In deze zaak heeft de Stichting ServiceOrganisatie Directe Aansprakelijkstelling (SODA) een vordering ingesteld tegen twee minderjarige gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], die op 10 juli 2018 bij Primark Alkmaar zijn aangehouden op verdenking van winkeldiefstal. SODA, die optreedt namens Primark, vordert betaling van schadevergoeding ter hoogte van € 236,96, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden hebben de diefstal erkend, maar betwisten de omvang van de schade en stellen dat zij slechts een set oorbellen ter waarde van € 0,50 hebben gepakt, terwijl zij andere producten wel hebben afgerekend.

De kantonrechter heeft de vordering van SODA afgewezen, omdat SODA onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagden een onrechtmatige daad hebben gepleegd. De kantonrechter oordeelt dat de stelling van SODA dat de gedaagden zich schuldig hebben gemaakt aan winkeldiefstal niet voldoende onderbouwd is, vooral omdat er geen proces-verbaal of andere bewijsstukken zijn overgelegd die de betrokkenheid van de gedaagden bij de diefstal bevestigen. De kantonrechter concludeert dat de gedaagden niet aansprakelijk zijn voor de gevorderde schade en dat de proceskosten voor rekening van SODA komen.

Het vonnis is uitgesproken door mr. I.H. Lips op 6 september 2023, waarbij de kantonrechter de vordering afwijst en SODA veroordeelt tot betaling van de proceskosten aan de gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10266462 \ CV EXPL 23-119 TB
Uitspraakdatum: 6 september 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting ServiceOrganisatie Directe Aansprakelijkstelling (SODA)
voorheen genaamd
Stichting OverlastDonatie Amsterdam (SODA)
gevestigd te Amersfoort
eiseres
verder te noemen: SODA
gemachtigde: J.J. Sikkema, gerechtsdeurwaarder
tegen

1.[gedaagde sub 1]

wonende te [woonplaats]
2. [gedaagde sub 2]
wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
gemachtigde: mr. R.J.A. Verhoeven

1.Het procesverloop

1.1.
SODA heeft bij dagvaarding van 15 december 2022 een vordering tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ingesteld. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
SODA heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een schriftelijke reactie hebben gegeven.

2.De feiten

2.1.
SODA is een onderneming die voor (onder andere) winkeliers diensten verricht tot het beperken van schade als gevolg van wanprestatie en onrechtmatige gedragingen. SODA staat onder toezicht van de stichting Directe Aansprakelijkstelling Aan Daders.
2.2.
In deze zaak treedt SODA op voor de winkelier Primark Alkmaar, welke SODA middels lastgeving (cessie ter incasso) heeft gemachtigd tot het verhalen van schade als gevolg van winkeldiefstal.
2.3.
Op 10 juli 2018 zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bij Primark Alkmaar in Alkmaar aangehouden op verdenking van winkeldiefstal. Zij waren toen beiden 14 jaar oud.
2.4.
Bij brief van 16 juli 2018 heeft SODA [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aansprakelijk gesteld voor de door Primark Alkmaar geleden schade, en hen ieder afzonderlijk verzocht € 90,50 te betalen aan SODA. Dit bedrag is het standaard minimum bedrag voor minderjarigen tussen de 14 en 18 jaar oud wegens geleden schade door diefstal.
2.5.
Bij brieven van 6 augustus 2018, 27 augustus 2018 en 28 september 2018 heeft SODA wederom [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aangeschreven om over te gaan tot betaling.

3.De vordering

3.1.
SODA vordert dat de kantonrechter [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 236,96, vermeerderd met de wettelijke rente over € 181,00, met veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van deze procedure.
3.2.
SODA legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld tegenover Primark Alkmaar door winkeldiefstal te plegen en dat Primark Alkmaar daardoor minimaal een (standaard)bedrag van € 181,00 aan schade heeft geleden. Als lasthebber van Primark Alkmaar is zij bevoegd deze schade te vorderen. SODA vordert daarnaast buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 40,00 en de tot en met de dag van dagvaarden vervallen wettelijke rente tot een bedrag van € 15,96.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben verweer gevoerd waarop, voor zover van belang hierna zal worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Aan de orde is de vraag of SODA voldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tegenover Primark Alkmaar een onrechtmatige daad hebben gepleegd. SODA heeft de onrechtmatige daad gegrond op de stelling dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich schuldig hebben gemaakt aan winkeldiefstal.
5.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben hiertegenover gesteld dat zij weliswaar erkennen te zijn aangehouden ter zake winkeldiefstal bij Primark Alkmaar, maar betwisten bij gebrek aan wetenschap te zijn veroordeeld voor de hun in deze procedure verweten winkeldiefstal. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren aan dat SODA heeft verzuimd te melden waaruit de diefstal heeft bestaan. Voor zover zij zich kunnen herinneren hebben zij, ieder voor zich, uit een verpakking met vier sets oorbellen, elk één set oorbellen ter waarde van € 0,25 gehaald. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben destijds wel andere producten afgerekend bij de kassa. De oorbellen zijn onbeschadigd geretourneerd aan Primark Alkmaar. Het vermeende vergrijp heeft een waarde van € 0,50, aldus [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
5.3.
SODA heeft vervolgens gesteld dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de winkeldiefstal erkennen en dat zij van de politie gegevens van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft ontvangen over een winkeldiefstal in Primark Alkmaar. SODA noemt het nummer van het proces-verbaal dat zij van de politie heeft ontvangen en volgens SODA staat daarmee vast dat een delict en dus onrechtmatige daad is gepleegd. De kantonrechter is het daarmee niet eens. Met hun verweer, zoals hiervoor in 5.2. weergegeven, betwisten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wel degelijk dat sprake is van een strafbaar feit (“vergrijp”) of onrechtmatige daad. Hun stelling dat ze een set oorbellen uit een set van vier hebben gehaald, is onvoldoende om vast te stellen dat sprake is van diefstal of onrechtmatig handelen, omdat andere gegevens over het incident ontbreken. SODA heeft het proces-verbaal van de politie niet overgelegd omdat zij dit naar eigen zeggen niet zelf kan opvragen omdat zij geen partij is in het strafrechtelijke proces. Maar SODA heeft ook geen andere onderbouwende stukken overgelegd, zoals een door de winkel ingevuld aangifteformulier of ander stuk van de winkel waaruit de betrokkenheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en de feitelijke gang van zaken blijkt. Alleen de stelling van SODA dat zij gegevens over de diefstal van de politie heeft ontvangen met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als verdachten, is onvoldoende tegenover de betwisting van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Ook is niet gebleken van een strafrechtelijke vervolging van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wegens diefstal.
5.4.
Dit leidt tot de conclusie dat SODA haar stellingen, in het licht van de betwisting door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], onvoldoende heeft onderbouwd. De vordering wordt daarom afgewezen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van SODA, omdat zij ongelijk krijgt. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vorderen daarnaast veroordeling van SODA in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 19,50 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt SODA tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden vastgesteld op een bedrag van € 78,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2];
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter