In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2022 uitspraak gedaan over de wijziging van de omgangsregeling van de minderjarige, geboren in 2014, tussen de moeder en de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige niet wordt verlengd, omdat de thuissituatie van de minderjarige is gestabiliseerd en er geen bedreiging voor haar ontwikkeling meer is. De kinderrechter heeft de omgangsregeling gewijzigd, waarbij de minderjarige onbegeleide omgang heeft met de moeder op donderdag van 14:30 uur tot 16:30 uur, tenzij de betrokken hulpverlening anders bepaalt. De overige tijd verblijft de minderjarige bij de vader.
De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) heeft verzocht om de omgangsregeling te wijzigen, omdat de moeder in het verleden te maken heeft gehad met instabiele periodes en niet altijd beschikbaar was voor de minderjarige. De GI heeft aangegeven dat de moeder geen professionele hulp heeft aanvaard, wat van belang is voor de beoordeling van haar herstel. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel de moeder aangeeft dat het goed gaat, er geen professionele monitoring heeft plaatsgevonden om dit te bevestigen. Daarom is uitbreiding van de omgang op dit moment niet in het belang van de minderjarige.
De kinderrechter heeft echter wel geoordeeld dat er geen belemmeringen zijn voor onbegeleide omgang van twee uur per week, gezien de positieve berichten van de GI over de omgang en de stabiliteit van de moeder. De kinderrechter heeft benadrukt dat de betrokkenheid van de GI pas kan eindigen wanneer de veiligheid van de minderjarige tijdens de omgang met de moeder duurzaam is geborgd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.