ECLI:NL:RBNHO:2022:9938

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
20/3476
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 9 november 2022, is het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering behandeld. Eiseres had haar WIA-uitkering beëindigd gekregen per 6 januari 2020, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch en arbeidskundig onderzoek door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zorgvuldig is uitgevoerd. Eiseres had bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het Uwv, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 18 mei 2021 behandeld en het onderzoek heropend om eiseres te laten onderzoeken door deskundigen. De deskundigen hebben rapporten opgesteld, waaruit bleek dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank concludeert dat de rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig zijn opgesteld en dat de aangenomen beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) voldoende zijn. Eiseres heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de conclusies van de verzekeringsarts zouden kunnen weerleggen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3476

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2022 in de zaak tussen

[naam 1] uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.T. Jansen-Bosch),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder)
(gemachtigde: J. de Haan).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het bezwaar van eiseres. Bij besluit van 5 november 2019 is haar WIA-uitkering beëindigd per 6 januari 2020, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
Met het bestreden besluit van 29 mei 2020 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder is bij de beslissing gebleven dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Eiseres heeft beroep aangetekend. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 18 mei 2021 via een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
Bij beslissing van 18 mei 2021 is het onderzoek door de rechtbank heropend om eiseres te laten onderzoeken door een deskundige.
De deskundige (neuroloog) heeft een rapport opgesteld van het onderzoek, d.d.
14 september 2021. De deskundige (orthopeed) heeft een rapport d.d. 12 april 2022 opgesteld van het onderzoek op 21 maart 2022.
Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd bij brief van 10 mei 2022 en verweerder bij brief van 10 juni 2022.
Partijen hebben, desgevraagd, niet verzocht om een nieuwe zitting te houden.
De rechtbank heeft het onderzoek heden gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de vraag of eiseres per datum in geding terecht minder dan 35% arbeidsongeschikt is beoordeeld en daarmee of haar WIA-uitkering kon worden beëindigd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Wat er aan vooraf ging

1. Eiseres, voorheen werkzaam als medewerker facilitaire dienst/interieurverzorger bij [werkgever] voor gemiddeld 19,18 uur per week, heeft zich op 19 mei 2014 ziek gemeld met gezondheidsklachten. Eind 2015 is eiseres onderzocht door de verzekeringsarts in het kader van een Deskundigenoordeel (rapport van 3 november 2015). Op 24 maart 2016 is eiseres onderzocht door de verzekeringsarts ter beoordeling van re-integratie-inspanningen. Daarbij is een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. Er konden op dat moment geen functies worden geduid. Met ingang van 16 mei 2016 is haar een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend, omdat eiseres voor 80-100% arbeidsongeschikt wordt geacht op arbeidskundige gronden.
Op 6 juni 2018 is eiseres onderzocht in het kader van een herbeoordeling. In het rapport van dezelfde datum is vermeld dat eiseres geopereerd zal worden en daarvan zal moeten herstellen, zodat zij tijdelijk voldoet aan de criteria van ‘geen benutbare mogelijkheden’ met het advies om over 6 maanden een heronderzoek te verrichten. Met ingang van 16 augustus 2018 ontvangt eiseres een loonaanvullingsuitkering, omdat zij voor 80-100% arbeidsongeschikt wordt geacht.
2. Op 26 maart 2019 is verweerder door de werkgever om een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres gevraagd, omdat er aanwijzingen zijn dat sprake is van een duurzame en volledige arbeidsongeschiktheid.
3. In het kader van deze herbeoordeling heeft een arts van verweerder het dossier bestudeerd en is eiseres op 16 september 2019 op het spreekuur onderzocht. In de rapportage van 15 oktober 2019 (getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts) is vermeld dat eiseres met name beperkingen ervaart ten aanzien van fysiek belastende handelingen als hand- en vingergebruik (vooral knijp- en grijpkracht rechts), werken met toetsenbord en muis, schroefbewegingen maken, frequent reiken, duwen en trekken, tillen en dragen en boven schouderhoogte werken. Er is geen aanleiding voor het stellen van een urenbeperking op energetische of preventieve gronden of wegens verminderde beschikbaarheid. De aangenomen beperkingen zijn neergelegd in de FML van
15 oktober 2019. Uitgaande van deze FML heeft de arbeidsdeskundige in de rapportage van 6 mei 2019 de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 29,36%. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
4. In de bezwaarfase heeft op verzoek van de werkgever de verzekeringsarts [naam 2] op 21 februari 2020 een medisch rapport opgesteld. Volgens [naam 2] is de belastbaarheid van eiseres niet juist vastgesteld. Er zijn aanvullende/sterke beperkingen aan de orde voor hand- en vingergebruik met name voor repetitieve hand- en vingerbewegingen, maar ook voor langdurig fixeren /vasthouden van handgrepen/voorwerpen en de eerder aangegeven beperking voor zien is volgens [naam 2] onnavolgbaar niet meer aangegeven. Het onderzoek naar de linker arm is te beperkt geweest: er ontbreken specifieke testen voor epicondylitis (tenniselleboog). De door de arbeidsdeskundige geduide functie van medewerker tuinbouw is niet geschikt wegens repetitieve hand- en vingerbewegingen en het fixeren bij de pincetgreep en cilindergreep, aldus [naam 2] .
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, het medische rapport van [naam 2] bestudeerd en eiseres op 30 april 2020 telefonisch (i.v.m. Covid) gesproken. Ook heeft zij informatie opgevraagd bij de huisarts, de pijnpoli en de oogarts. Volgens de ongedateerde rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is bij eiseres sprake van een chronisch pijnsyndroom links erger dan rechts na een tenniselleboog, en een behandeling voor ulnaropathie rechts en diverse behandelingen hiervoor aan de rechterzijde. Ook heeft eiseres oogklachten met onbekende oorzaak. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het onwaarschijnlijk dat eiseres op dat moment nog last heeft van 1 of meer tennisellebogen. Het beloop past niet bij een tenniselleboog (geneest met rust) en de laatste behandelingen passen niet bij die diagnose. De nu nog door eiseres ervaren tintelingen passen niet bij een tenniselleboog en het gebied van de nervus ulnaris. Ook de bevindingen van de primaire arts passen niet bij een tenniselleboog evenals een beperkte bewegingsuitslag.
Het activiteitenniveau van eiseres, het feit dat ze autorijdt, haar presentatie bij de primaire arts en de wijze waarop eiseres het gesprek met de verzekeringsarts bezwaar en beroep voerde passen niet bij een pijnscore van 9,5.
Eiseres heeft geen toestemming verleend voor verlenging van de bezwaartermijn dan wel uitstel van de rapportage, waarna de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar rapportage heeft gebaseerd op de tot dan toe beschikbare medische gegevens en de telefonische hoorzitting. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep lijkt er geen sprake meer te zijn van een anatomisch substraat maar van een chronisch pijnsyndroom. Zij acht de aangenomen beperkingen in de FML voldoende. Ze heeft voorts nog toegelicht dat het duidelijker zou zijn geweest als de primaire arts een provocatietest zou hebben gedaan, maar de uitslag daarvan was niet relevant geweest, omdat er in de FML al sterke beperkingen zijn gegeven voor de armen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voorts gerapporteerd dat [naam 2] eiseres niet zelf gezien heeft en dat [naam 2] uitgaat van een tenniselleboog terwijl niet waarschijnlijk is dat dit nog aan de orde is.
6. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 29 mei 2020 geoordeeld dat één van de door de arbeidsdeskundige geduide functies ongeschikt is voor eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens de functie medewerker tuinbouw (planten, bloemen, vruchten), de functie parkeercontroleur en de functie winkelhulpkracht aan de schatting ten grondslag gelegd. Vergelijking van het loon in de geduide functies met het inkomen dat eiseres voorheen met haar werk verdiende - dat is het maatmaninkomen - leidt er volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toe dat eiseres voor 29,6% arbeidsongeschikt moet worden geacht. De mate van arbeidsongeschiktheid is dus minder dan 35% en daarom komt eiseres per 6 januari 2020 niet langer in aanmerking voor een WIA-uitkering.
Verweerder heeft de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en die van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.
Standpunt eiseres
7. Eiseres heeft aangevoerd dat de ernst van haar medische situatie door de (verzekerings)artsen is onderschat. Er staan onjuistheden en onvolkomenheden in de rapportages van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen en de rapportages zijn onzorgvuldig tot stand gekomen. Er zijn geen onderzoeken of tests door de verzekeringsarts gedaan hoe eiseres in bepaalde situaties reageert en/of functioneert. Anders dan de verzekeringsarts heeft gesteld, heeft eiseres vroeger niet op hoog niveau badminton gespeeld. Ook heeft eiseres wel genoemd dat zij aan haar duim is behandeld, maar eiseres kan haar duim nog steeds niet goed gebruiken. Haar oogklachten staan niet benoemd in de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres maakt zich ernstig zorgen over de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige rapportage. De behandelend sector is een andere visie toegedaan dan de verzekeringsarts. Vanwege haar klachten en beperkingen acht eiseres een urenbeperking geïndiceerd. In een reguliere werkomgeving zullen haar klachten verergeren. Eiseres acht zich volledig arbeidsongeschikt.
Standpunt verweerder
8. In de beroepsfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 3 september 2020 en op 14 januari 2021 gereageerd op de ontvangen medische informatie van de huisarts, de pijnpoli, de oogarts, de arbo-arts en de beroepsgronden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit de informatie van de huisarts dat in 2015/2016 de tenniselleboog niet meer ter sprake is, omdat eiseres dan klachten heeft die aan een ulnaropathie doen denken. Ondanks dat de neuroloog de diagnose neuropathie niet kon stellen is eiseres geopereerd, maar de behandelingen hadden geen effect. Bij het onderzoek door de primaire arts waren er geen opvallende afwijkingen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is sprake van een chronisch pijnsyndroom. Ook heeft de primaire arts geen afwijkingen aan de duim beschreven. Eiseres heeft de duimklachten ook niet genoemd. Niet valt in te zien dat zij haar duim niet normaal kan belasten. Voorts blijkt uit de informatie van de oogarts (2020) dat eiseres, ondanks de gestelde diagnose (floaters), een nagenoeg normale visus heeft. Daarom zijn er geen gronden om beperkingen aan te nemen ten aanzien van zien en beeldschermgebruik. De informatie van de arbo-arts was reeds bekend en is meegewogen bij de beoordeling. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport opgemerkt dat niet gebleken is dat de behandelend sector een andere visie is toegedaan. Dat in het rapport onjuist over badminton is gerapporteerd, betekent volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet dat de rest van het onderzoek onzorgvuldig is. Er bestaat volgens haar dan ook geen aanleiding om de FML verder aan te scherpen.
9. Naar aanleiding van hetgeen partijen hebben aangevoerd ter zitting zijn deskundigen ingeschakeld.
Deskundige neuroloog10. De deskundige neuroloog heeft kennis genomen van de voorgeschiedenis, waaronder de stukken van de diverse behandelaars en heeft eiseres zelf onderzocht. Samengevat geeft de neuroloog aan dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn voor een nervus-ulnarisneuropathie. De neuroloog concludeert tot persisterende pijnklachten in beide armen, rechts veel meer uitgesproken dan links, op basis van epicondylitits medialis en lateralis, waarvoor eiseres is geopereerd [in 2014]. Neurologisch zijn er, behoudens carpaletunnelsyndroom rechts, geen duidelijke andere afwijkingen. Het carpaletunnelsyndroom is niet verantwoordelijk voor de hevige pijnklachten. Het is een relatief klein probleem waaraan eiseres in 2021 is geopereerd. De oorzaak van de beperkingen is een niet-neurologische aandoening. De neurologische betrokkenheid is zeer beperkt en niet verantwoordelijk voor de ernstige beperkingen die zijn aangegeven in het belastbaarheidsonderzoek. De pijnklachten zijn vermoedelijk het gevolg van een geopereerde epicondylitis lateralis en medialis rechts. De orthopeed kan dit beantwoorden.
Deskundige orthopeed11. De deskundige orthopeed heeft kennis genomen van de stukken van de diverse behandelaars en heeft eiseres zelf lichamelijk onderzocht, waarbij ook een röntgenfoto is gemaakt. Samengevat wordt in het rapport aangegeven dat op grond van zijn onderzoek thans geen orthopedische afwijkingen gevonden worden die de klachten van eiseres verklaren. Er kan niet met zekerheid worden gesteld dat er sprake was van een epicondylitis beiderzijds. Er waren surmenageklachten van de rechterelleboog, die al langer bestonden en zonder twijfel gerelateerd waren aan de belasting in de werkzaamheden. Eiseres had geen beperkingen voor normaal gebruik van haar rechterelleboog op 5 november 2019, waarbij wordt gememoreerd dat zij gevoelig is voor overbelasting. Na voornoemde datum hebben zich geen medische ontwikkelingen voorgedaan die relevant zijn te vermelden. De orthopeed verklaart volledig te kunnen instemmen met de vastgestelde belastbaarheid. Als er geen belastende activiteiten voor de elleboog (m.n. repeterende bewegingen) bij het werk zouden zijn, overeenkomend met de mogelijkheden in gedingstuk M28 [FML van 15 oktober 2019], zou zij in november 2019 al in staat zijn werk te verrichten in overeenstemming met deze mogelijkheden. Het aantal uren ligt buiten zijn expertise.
Het oordeel van de rechtbank
12. De rechtbank is van oordeel dat de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennisgenomen van het rapport van de primaire verzekeringsarts, heeft dossierstudie verricht, heeft eiseres telefonisch gesproken, heeft kennisgenomen van het verzekeringsgeneeskundige rapport van [naam 2] en heeft de medische informatie van de behandelend sector bij haar beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschikte over voldoende gegevens om tot een afgewogen oordeel over de medische gesteldheid van eiseres te komen.
13. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in haar standpunt dat uit de overgelegde medische informatie niet blijkt dat eiseres op de datum in geding (6 januari 2020) nog last had van een tenniselleboog. Zonder af te willen doen aan de beleving en ervaring van eiseres zelf van haar klachten en haar belastbaarheid, worden in de FML alleen beperkingen opgenomen van klachten die (medisch) geobjectiveerd kunnen worden. Vanwege de beperkingen en klachten in de rechterarm en -hand van eiseres zijn in de FML op een groot aantal items in de rubriek dynamische handelingen beperkingen vastgelegd. Ook kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat niet is gebleken, gelet op de informatie van de oogarts en de orthoptist, dat eiseres vanwege haar oogklachten beperkt is voor beeldschermwerk. Eiseres heeft aangegeven dat zij alleen klachten ervaart bij het kijken op een witte achtergrond. Als aangegeven kan de achtergrond van een beeldscherm eenvoudig gewijzigd worden in een andere kleur.
14. Eiseres heeft geen nieuwe medische stukken in het geding gebracht die maken dat getwijfeld moet worden aan de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep getrokken conclusies. De conclusies van de verzekeringsarts(en) worden ook bevestigd door de rechtbank ingeschakelde deskundigen. De medische grondslag van het bestreden besluit is dan ook deugdelijk. Anders dan eiseres betoogt, is er geen grond om meer beperkingen aan te nemen. Daarvoor ontbreekt een medische objectivering. Er komen geen nieuwe medische bevindingen naar voren dan waarvan de (bezwaar) verzekeringsartsen zijn uitgegaan. Dit geldt ook voor de aangenomen beperkingen, waarbij rekening is gehouden met de klachten van eiseres, zodanig dat overbelasting wordt voorkomen. Er is evenmin een indicatie voor een aanvullende urenbeperking. Het voorgaande betekent dat er is geen reden tot aanpassing van de FML.
15. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat de geduide functies niet geschikt zijn voor haar, omdat eiseres meer beperkt is en sprake zou moeten zijn van een verdergaande urenbeperking. Echter, uit het voorgaande volgt dat verweerder de beperkingen van eiseres juist heeft vastgesteld, zodat deze grond niet slaagt.
Daarbij heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op 4 september 2020 nog op de aangevoerde beroepsgrond (dat zij de functie van parkeercontroleur niet kan vervullen omdat zij geen diploma BHV/EHBO heeft behaald) gereageerd. De rechtbank volgt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in haar standpunt dat de functie van parkeerwachter geen EHBO- noch een BHV-diploma of opleiding vereist. Aan de schatting is niet ten grondslag gelegd de functie van besteller post/pakketten (waarvan ze stelt dat ze die niet kan vervullen omdat eiseres alleen in een auto kan rijden met een automatische versnellingsbak en pakketten moet tillen van 5 kg).
De rechtbank ziet, zoals hiervoor reeds overwogen, geen aanleiding om het oordeel van verweerder, dat de belasting van de geduide functies de mogelijkheden van eiseres niet overschrijdt, voor onjuist te houden. De conclusie is dat verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid dan ook terecht heeft vastgesteld op 29,6%.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van
I.M. Wijnker-Duiven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
9 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.