ECLI:NL:RBNHO:2022:9999

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
C/15/326468 / FA RK 22-1396
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag en wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder en de stiefvader van de minderjarige [de minderjarige] tot gezamenlijk gezag en wijziging van de geslachtsnaam. De moeder en de stiefvader hebben verzocht om gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] te worden belast, alsook om de geslachtsnaam van [de minderjarige] te wijzigen in die van de stiefvader. De vader van [de minderjarige] verzet zich tegen de naamswijziging, maar de rechtbank heeft beide verzoeken toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de wens van [de minderjarige] om dezelfde naam te dragen als zijn stiefvader authentiek is en bijdraagt aan zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft daarbij ook de belangen van de vader in overweging genomen, maar oordeelt dat het belang van [de minderjarige] zwaarder weegt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al jarenlang geen contact is tussen de vader en [de minderjarige], en dat de moeder en de stiefvader al geruime tijd samen de zorg voor [de minderjarige] dragen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zijn stiefvader officieel met het gezag wordt belast en dat de geslachtsnaamwijziging de juridische situatie in overeenstemming brengt met de feitelijke situatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
gezag en wijziging geslachtsnaam
zaak-/rekestnr.: C/15/326468 / FA RK 22-1396
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 11 november 2022
in de zaak van:
[de moeder],
hierna mede te noemen de moeder,
en
[de stiefvader] ,
hierna mede te noemen de stiefvader,
tezamen ook genoemd: verzoekers,
beiden wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de vader.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure opgeroepen:
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder van 18 maart 2022, ingekomen op
21 maart 2022;
- het F9-formulier, met bijlage, van de advocaat van de moeder van 25 maart 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van
26 september 2022 in aanwezigheid van de moeder en de stiefvader, bijgestaan door mr. P.J. van de Pol, en [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad. De vader heeft kort voor aanvang van de zitting laten weten door ziekte niet te kunnen verschijnen. De behandeling van de zaak is vervolgens ter zitting aangehouden en op de zitting van 14 oktober 2022 voortgezet. Daarbij zijn verschenen de moeder en de stiefvader, bijgestaan door mr. P.J. van de Pol, de vader en [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad. De vader heeft de zitting voortijdig verlaten.
1.3.
De minderjarige [de minderjarige] heeft op 23 september 2022 een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Op 5 oktober 2022 heeft [de minderjarige] een aanvullende brief aan de kinderrechter gestuurd. Van de inhoud van het gesprek en de brief is door de rechter verslag gedaan ter zitting en de aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Uit deze relatie is op [geboortedatum] te [plaats] geboren de minderjarige [de minderjarige] (hierna te noemen: [de minderjarige] ).
De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 juni 2014 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling heeft geduurd tot 17 november 2015. Bij beschikking van
9 februari 2017 is [de minderjarige] opnieuw onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling heeft geduurd tot 9 februari 2018.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 oktober 2015 zijn de verzoeken van de vader om hem mede te belasten met het gezag over [de minderjarige] en een omgangsregeling vast te stellen, afgewezen. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij beschikking van 1 augustus 2017 de beschikking van 7 oktober 2015 bekrachtigd.
2.5.
De moeder heeft sinds [datum] een geregistreerd partnerschap met de stiefvader. Zij hebben samen twee dochters, [dochter 1] , geboren op [geboortedatum] , en [dochter 2] , geboren op [geboortedatum] .
2.6.
[de stiefvader] heeft twee kinderen uit een eerdere relatie: [kind 1] , geboren op [geboortedatum] en [kind 2] , geboren op [geboortedatum] .
2.7.
De vader heeft nog een zoon, [zoon] , geboren op [geboortedatum] .

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van de moeder en de stiefvader strekt ertoe dat zij gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] worden belast. Het verzoek is vergezeld van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de [de minderjarige] in, zoals ter zitting is komen vast te staan, de geslachtsnaam: [geslachtsnaam] .
3.2.
Volgens verzoekers staat de stiefvader in een nauwe persoonlijke betrekking tot [de minderjarige] . Tevens hebben zij gesteld dat de moeder al vanaf de geboorte van [de minderjarige] belast is met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] en dat zij vanaf 2014 samen met de stiefvader voor [de minderjarige] zorgt en hem opvoedt. Het verzoek is het juridisch vastleggen van de feitelijke situatie. [de minderjarige] heeft zelf ook de wens dat de stiefvader mede met het gezag over hem wordt belast en dat hij daarbij de geslachtsnaam van de stiefvader krijgt. Er is dan ook geen vrees dat de belangen van [de minderjarige] worden verwaarloosd. [de minderjarige] heeft nooit in gezinsverband samengeleefd met de vader. Vanaf de beschikking van het hof van 1 augustus 2017 is er geen contact meer geweest tussen de vader en [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft ook altijd aangegeven geen contact met de vader te willen. Verzoekers achten de geslachtsnaamwijziging in het belang van [de minderjarige] . Hij is de enige in het gezin met een andere naam. [de minderjarige] voelt zich ‘een [geslachtsnaam] ’. Een naamswijziging brengt de juridische situatie in overeenstemming met de feitelijke situatie en zo kan [de minderjarige] zich ook via zijn geslachtsnaam volledig en volwaardig identificeren met zijn moeder en de stiefvader met wie hij in gezinsverband samenleeft en die de belangrijkste rol in zijn leven en opvoeding vervullen.

4.Verweer

4.1.
De vader heeft ter zitting aangegeven het niet eens te zijn met de verzoeken. [de minderjarige] is een ‘ [geslachtsnaam] ’ en zal altijd een ‘ [geslachtsnaam] ’ blijven, aldus de vader. De vader is van mening dat er teveel is gebeurd. Zo stelt de vader dat hij is bedreigd, [de minderjarige] van hem is afgenomen en dat hem de omgang met [de minderjarige] onmogelijk is gemaakt. De vader is moe gestreden en boos over wat hem wordt aangedaan. Het is te beladen geworden voor de vader om zich nog te kunnen verzetten. De vader wil niets meer met de moeder en de stiefvader te maken hebben. De vader mist [de minderjarige] en vindt het heel belangrijk dat [de minderjarige] weet dat hij van hem houdt en dat de deur altijd voor hem open zal staan. De vader legt zich voor nu neer bij de wens van [de minderjarige] , maar vindt wel dat die wens is ingekleurd door de moeder en de stiefvader. De vader vertrouwt erop dat [de minderjarige] als hij ouder is uiteindelijk uit zichzelf bij hem terug zal komen. Hij zal er dan voor zorgen dat, hoeveel het ook kost, de naamswijziging weer ongedaan zal worden gemaakt.

5.Standpunt van de Raad.

5.1.
De Raad heeft ter zitting aangegeven dat de moeder het eenhoofdig gezag heeft en alle beslissingen gezamenlijk met de stiefvader neemt. Zij wordt daarin niet gehinderd door de vader. De stiefvader en de moeder staan niet tussen eventueel contact tussen de vader en [de minderjarige] . In het gezin zijn meerdere kinderen en door de moeder en de stiefvader wordt geen onderscheid gemaakt tussen deze kinderen. De verzoeken van de vader om hem mede te belasten met het gezag zijn meerdere keren afgewezen. De Raad vindt het belangrijk dat de belangrijkste hoofdverzorgers, de moeder en de stiefvader, samen genuanceerde beslissingen kunnen nemen over [de minderjarige] en elkaar daarbij kunnen helpen. De Raad adviseert de rechtbank om het verzoek tot gezamenlijk gezag van de moeder en de stiefvader toe te wijzen.
5.2.
De Raad is ambtshalve bekend met het feit dat er in het verleden veel is gebeurd tussen de ouders. Dat is inmiddels meer dan vijf jaar geleden. Wat er vroeger zou zijn gebeurd tussen de vader en [de minderjarige] is volgens de Raad nooit vastgesteld. Maar bij [de minderjarige] staat het wel vast in zijn hoofd. De Raad vindt het belangrijk voor [de minderjarige] dat hij zijn trauma’s en herinneringen in zijn verleden kan laten. Dan komt er ruimte om toe te komen aan de ontwikkelingstaken in zijn leven. De Raad acht dat van groot belang voor [de minderjarige] .
De Raad begrijpt de behoefte van [de minderjarige] en zijn wens om deel uit te maken van het gehele gezin van de moeder en de stiefvader. Aan de andere kant is het voor kinderen belangrijk dat ze weten van wie ze afstammen en dat dit enigszins zichtbaar is. Uit het gesprek dat [de minderjarige] met de kinderrechter heeft gevoerd, komt een iets genuanceerder vaderbeeld bij [de minderjarige] naar voren dan destijds en er lijkt er een wens te zijn om ooit zijn broertje een keer te zien. Wellicht ontstaat er bij [de minderjarige] in de toekomst de gedachte en de wens om zijn vader te willen spreken. [de minderjarige] kan thuis bij zijn moeder en stiefvader over zijn vader praten als hij dat wil. De vader is geen verboden onderwerp. Een naamswijziging betekent echter niet alleen dat [de minderjarige] niet meer dezelfde geslachtsnaam heeft als zijn vader, maar ook dat hij anders heet dan de rest van zijn familie. De Raad heeft gezien dat de vader zichtbaar veel verdriet heeft en emotioneel reageert op het idee dat [de minderjarige] wel een ‘ [geslachtsnaam] ’ is en zal blijven, maar mogelijk niet meer zo zal heten. De Raad begrijpt dat de naam van de stiefvader beladen is voor de vader. Het wekt de suggestie dat de vader wordt vervangen, hoewel daarvan feitelijk geen sprake is. De Raad maakt zich op zich geen zorgen over [de minderjarige] en de wijze waarop hij zal omgaan met een andere geslachtsnaam. De vader heeft aangegeven dat zijn deur altijd voor [de minderjarige] openstaat en dat hij ervan uitgaat dat [de minderjarige] vanzelf naar hem toe zal komen. De Raad vraagt zich af welke invloed de geslachtsnaamwijziging zal hebben op eventueel hernieuwd contact met de vader, nu de vader heeft gezegd dat die naamswijziging koste wat kost dan weer zal worden teruggedraaid. De naamswijziging mag geen risico vormen voor mogelijk contact in de toekomst tussen de vader en [de minderjarige] . De Raad vraagt zich dan ook af of het ook niet een optie is om voor de geslachtsnaam van de moeder te kiezen. De Raad maakt daarbij wel de aantekening dat niet kan worden voorspeld of dat minder negatief door de vader wordt ervaren. De Raad acht nader onderzoek niet in het belang van [de minderjarige] , omdat de last van een onderzoek bij [de minderjarige] niet in verhouding staat tot de aard van het verzoek. De Raad heeft zich onthouden van het geven van een concreet advies, maar heeft genoemde punten meegegeven aan de rechtbank ter overweging.

6.De beoordeling

6.1.
De verzoeken dienen te worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek.
Op grond van dit artikel kan de rechtbank, indien het gezag bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten. Dit verzoek kan, in het geval dat het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, slechts worden toegewezen, indien:
a. de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
b. de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
Het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
Het verzoek kan voorts samen gaan met een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind.
gezamenlijk gezag
6.2.
Gelet op de stukken, het verhandelde ter zitting en het advies van de Raad is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot gezamenlijk gezag van de moeder en de stiefvader dient te worden toegewezen. De rechtbank zal deze beslissing hierna uitleggen.
6.3.
Tussen de vader en [de minderjarige] is al jarenlang geen contact meer. De verzoeken van de vader om hem mede te belasten met het gezag en een omgangsregeling vast te stellen, zijn zowel door de rechtbank als het gerechtshof afgewezen. In die procedure heeft de Raad onderzoek gedaan en [de minderjarige] heeft langere tijd onder toezicht gestaan. Sinds 2017 is er geen contact meer tussen de vader en [de minderjarige] en heeft de vader geen zicht meer op het leven van [de minderjarige] .
6.4.
De moeder en de stiefvader voeden [de minderjarige] al meer dan acht jaar samen op en nemen in het dagelijks leven ook samen alle beslissingen over [de minderjarige] . [de minderjarige] kampt met persoonlijke problematiek waarvoor diverse hulpverlening is ingeschakeld en ook in de toekomst nog hulpverlening nodig zal zijn. De opvoeding en verzorging van [de minderjarige] vereist dan ook de nodige aandacht van de moeder en de stiefvader en er moeten ook geregeld belangrijke gezagsbeslissingen worden genomen. Het is in het belang van [de minderjarige] dat zijn stiefvader daarover meebeslist en dat zijn gezagspositie ook officieel wordt vastgelegd. Er bestaat geen vrees dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van [de minderjarige] zouden worden verwaarloosd.
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat ook aan de overige voorwaarden van artikel 1:253t lid 1 en lid 2 BW is voldaan.
geslachtsnaamwijziging
6.6.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] van ‘ [geslachtsnaam] ’ in ‘ [geslachtsnaam] ’ eveneens dient te worden toegewezen. De rechtbank legt die beslissing als volgt uit.
6.7.
De rechtbank onderschrijft het door de Raad naar voren gebrachte uitgangspunt dat terughoudend dient te worden omgegaan met een wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige. Gelet op de gevolgen van een dergelijke wijziging dient daartoe niet lichtvaardig te worden besloten,. De geslachtsnaam van een kind behoort tot zijn identiteits- en afstammingskenmerken, die altijd bij hem blijven, ook nadat hij volwassen is geworden. Er moet dan ook in beginsel terughoudend met een geslachtsnaamwijziging worden omgegaan, met name als het gaat om het wijzigen van de geslachtsnaam van een minderjarige in die van de gezagsdragende nieuwe partner van een van de ouders. Toch kan onder omstandigheden een wijziging van de geslachtsnaam in het belang van de minderjarige zijn. De rechtbank is van oordeel dat dit bij [de minderjarige] het geval is.
6.8.
[de minderjarige] groeit op in het gezin van de moeder en de stiefvader en de andere kinderen, binnen welk gezin hij zekerheid en geborgenheid vindt. In dat gezin dragen de gezinsleden de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam] ’. [de minderjarige] heeft een sterke band met zijn stiefvader, beschouwt hem als zijn vader en noemt hem ook papa. De wens van [de minderjarige] om dezelfde naam te dragen is naar het oordeel van de rechtbank authentiek en diep geworteld. Het geeft hem de mogelijkheid om zich hierna verder te concentreren op zijn ontwikkelingstaken en onder begeleiding van de moeder en de stiefvader op te groeien tot een evenwichtige volwassene. [de minderjarige] heeft zelf nadrukkelijk voor de naam van zijn stiefvader gekozen. Hij heeft het nodig om met die naam de bevestiging te krijgen dat zijn stiefvader er voor hem is, voor hem zorgt en dat ook duurzaam wil blijven doen. De rechtbank begrijpt de vrees van de Raad dat de naamswijziging een complicerende factor kan zijn als [de minderjarige] in de toekomst contact zoekt met zijn vader. Deze onzekere toekomstverwachting weegt voor de rechtbank echter niet zwaarder dan het belang van [de minderjarige] nu bij toewijzing van het verzoek. Voor [de minderjarige] is het erg belangrijk dat er op dit moment naar zijn wens wordt geluisterd. De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van [de minderjarige] zelf, de moeder en de stiefvader de overtuiging gekregen dat er binnen het gezin nog steeds ruimte is voor het feit dat de vader de biologische vader van [de minderjarige] is. [de minderjarige] mag praten over zijn vader en vragen stellen. Ook staan de moeder en de stiefvader open voor contact tussen [de minderjarige] en zijn vader als [de minderjarige] daar aan toe is. Een naamswijziging zal dat niet veranderen, en zou juist bij [de minderjarige] tot (meer) verzet tegen zijn vader kunnen leiden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het belang van [de minderjarige] zich niet verzet tegen wijziging van zijn geslachtsnaam. De door de vader aangevoerde bezwaren geven geen aanleiding voor een ander oordeel.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
wijzigt het gezag over de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , in die zin dat de moeder en de stiefvader worden belast met het gezamenlijke gezag over genoemde minderjarige;
7.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
wijzigt de geslachtsnaam van voornoemde minderjarige in die zin dat de geslachtsnaam zal zijn “ [geslachtsnaam] ” in plaats van “ [geslachtsnaam] ”;
7.4.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] , voorkomende in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam over 2010, in die zin dat de geslachtsnaam van de in 7.1 genoemde minderjarige wordt gewijzigd in “ [geslachtsnaam] ”.
7.5.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] , teneinde de hiervoor in 7.3. en 7.4. vermelde latere vermelding toe te voegen.
7.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op
11 november 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.