ECLI:NL:RBNHO:2022:9840

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
15/175021-22 en 15/064114-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met bekennende verdachte en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd, heeft op 12 juli 2022 te Schiphol een fles drank (Safari) weggenomen die toebehoorde aan de Albert Heijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 25 oktober 2022 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft op basis van de feiten en omstandigheden, waaronder de bekennende verklaring en de processen-verbaal, het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 145 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en verblijf in een beschermde woonvorm. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en de adviezen van de reclassering. De vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke maatregel is afgewezen, omdat de rechtbank het niet opportuun achtte om deze maatregel alsnog ten uitvoer te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich gedurende de proeftijd te melden bij de reclassering en zich te houden aan de huisregels van de instelling waar hij verblijft. De rechtbank heeft de beslissing genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/175021-22 en 15/064114-20 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 31 oktober 2022 (bij vervroeging)
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.M. van der Most, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. C. Peters, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 12 juli 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een fles
drank (Safari), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Albert Heijn,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte die ter terechtzitting van
25 oktober 2022 is afgelegd;
  • het proces-verbaal van aanhouding van 12 juli 2022, opgemaakt door de [verbalisanten] ;
  • het proces-verbaal van aangifte door [aangever] van 12 juli 2022.
De hierboven vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door een persoon die daartoe bevoegd is en voldoet ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juli 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een fles drank (Safari), die aan de Albert Heijn toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 144 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft een fles drank weggenomen in de Albert Heijn op Schiphol. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die doorgaans veel overlast geven voor betrokkenen.
Uittreksel Justitiële Documentatie
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
20 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voor het onderhavige feit al meerdere keren voor vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Ook blijkt uit genoemd uittreksel dat de verdachte tijdens het plegen van het onderhavig feit nog in een proeftijd liep na een veroordeling voor (onder meer) soortgelijke feiten. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Reclasseringsrapporten
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de volgende over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten.
Het reclasseringsadvies van [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij GGZ Tactus Zutphen, gedateerd 31 juli 2022. Dit advies houdt onder meer het volgende in:
Gedurende het reclasseringstoezicht is middels een langdurige klinische behandeling met aansluitend beschermd wonen getracht om de risico’s in te perken en de beschermende factoren op te bouwen en te verstevigen. Aan het einde van het traject moet geconcludeerd worden dat dit maar zeer beperkt is gelukt. Betrokkene is vanaf maart 2022 teruggevallen in het gebruik van cocaïne waarna hij steeds verder afglijdt.
Op 27 juni 2022 wordt het einde van het verblijf aangezegd bij woonlocatie
[adres] wegens aanhoudend cocaïnegebruik door betrokkene. Ingeschat wordt dat plaatsing bij een woonvorm waar middelengebruik wordt gedoogd op dit moment het meest passend is. Het lukt betrokkene ondanks intensieve begeleiding namelijk niet om het middelengebruik langdurig te staken en vermoedelijk wil hij dit ook niet meer. Plaatsing in een woonvorm waar betrokkene wordt geaccepteerd en ondersteund waar nodig lijkt de recidiverisico’s enigszins te kunnen beperken.
Het aanvullende reclasseringsadvies van voornoemde [reclasseringswerker] , gedateerd
22 september 2022, houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene heeft zich gedurende het reclasseringstoezicht grotendeels weten te houden aan de bijzondere voorwaarden. Echter, vanaf maart 2022 is een kentering te zien en valt betrokkene terug in cocaïnegebruik. Tactus Reclassering ziet enkel nog mogelijkheden voor recidivebeperking als betrokkene geplaatst kan worden bij een beschermde woonvorm waar de lat niet te hoog ligt, hij niet teveel in zijn autonomie beperkt wordt en hij wegens zijn cocaïnegebruik niet uitgeplaatst wordt. Er worden mogelijkheden gezien om betrokkene met verlenging van het huidige toezicht (ofwel een nieuw kader binnen een voorwaardelijke veroordeling) te plaatsen bij een Domus locatie, te weten [adres] . Op deze locatie wordt zowel softdrugsgebruik als harddrugsgebruik gedoogd en is het gebruik hiervan geen reden voor uitplaatsing. Tactus Reclassering kan op dit moment niet achter de vordering van de tenuitvoerlegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel staan. Met name de ‘klassieke’ invulling van een ISD-maatregel lijkt niet passend en weinig meerwaarde te hebben, nu betrokkene recent een klinisch traject met diagnostiek afname en opname binnen verschillende woonplekken heeft afgerond.
De reclasseringswerker [reclasseringswerker] heeft op de terechtzitting van 25 oktober 2022 voornoemde rapporten toegelicht. Zij heeft onder meer naar voren gebracht dat de verdachte op
3 november 2022 kan instromen bij [adres] . Dit betreft een zogenoemde ‘24-uurs locatie’ waar hij altijd terug kan vallen op begeleiding. Ook zijn er vanuit deze locatie mogelijkheden om door te stromen naar een andere locatie als de verdachte de wens heeft om volledig met het middelengebruik te stoppen. Het is van belang dat de verdachte een stabiele woonplek krijgt. Opname binnen een klinische setting is, om redenen die zijn vermeld in het laatste rapport, een herhaling van zetten. Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt derhalve niet geadviseerd. Dit kent bovendien als nadeel dat binnen de ISD-maatregel uiteindelijk wordt ingezet op plaatsing in een woonvoorziening waar volledige abstinentie van middelen wordt verlangd. Gezien het feit dat de verdachte na het doorlopen van het klinisch-traject vrij snel terugviel in cocaïnegebruik en mede gelet op de uitlatingen van de verdachte over mogelijk toekomstig gebruik van middelen, is zeer de vraag of dat haalbaar is.
Verklaring van de verdachte
Bij de aan de verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank mede acht geslagen op de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte met betrekking tot middelengebruik in de toekomst. Hij heeft verklaard dat hij momenteel, in de P.I., geen harddrugs gebruikt, maar dat hij niet kan uitsluiten dat hij in de toekomst weer harddrugs zal gebruiken.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de houding van de verdachte ten aanzien van middelengebruik in de toekomst en gelet op de adviezen van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat plaatsing van de verdachte bij [adres] op dit moment de meest geschikte optie is om het risico dat de verdachte in de toekomst zal recidiveren, zo veel mogelijk te beperken. Immers, op deze locatie wordt eventueel gebruik van middelen gedoogd en zal de verdachte bij een terugval niet direct worden uitgeplaatst. Plaatsing bij [adres] kan derhalve de nodige stabiliteit geven aan de verdachte wat betreft zijn woonplek. Van daar uit kan verder worden toegewerkt naar stabiliteit op andere leefgebieden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd voor de duur van 145 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Gelet op de duur van het voorarrest is het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen straf door de verdachte uitgezeten op 3 november 2022. De verdachte dient die dag derhalve in vrijheid te worden gesteld, waarna hij direct kan instromen bij de Domus-locatie [adres] .
Aan het voorwaardelijk op te leggen gedeelte van de straf zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 9 juli 2020 in de zaak met parketnummer 15/064144-20 heeft de rechtbank Noord-Holland de verdachte ter zake van acht diefstallen, mishandeling, belediging en lokaalvredebreuk veroordeeld tot de voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De proeftijd is op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 30 juli 2020 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 24 juli 2020.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke maatregel alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen. Hoewel de verdachte in zijn proeftijd een strafbaar feit heeft gepleegd en de vordering op grond daarvan in beginsel kan worden toegewezen, acht de rechtbank toewijzing van de vordering, gelet op de aan de verdachte op te leggen straf en de daartoe onder 6.3 gegeven overwegingen, niet opportuun.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
honderdvijfenveertig (145) dagenen beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot dertig (30) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Inforsa te Utrecht, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verblijft bij [adres] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld, ook als dit inhoudt dat de veroordeelde wordt verplicht tot het hebben van dagbesteding;
  • gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van rechtbank Noord-Holland in de zaak met parketnummer 15/064114-20 opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Olthof, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. E.G. van Roest, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.T. Sluis en mr. P.E.M. Metri,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2022.
Mr. M.E. Olthof en mr. E.G. van Roest zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.