ECLI:NL:RBNHO:2022:9901

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
15/139003-21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwang tot het dulden van ontuchtige handelingen door onbekende vrouwen in Alkmaar en Heiloo

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 januari 2021 twee onbekende vrouwen in Alkmaar en Heiloo heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte benaderde de vrouwen van achteren en gaf hen onverwachts een tik op de billen, terwijl zij alleen en in het donker over straat liepen. De rechtbank oordeelde dat deze handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, ongeacht de intentie van de verdachte. De verdachte had verklaard dat hij geen seksuele bedoelingen had en dat zijn acties bedoeld waren als een geintje, maar de rechtbank oordeelde dat de handelingen als ontuchtige handelingen moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft begaan en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. Ondanks de ernst van de feiten, heeft de rechtbank besloten om geen straf of maatregel op te leggen, omdat de verdachte blijk heeft gegeven van inzicht in zijn handelen en de kans op recidive als laag wordt ingeschat. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte en het feit dat hij zich heeft ingespannen om aan zichzelf te werken. De uitspraak is gedaan in het kader van de jeugdstrafrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank de pedagogische aspecten van de zaak in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/139003-21 (P)
Uitspraakdatum: 10 november 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 27 oktober 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. Roodveldt, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad) en de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers, locatie Alkmaar, afdeling jeugdreclassering (hierna ook: de jeugdreclassering) naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 5 januari 2021 te Alkmaar, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, (terwijl er geen of nauwelijks mensen in de omgeving waren) voornoemde [slachtoffer 1] door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (onverhoeds) van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 1] en vervolgens (onverhoeds)aanraken van en/of betasten en/of knijpen in en/of slaan op de (linker)bil van voornoemde [slachtoffer 1] .
Feit 2:
hij op of omstreeks 5 januari 2021 te Heiloo, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, (terwijl er geen of nauwelijks mensen in de omgeving waren) voornoemde [slachtoffer 2] door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (onverhoeds) van achteren benaderen en vervolgens (onverhoeds)aanraken van en/of betasten en/of knijpen in en/of slaan op de (linker)bil van voornoemde [slachtoffer 2] .
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de bestanddelen “
het knijpen in, het betasten en het aanraken van de bil” van aangeefsters.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de verdachte verrichte gedragingen weliswaar zijn te bewijzen, maar niet kunnen worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen, nu bij de verdachte de seksuele intentie van die gedragingen ontbreekt. Volgens de raadsvrouw dient de verdachte om die reden te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of de door de verdachte verrichte handelingen zijn aan te merken als ontuchtige handelingen.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht een handeling is van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm. De beoordeling of een handeling als zodanig kan worden gekwalificeerd, is volgens vaste rechtspraak afhankelijk van de aard van de gedraging en de omstandigheden van het geval. Verder zijn van belang de onderlinge verhouding tussen de betrokkenen en de context waarin de handeling zich heeft voltrokken. Ook de wijze van aanraking en het lichaamsdeel dat is aangeraakt spelen hierbij een rol. De intentie van de dader is bij de beoordeling niet doorslaggevend.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 5 januari 2021 twee voor hem willekeurige en onbekende vrouwen opzettelijk een tik op de billen heeft gegeven, terwijl die vrouwen telkens alleen in het donker over straat liepen. De verdachte heeft dat in beide gevallen gedaan door de vrouwen op zijn fiets in stilte van achteren te benaderen. Bij het passeren van de vrouwen gaf de verdachte de vrouwen een tik op de billen, waarna hij snel doorfietste. Dit kwam voor de vrouwen zo onverwacht dat zij perplex stonden en niet op de actie van de verdachte konden reageren. Uit de stukken blijkt verder dat de verdachte tijdens het naderen van de vrouwen zijn capuchon over zijn hoofd had en het licht van zijn fiets had gedoofd.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onder voornoemde omstandigheden door de verdachte onverhoeds op de billen slaan van de twee vrouwen aan te merken als een seksueel getinte aanraking die in strijd is met de sociaal-ethische norm. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte en de slachtoffers elkaar niet kenden en dat de aanraking onverhoeds, nadat de verdachte de vrouwen van achteren had benaderd, plaatsvond in het donker op de openbare weg. Verder heeft de verdachte aangegeven dat de tik bewust gericht was op de billen van de vrouwen en billen kunnen, naar het oordeel van de rechtbank, vanuit seksueel oogpunt niet als een neutraal lichaamsdeel worden beschouwd.
Dat de verdachte heeft verklaard dat hij bij zijn handelwijze geen seksuele intenties had en de handelingen bedoeld waren als een geintje of kattenkwaad doet aan het voorgaande niet af. Bepalend is naar het oordeel van de rechtbank dat in de maatschappij in het algemeen wordt gevoeld dat een dergelijke handeling – het onverhoeds slaan op de billen van een vrouw op een moment dat zij alleen in het donker over straat loopt – een handeling van seksuele aard is die in strijd is met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw. De rechtbank merkt hierbij op dat zij de verklaring van de verdachte, dat zijn intentie niet seksueel van aard was en hij zich niet bewust was het seksuele karakter van zijn handelen, op zichzelf niet ongeloofwaardig acht. Echter, zoals hiervoor uiteengezet, maken de overige feiten en omstandigheden van het geval dat de door de verdachte verrichte handelingen desalniettemin dienen te worden aangemerkt als ontuchtige handelingen.
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
De bewijsmiddelen
De rechtbank zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, nu de verdachte de feitelijke gedragingen die in het tenlastegelegde worden genoemd bekent en de raadsvrouw, behoudens de strafrechtelijke kwalificatie van de gedragingen zoals hiervoor besproken, ter zake ook geen verweer heeft gevoerd.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Feit 1:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 27 oktober 2022 afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 1] op 7 januari 2021 (dossierpagina’s 34 tot en met 39).
Feit 2:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 27 oktober 2022 afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 2] op 8 januari 2021 (dossierpagina’s 45 tot en met 46).
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 5 januari 2021 te Alkmaar, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft hij, verdachte, terwijl er geen of nauwelijks mensen in de omgeving waren, voornoemde [slachtoffer 1] door een feitelijkheid gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het onverhoeds van achteren benaderen van voornoemde [slachtoffer 1] en
vervolgens onverhoeds slaan op de linkerbil van voornoemde [slachtoffer 1] .
Feit 2:
hij op 5 januari 2021 te Heiloo, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft hij, verdachte, terwijl er geen of nauwelijks mensen in de omgeving waren, voornoemde [slachtoffer 2] door een feitelijkheid gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het onverhoeds van achteren benaderen en vervolgens onverhoeds slaan op de bil van voornoemde [slachtoffer 2] .
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 en feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Oplegging van straf en/of maatregel

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten Tools4U, en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van acht uur, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde. Indien de rechtbank toch tot een veroordeling komt, verzoekt de raadsvrouw subsidiair de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel (toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht).
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van de feiten
De verdachte heeft – naar eigen zeggen – vanuit verveling in de coronaperiode tijdens het fietsen meerdere malen voor hem onbekende vrouwen uit het niets op de billen geslagen. De verdachte heeft de vrouwen daarbij van achteren benaderd, terwijl zij alleen en in het donker over straat liepen. De verdachte heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers en ze het angstige gevoel gegeven dat zij ’s avonds niet meer veilig alleen over straat kunnen. Ook in de maatschappij in het algemeen hebben de feiten voor gevoelens van onveiligheid en angst gezorgd. Omdat niemand wist wie verantwoordelijk was, of waren, en wat de bedoelingen waren van de dader(s), heeft deze zaak veel aandacht gehad in de landelijke media.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 oktober 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld;
- het psychologisch onderzoek Pro Justitia, gedateerd 10 september 2021 van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 19 oktober 2022 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming, waarin de Raad adviseert om de verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie Tools4U.
Uit het psychologisch onderzoek komt onder andere naar voren dat er bij de verdachte diagnostisch gezien sprake is van een aanpassingsstoornis (persisterend, met een gemengde stoornis van emoties en gedrag). In de periode van de tenlastegelegde feiten had de verdachte te maken met sterk veranderde persoonlijke- en leefomstandigheden die hebben bijgedragen aan een negatieve(re) gemoedstoestand en toenemende lijdensdruk.
Aangegeven wordt dat de verdachte sterk heeft geleden onder de in die periode geldende coronamaatregelen en het isolement waarin hij dientengevolge kwam te verkeren. Een en ander werd nog verstrekt doordat er ook binnen zijn vriendengroep een verwijdering ontstond. Ook maakte de verdachte zich zorgen om de gezondheidssituatie van zijn moeder. De verdachte had moeite om met al deze wijzigende omstandigheden om te gaan.
De aanpassingsstoornis van de verdachte lijkt, aldus de psycholoog, echter niet dusdanig verstorend te zijn en ook niet in die mate van invloed te zijn geweest op zijn denken en handelen, dat de tenlastegelegde feiten hem verminderd toegerekend dienen te worden. Geadviseerd wordt daarom om de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De kans op toekomstig (seksueel) grensoverschrijdend gedrag wordt als laag ingeschat. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen gevonden voor een seksuele stoornis. Geadviseerd wordt de verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf (Tools4U regulier).
Uit het raadsrapport blijkt dat de Raad zich, afgezien van de verdenkingen met betrekking tot onderhavige feiten, geen zorgen maakt over het functioneren van de verdachte. In de thuissituatie is sprake van een pedagogisch verantwoord opvoedklimaat waarin de verdachte goed contact heeft met de overige gezinsleden. Het recidive risico wordt ingeschat als laag. Spanning zoeken vanuit verveling, mede vanwege de maatregelen die in de coronaperiode aan de orde zijn geweest en de aanpassingsstoornis van de verdachte, lijkt de achterliggende factor te zijn van het (delict)gedrag van de verdachte. De Raad is van mening dat de verdachte en zijn ouders zeer adequaat hebben gehandeld nadat het gedrag van verdachte uitkwam. Daarnaast heeft de verdachte de volledige verantwoordelijkheid genomen ten aanzien van zijn gedrag. Hij heeft goed meegewerkt aan het mediationtraject met twee andere slachtoffers van soortgelijke incidenten en is tevens enthousiast en gemotiveerd aan de slag gegaan met zijn coach vanuit de Hoofdtrainer. Zowel de ouders als de verdachte geven aan dat zij, ook na de rechtszaak op vrijwillige basis willen blijven meewerken aan het traject van de Hoofdtrainer.
Gelet op het hulpverleningstraject dat de verdachte op vrijwillige basis is aangegaan, kan de Raad zich voorstellen dat een verdere strafrechtelijke afdoening, pedagogisch gezien, geen meerwaarde heeft. De onderhavige feiten zijn ruim anderhalf jaar geleden voorgevallen. Daarnaast zijn de gevolgen bij een eventuele veroordeling voor de verdachte ingrijpend, aangezien een veroordeling voor een zedendelict langdurig van invloed kan zijn op zijn toekomst. Indien de rechtbank van oordeel is dat de verdachte veroordeeld dient te worden voor de hem tenlastegelegde feiten, acht de Raad een taakstraf in de vorm van een Tools4U het meest passend. Binnen Tools4U kunnen de aangeleerde vaardigheden van de verdachte verder worden geborgd en uitgewerkt.
[vertegenwoordiger van de GI] , werkzaam voor de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij de verdachte de afgelopen anderhalf jaar heeft leren kennen als een oprechte en eerlijke jongen. Door de jeugdreclassering is in overleg met de Raad al snel hulpverlening vanuit de Hoofdtrainer ingeschakeld. Dit heeft erg positief uitgepakt. Zowel de ouders als de verdachte hadden direct een goede klik met de aangewezen coach. Sinds de inzet van de Hoofdtrainer is de verdachte opgebloeid. Hij werkt hard en heel gemotiveerd aan zijn toekomst.
Er lijkt sprake te zijn geweest van een incident en de jeugdreclassering maakt zich daarom zorgen over de gevolgen van een veroordeling voor een zedendelict die de verdachte immers een lange periode kan blijven achtervolgen. De jeugdreclassering hoopt dat daar rekening mee kan worden gehouden. Tools4U kan ook worden uitgevoerd door de Hoofdtrainer en de verdachte kan zijn traject bij de Hoofdtrainer ook op vrijwillige basis voortzetten. De verdachte en zijn ouders hebben aangegeven hiervoor open te staan. De jeugdreclassering zou het liefst zien dat aan de verdachte geen straf wordt opgelegd.
De Raad heeft ter zitting het advies uit het raadsrapport gehandhaafd en het standpunt van de jeugdreclassering onderschreven.
Conclusie
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot het volgende oordeel.
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten zou daarop in beginsel met een straf dienen te worden gereageerd. Gelet op de tijd die inmiddels is verstreken, alsmede de omstandigheid dat de verdachte in de aanloop naar de zitting met succes aan zichzelf heeft gewerkt en er blijk van heeft gegeven inmiddels de verwijtbaarheid en de impact van zijn handelen in te zien, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een (leer)straf geen te rechtvaardigen doel meer dient.
De verdachte heeft ter zitting meermaals aangegeven dat het hem spijt wat er is gebeurd en dat hij betreurt dat vrouwen zich door zijn gedrag onveilig hebben gevoeld. Hij heeft een excuusbrief geschreven aan alle slachtoffers, waarin hij heeft uitgelegd dat zijn acties zijn voortgekomen uit verveling en kattenkwaad en dat het nooit zijn bedoeling is geweest om de slachtoffers een onveilig of angstig gevoel te geven. Met twee van de slachtoffers is hij mediationtrajecten aangegaan die succesvol zijn afgerond en voor alle partijen heel waardevol zijn geweest.
De rechtbank heeft verder bij haar oordeel betrokken dat de kans op recidive als laag wordt ingeschat. Bovendien heeft de verdachte het afgelopen anderhalf jaar een positieve ontwikkeling laten zien. Vanuit de jeugdreclassering is voor de verdachte een traject bij de Hoofdtrainer ingezet, waar de verdachte zich enthousiast en gemotiveerd voor heeft ingezet. De verdachte heeft met ondersteuning vanuit de hulpverlening, de jeugdreclassering en zijn zeer betrokken ouders hard aan zichzelf en zijn toekomst gewerkt. Uit de evaluatie van de Hoofdtrainer van september 2022 blijkt dat de verdachte veel baat heeft gehad bij de ingezette hulpverlening en dat de omstandigheden die tot het delict hebben geleid goed zijn aangepakt. Dit is ter zitting ook door de ouders en de jeugdreclasseerder bevestigd. Zeker nu de verdachte heeft aangegeven de hulpverlening vanuit De Hoofdtrainer in het vrijwillig kader te willen voortzetten en tijdens dat traject aan dezelfde doelen gewerkt kan worden als met een leerstraf in de vorm van Tools4U, is de rechtbank – met de Raad en de jeugdreclassering– van oordeel dat het opleggen van een (leer)straf geen (pedagogische) meerwaarde heeft.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte schuldig verklaren maar hem geen straf of maatregel opleggen.
Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)
De rechtbank voegt daaraan toe dat het naar haar oordeel onwenselijk zou zijn als de onderhavige schuldigverklaring tot gevolg zou hebben dat in de toekomst een afgifte van een VOG aan de verdachte wordt geweigerd. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten op een jeugdige leeftijd heeft gepleegd, dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van enig strafbaar feit en dat het risico op recidive laag is. Ook zijn er geen aanwijzingen gevonden voor een seksuele stoornis, wat maakt dat de kans op toekomstig (seksueel) grensoverschrijdend gedrag als laag wordt ingeschat.

7.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Bepaalt dat aan de verdachte
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Cuvelier, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. G.A.M. van Dijk, kinderrechter, en mr. J.J. Veldheer, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L. Jense en mr. A. Kuip,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2022.
Mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.