ECLI:NL:RBNHO:2022:9869

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
C/15/310522 / HA ZA 20-752 en C/15/318560 HA ZA 21-396
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst en zorgplicht van notaris in projectontwikkeling

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van projectontwikkeling, zijn er twee gevoegde zaken behandeld door de Rechtbank Noord-Holland. De eerste zaak betreft een vordering van twee Belgische eisers tegen Vastgoedplan c.s. over de betaling van de koopprijs voor twee percelen landbouwgrond. De eisers hebben in 2015 onverdeelde aandelen in deze percelen gekocht van GON, die later failliet ging. Vastgoedplan, de opvolger van GON, heeft de percelen in 2020 geleverd, maar de eisers hebben de koopsom van € 95.800,- niet ontvangen. De rechtbank oordeelt dat er geen afspraak is gemaakt over uitgestelde betaling van de koopprijs, en veroordeelt Vastgoedplan tot betaling van het bedrag aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente.

In de tweede zaak vordert Vastgoedplan een verklaring voor recht tegen het notariskantoor, dat zij tekort zou zijn geschoten in de zorgplicht. Vastgoedplan stelt dat het notariskantoor niet heeft gecontroleerd of de eisers akkoord gingen met de uitgestelde betaling. De rechtbank oordeelt echter dat Vastgoedplan niet voldoende heeft aangetoond dat het notariskantoor zijn zorgplicht heeft geschonden, en wijst de vordering van Vastgoedplan af. De rechtbank legt de proceskosten ten laste van Vastgoedplan in beide zaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
Vonnis in gevoegde zaken van 26 oktober 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/310522 / HA ZA 20-752
(hierna: zaak 20-752) van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats] (België),
eisers,
advocaat mr. M. Buitelaar te Naaldwijk,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GRONDONTWIKKELING NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GRONDPLAN NEDERLAND B.V.,
(thans geheten VASTGOEDPLAN NEDERLAND B.V.),
gevestigd te Alkmaar,
gedaagden,
advocaat voorheen W. de Vis te Alkmaar, thans mr. V.H.B. Kruit te Utrecht,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/15/318560 / HA ZA 21-396
(hierna: zaak 21-396) van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VASTGOEDPLAN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Haarlem,
eiseres,
advocaat voorheen mr. M.J.G. Stork te Alkmaar, thans mr. V.H.B. Kruit te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JULISAEMI B.V. (destijds) h.o.d.n. NOTARISKANTOOR VAN LIMBURG STIRUM,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. V.J.N. van Oijen te Amsterdam.
Partijen afzonderlijk zullen hierna [eiser] , [eiseres] , GON, Vastgoedplan en het notariskantoor worden genoemd. [eiser] en [eiseres] samen zullen hierna worden aangeduid als [eisers] GON en Vastgoedplan samen zullen hierna Vastgoedplan c.s. worden genoemd.

1.De procedures

1.1.
Het verloop van de procedure in de zaak 20-752 blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021 waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft gelast,
  • de brief van mr. Buitelaar van 5 oktober 2021 met bijlage 15,
  • de schorsing van de zaak tegen GON naar aanleiding van het faillissement van GON,
  • de akte overlegging producties van [eisers] met bijlagen 16 tot en met 23,
  • de akte wijziging van eis van [eisers]
1.2.
Het verloop van de procedure in de zaak 21-396 blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 september 2021 waarin de rechtbank zaak 20-752 heeft gevoegd met zaak 21-396,
- de conclusie van antwoord van het notariskantoor met bijlagen 1 tot en met 5,
- de brief van de griffier van 2 juni 2022 waarin een gelijktijdige behandeling van de zaken 21-396 en 20-752 wordt aangekondigd.
1.3.
In beide zaken heeft op 12 september 2022 de (gelijktijdige) mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De advocaat van [eisers] en de advocaat van Vastgoedplan hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij hebben overgelegd. Ten slotte is in beide zaken vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
GON hield zich bezig met projectontwikkeling en de aankoop van landbouwgrond om deze, speculerend op bestemmingswijziging, met winst te kunnen verkopen. GON is op enig moment met haar activiteiten gestopt. Vastgoedplan verricht dezelfde bedrijfsactiviteiten als GON deed. GON en Vastgoedplan hebben dezelfde aandeelhouder en bestuurder.
2.2.
[eiser] en [eiseres] zijn met elkaar getrouwd.
2.3.
[eisers] hebben in 2015 van GON twee onverdeelde aandelen in de eigendom van een perceel landbouwgrond gekocht voor in totaal € 72.600,-. Het gaat om een 60/5.000e onderverdeeld aandeel en een 140/5000e onverdeeld aandeel in de eigendom van een perceel grond in [plaats] (kadastraal bekend [kadastrale gegevens] , hierna ook: de twee percelen grond). De twee percelen grond zijn in 2015 aan [eisers] geleverd.
2.4.
De twee percelen grond waren onderdeel van een perceel landbouwgrond van ruim 7 hectare waarvan Vastgoedplan c.s. de verwachting hadden dat daarop na bestemmingswijziging het nieuwbouwproject “De Scheg-Oost” zou worden gerealiseerd. Op enig moment heeft GON en/of Vastgoedplan een koper gevonden die bereid was de grond van “De Scheg-Oost” van Vastgoedplan aan te kopen voor ruim 26 miljoen euro. Daarvoor dienden de verschillende perceeleigenaren, waaronder [eisers] , hun onderverdeelde aandeel eerst aan Vastgoedplan over te dragen.
2.5.
Het notariskantoor is door Vastgoedplan als projectnotaris ingeschakeld.
2.6.
Op 16 augustus 2017 hebben [eisers] en Vastgoedplan een (koop)overeenkomst gesloten met betrekking tot de twee percelen grond.
2.7.
Bij brief van 11 december 2018 heeft GON aan [eisers] onder meer bericht:

De stappen in het kort
(…)
5.
Wanneer alle volmachten retour zijn, leveren wij dit aan bij de notaris.
6. De notaris zal contact met u opnemen om de laatste verplichte controle uit te voeren.
7. De eigendomsoverdracht is afgerond wanneer de notaris een afschrift van de leveringsakte inschrijft bij het kadaster en de openbare registers.
8. Als alle gegevens juist zijn, wordt het bedrag conform de nota van afrekening naar het door u opgegeven rekening overgemaakt door de notaris. Vanwege de verplichte controles kan dit 2 werkdagen duren.”
2.8.
[eisers] hebben op 17 december 2018 aan het notariskantoor een volmacht verstrekt om tegen betaling van een koopsom van € 95.800,- de leveringsakte voor de twee percelen grond te tekenen. Eind december 2019 is deze volmacht verlengd.
2.9.
Op 25 maart 2010 heeft het notariskantoor het volgende aan [eisers] gemaild:
“De gemeente [plaats] heeft verklaard positief te staan ten opzichte van de ontwikkeling van Project de Scheg in [plaats] en daar haar medewerking aan te verlenen. Wel heeft de gemeente daaraan de voorwaarde verbonden dat
allebetrokken percelen voor 1 april a.s.
volledigeigendom zijn van de projectontwikkelaar. Daarom wordt vóór deze datum uw aandeel in de grond overgedragen, een concept van de akte sluit ik te uwer informatie hierbij in. (…)
Op dit moment kan de bouw nog niet beginnen, eerst moet het bestemmingsplan gewijzigd worden (…) Gezien deze onzekerheid kan de projectontwikkelaar niet nu al de koopsom gaan betalen, dit zal gebeuren nadat alle vergunningen rond zijn, zodanig dat de geplande projectontwikkeling geheel kan worden aangevangen en geëffectueerd. De inschatting is dat u over circa 1 à 2 jaar uw koopsom betaald krijgt, maar deze termijn kan ook langer duren als er bezwaarschriften worden ingediend en de procedure daardoor verlengd wordt. Ik kan u derhalve over het exacte tijdstip van betaling geen enkele concrete toezegging doen. Grondplan heeft u over deze gang van zaken eerder geïnformeerd. (…)”
2.10.
[eisers] heeft het notariskantoor bij e-mail van 26 maart 2020 laten weten niet in te stemmen met deze uitgestelde betaling van de koopsom.
2.11.
Op 17 april 2020 zijn de twee percelen grond aan Vastgoedplan geleverd. In de betreffende akte van levering is opgenomen, kort gezegd, dat de betaling van de koopsom dient plaats te vinden binnen zes weken na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de realisatie van het project “De Scheg-Oost”, maar in ieder geval uiterlijk op 31 december 2024.
2.12.
[eisers] hebben de koopsom voor de twee percelen grond niet betaald gekregen.

3.De vorderingen

in de zaak 20-752

3.1.
In de zaak tussen [eisers] en Vastgoedplan c.s. hebben [eisers] de volgende vorderingen tegen Vastgoedplan ingesteld. [eisers] vorderen na eiswijziging:
Primair
I. een verklaring voor recht dat tussen Vastgoedplan (voorheen geheten Grondplan Nederland B.V.) en [eisers] geen koopovereenkomst tot stand is gekomen met daarin opgenomen de bepaling dat “
de betaling van de koopprijs door Vastgoedplan aan [eisers] dient plaats te vinden binnen zes weken nadat vaststaat dat de vereiste omgevingsvergunning voor de realisatie van het gehele project Scheg Oost onherroepelijk is geworden, zo dat alsdan het geplande project geëffectueerd kan worden, doch uiterlijk op 31 december 2024, tenzij Vastgoedplan met de uiteindelijke afnemer een latere betaaldatum overeenkomt, in welk geval koper de koopprijs per die latere betaaldatum aan [eisers] verschuldigd is.”;
II. een verklaring voor recht dat Vastgoedplan jegens [eisers] aansprakelijk is voor de schade die veroorzaakt wordt door de niet-correcte voldoening aan de verplichting van Vastgoedplan tot medewerking aan de notariële (terug)levering van de onverdeelde aandelen van [eisers] in de eigendom van de twee percelen grond;
III. veroordeling van Vastgoedplan tot betaling van € 95.800,- aan [eisers] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2020,
Subsidiair
IV. een verklaring voor recht dat Vastgoedplan onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld door de twee onverdeelde aandelen in de eigendom van de twee percelen grond van [eisers] zonder de daarvoor vereiste beschikkingsbevoegdheid aan een derde over te dragen;
V. een verklaring voor recht dat Vastgoedplan jegens [eisers] aansprakelijk is voor de schade die door het onrechtmatig handelen veroorzaakt wordt;
VI. veroordeling van Vastgoedplan tot betaling van € 95.800,- aan [eisers] , te vermeerderen met wettelijke rente;
Primair en subsidiair
VII. veroordeling van Vastgoedplan in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eisers] hebben één vordering tegen GON ingesteld. Deze vordering houdt in:
VIII. een verklaring voor recht dat GON onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld door beleggingsobjecten aan te bieden aan [eisers] terwijl GON niet over een daarvoor benodigde vergunning van de AFM beschikte, met veroordeling van GON in de proceskosten.
3.3.
Vastgoedplan c.s. hebben verweer gevoerd.
3.4.
De rechtbank zal nader ingaan op de stellingen van partijen als dat voor de beoordeling van de vordering van belang is.
in de zaak 21-396
3.5.
In de zaak tussen Vastgoedplan en het notariskantoor vordert Vastgoedplan:
I. een verklaring voor recht dat het notariskantoor tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht met Vastgoedplan en om die reden schadeplichtig is;
II. veroordeling van het notariskantoor tot al datgene waartoe Vastgoedplan in zaak 20-752 mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling.
3.6.
Het notariskantoor heeft verweer gevoerd.
3.7.
De rechtbank zal nader ingaan op de stellingen van partijen als dat voor de beoordeling van de vorderingen van belang is.

4.De beoordeling

in de zaak 20-752
Bevoegdheid
4.1.
[eisers] wonen in België. De rechtbank moet daarom eerst vaststellen of zij bevoegd is om over de vorderingen van [eisers] te oordelen. Dat is het geval. De Nederlandse rechter heeft in deze zaak rechtsmacht omdat Vastgoedplan c.s. in Nederland zijn gevestigd [1] .
4.2.
In dit vonnis zal de rechtbank eerst iets zeggen over de vordering die [eisers] tegen GON hebben ingesteld. Daarna zullen de vorderingen tegen Vastgoedplan worden beoordeeld.
De vordering tegen GON
4.3.
De zaak tegen GON is geschorst naar aanleiding van het faillissement van GON. De vordering tegen GON zal in dit vonnis daarom niet worden beoordeeld.
De vorderingen tegen Vastgoedplan
4.4.
Bij de beoordeling van de vorderingen van [eisers] gaat de rechtbank ervan uit dat [eisers] en Vastgoedplan op 16 augustus 2017 een (schriftelijke) koopovereenkomst hebben gesloten met betrekking tot de twee percelen grond. Uit deze door Vastgoedplan overgelegde overeenkomst blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de door Vastgoedplan te betalen koopsom en de (verwachte) leveringsdatum. De afgesproken koopsom bedraagt € 95.800,- en de twee percelen grond zouden naar verwachting in het vierde kwartaal van 2017 aan Vastgoedplan worden geleverd.
Geen uitgestelde betaling
4.5.
Met de eerste verklaring voor recht die [eisers] vorderen, willen [eisers] vastgesteld krijgen dat zij met Vastgoedplan geen koopovereenkomst hebben gesloten op grond waarvan de koopsom van € 95.800,- pas betaald zou hoeven te worden als de omgevingsvergunning voor het project “De Scheg Oost” onherroepelijk zou zijn geworden of uiterlijk op 31 december 2024.
4.6.
De rechtbank zal deze gevorderde verklaring voor recht toewijzen omdat Vastgoedplan heeft erkend dat een dergelijke afspraak over een uitgestelde betaling niet in de koopovereenkomst is gemaakt. Vastgoedplan wordt niet gevolgd in haar betoog dat het belang van [eisers] bij deze vordering ontbreekt. [eisers] willen de koopsom namelijk (zo spoedig mogelijk) betaald krijgen (vordering 3.1.III.), waarmee het belang van [eisers] bij de gevorderde verklaring voor recht is gegeven.
Verplichting tot teruglevering?
4.7.
De tweede verklaring voor recht die [eisers] vorderen houdt in dat Vastgoedplan jegens [eisers] aansprakelijk is voor de niet-correcte voldoening aan haar verplichting om de twee percelen grond aan [eisers] (terug) te leveren. Aan deze vordering leggen [eisers] ten grondslag dat zij eigenaar zijn gebleven van de twee percelen grond omdat de voor de eigendomsoverdracht vereiste geldige titel zou ontbreken.
4.8.
De rechtbank verwerpt deze stelling. De koopovereenkomst van 16 augustus 2017 is hier, zoals terecht door Vastgoedplan is aangevoerd, de geldige titel voor de eigendomsoverdracht geweest. Waarom deze koopovereenkomst met daarin de in 4.4 van dit vonnis genoemde essentialia niet als geldige titel zou zijn aan te merken, hebben [eisers] niet toegelicht. Vastgoedplan is dan ook op 17 april 2020 eigenaar geworden van de twee percelen grond. De stelling dat Vastgoedplan deze percelen aan [eisers] zou moeten (terug)leveren is dus juridisch niet houdbaar. De rechtbank zal de op revindicatie gebaseerde vordering (vordering 3.1.II.) daarom afwijzen.
Terzijde merkt de rechtbank op dat [eisers] ter zitting desgevraagd hebben aangegeven dat zij geen teruglevering wensen, maar dat hun inzet in deze procedure is een zo spoedig mogelijke ontvangst van de kooppenningen.
Betaling van € 95.800,-
4.9.
[eisers] hebben hun geldvordering van € 95.800,- aanvankelijk slechts op wanprestatie gebaseerd. [eisers] stellen dat Vastgoedplan toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting om de twee percelen grond aan [eisers] terug te leveren. In 4.8 van dit vonnis heeft de rechtbank echter al geoordeeld dat Vastgoedplan geen terugleveringsverplichting heeft. Vastgoedplan kan deze verplichting dus niet hebben geschonden. Dit betekent dat de geldvordering op grond van de gestelde wanprestatie niet toewijsbaar is.
4.10.
Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak hebben [eisers] echter een tweede grondslag voor hun geldvordering gesteld. [eisers] vorderen nakoming van de koopovereenkomst van 16 augustus 2017 op grond waarvan Vastgoedplan de koopsom van € 95.800,- dient te betalen. Volgens [eisers] had de koopsom binnen twee werkdagen na het passeren van de leveringsakte betaald moeten worden. Dat partijen het daarover eens waren, blijkt volgens [eisers] uit de in 2.7 weergeven brief van 11 december 2018. Daarbij wijzen [eisers] erop dat het ook gebruikelijk is dat de koopsom direct bij de levering wordt betaald.
4.11.
Omdat dit alles niet door Vastgoedplan is betwist en tussen partijen niet in geschil is dat de afspraak over de uitgestelde betaling niet tussen partijen is gemaakt, zal de rechtbank Vastgoedplan veroordelen om de koopsom van € 95.800,- aan [eisers] te betalen. Vastgoedplan heeft geen verweer gevoerd tegen de over dit bedrag vanaf 17 juli 2020 gevorderde wettelijke rente. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente daarom toewijzen.
4.12.
Bij deze stand van zaken hoeft de rechtbank de subsidiaire vorderingen van [eisers] niet te beoordelen.
Proceskosten
4.13.
Omdat de rechtbank Vastgoedplan grotendeels in het ongelijk heeft gesteld, zal Vastgoedplan in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten (exclusief de nakosten) aan de kant van [eisers] op:
- explootkosten € 112,05
- griffierecht € 937,00
- salaris advocaat € 2.228,00punten × tarief IV)
Totaal € 3.277,05.
4.14.
De nakosten maken onderdeel uit van de proceskosten en zullen door de rechtbank worden toegewezen zoals in 5.4 van dit vonnis staat vermeld.
4.15.
De rechtbank zal de proceskostenveroordelingen vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, die toewijsbaar is met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van de volledige betaling.
in de zaak 21-396
4.16.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de vorderingen die Vastgoedplan tegen het notariskantoor heeft ingesteld.
Schending zorgplicht
4.17.
De eerste vordering van Vastgoedplan strekt tot verkrijging van een verklaring voor recht dat het notariskantoor tekort is geschoten in de nakoming van de met Vastgoedplan gesloten overeenkomst van opdracht en dat het notariskantoor om die reden schadeplichtig is. Om deze vordering te kunnen toewijzen moet komen vast te staan dat het notariskantoor ten opzichte van Vastgoedplan niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend notaris mag worden verwacht.
4.18.
Vastgoedplan verwijt het notariskantoor dat zij voorafgaand aan de levering van de twee percelen grond niet bij [eisers] is nagegaan of [eisers] wel akkoord waren met de uitgestelde betaling van de koopsom. Omdat het notariskantoor zich daar niet vóór het passeren van de akte van levering van heeft vergewist, heeft het notariskantoor haar zorgplicht ten opzichte van Vastgoedplan geschonden.
4.19.
Dat sprake is van een zorgplichtschending, heeft het notariskantoor gemotiveerd betwist. Het notariskantoor heeft daartoe het volgende aangevoerd.
[eisers] waren één van de tien à twaalf perceeleigenaren van het project “De Scheg- Oost” die bezwaar hadden tegen een uitgestelde betaling van de koopsom. Gelet op het financiële belang van het project was Vastgoedplan er veel aan gelegen dat zij alle onverdeelde aandelen aan de koper kon overdragen en dat ook de weigerachtige perceeleigenaren hun medewerking zouden verlenen. De ‘dossiers’ van deze perceeleigenaren waren daarom in behandeling bij een daartoe door Vastgoedplan aangewezen medewerker van Vastgoedplan (de heer [naam] ) en de toenmalige advocaat van Vastgoedplan mr. Stork. Met hen had het notariskantoor als projectnotaris indertijd dan ook vrijwel dagelijks telefonisch contact. Het van [eisers] ontvangen bezwaar tegen de uitgestelde betaling heeft het notariskantoor met de heren [naam] en Stork besproken. Voordat de levering van de twee percelen grond plaatsvond, kreeg het notariskantoor mondeling van hen bevestigd dat [eisers] toch met de uitgestelde betaling akkoord gingen.
4.20.
Deze door het notariskantoor geschetste gang van zaken heeft Vastgoedplan niet weersproken. Vastgoedplan heeft in reactie hierop slechts naar voren gebracht dat zij niet bij haar medewerkers is nagegaan wat met hen met betrekking tot het bezwaar van [eisers] is besproken. De stelling van het notariskantoor dat zij het bezwaar van [eisers] met Vastgoedplan heeft besproken en dat Vastgoedplan tegen haar heeft gezegd dat [eisers] toch met de uitgestelde betaling akkoord waren, heeft Vastgoedplan hiermee onvoldoende betwist. De rechtbank neemt dan ook als vaststaand aan dat Vastgoedplan het notariskantoor voorafgaand aan de levering heeft laten weten dat [eisers] akkoord waren met de uitgestelde betaling van de koopsom. Vastgoedplan kan het notariskantoor daarom moeilijk verwijten dat zij bij [eisers] niet is nagegaan of zij het met de uitgestelde betaling van de koopsom eens waren. Het notariskantoor heeft haar zorgplicht ten opzichte van Vastgoedplan dan ook niet geschonden.
4.21.
Dit betekent dat de rechtbank de door Vastgoedplan gevorderde verklaring voor recht zal afwijzen. Datzelfde geldt voor vordering 3.5.II., omdat deze vordering is gebaseerd op de door Vastgoedplan gestelde zorgplichtschending.
Proceskosten
4.22.
Omdat de rechtbank Vastgoedplan in het ongelijk stelt, zal Vastgoedplan in de proceskosten worden veroordeeld.
Het notariskantoor heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van haar daadwerkelijk gemaakte kosten. Voor een volledige proceskostenveroordeling ziet de rechtbank echter geen aanleiding, omdat Vastgoedplan met het instellen van de vorderingen tegen het notariskantoor geen misbruik van procesrecht heeft gemaakt of (anderszins) onrechtmatig heeft gehandeld. Er is hier namelijk geen sprake van een situatie waarin het instellen van de vordering achterwege had moeten blijven vanwege de (over)duidelijke ongegrondheid van de vordering.
De rechtbank begroot de proceskosten (exclusief de nakosten) aan de kant van het notariskantoor op:
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat € 2.228,00punten × tarief IV)
Totaal € 4.304,00.
4.23.
De nakosten maken onderdeel uit van de proceskosten en zullen door de rechtbank worden toegewezen zoals in 5.10 van dit vonnis staat vermeld.
4.24.
De rechtbank zal de proceskostenveroordelingen vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, die toewijsbaar is met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van de volledige betaling.

5.De beslissing

De rechtbank
in de zaak 20-752
5.1.
verklaart voor recht dat tussen Vastgoedplan (voorheen geheten Grondplan Nederland B.V.) en [eisers] geen koopovereenkomst tot stand is gekomen met daarin opgenomen de bepaling dat “
de betaling van de koopprijs door Vastgoedplan aan [eisers] dient plaats te vinden binnen zes weken nadat vaststaat dat de vereiste omgevingsvergunning voor de realisatie van het gehele project Scheg Oost onherroepelijk is geworden, zo dat alsdan het geplande project geëffectueerd kan worden, doch uiterlijk op
31 december 2024, tenzij Vastgoedplan met de uiteindelijke afnemer een latere betaaldatum overeenkomt, in welk geval koper de koopprijs per die latere betaaldatum aan [eisers] verschuldigd is.”,
5.2.
veroordeelt Vastgoedplan om aan [eisers] te betalen een bedrag van
€ 95.800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag vanaf 17 juli 2020 tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt Vastgoedplan in de proceskosten, aan de kant van [eisers] tot op vandaag begroot op € 3.277,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt Vastgoedplan in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Vastgoedplan niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft 5.2 tot en met 5.4 uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het jegens Vastgoedplan meer of anders gevorderde af,
5.7.
verstaat dat de procedure tussen [eisers] en GON is geschorst,
in de zaak 21-396
5.8.
wijst het gevorderde af,
5.9.
veroordeelt Vastgoedplan in de proceskosten, aan de kant van het notariskantoor tot op vandaag begroot op € 4.304,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
5.10.
veroordeelt Vastgoedplan in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Vastgoedplan niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.11.
verklaart dit vonnis voor wat betreft 5.9 en 5.10 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op
26 oktober 2022. [2]

Voetnoten

1.zie artikel 4 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I bis-Vo)
2.type: NBI