ECLI:NL:RBNHO:2022:9821

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
C/15/297407 / FA RK 19-7288 en C/15/299915 / FA RK 20-92
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken na echtscheiding met aandacht voor ouderschap en welzijn van kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 september 2022 uitspraak gedaan over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van de ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorlopige zorgregeling, die eerder was vastgesteld op 19 mei 2021, als definitieve regeling zal gelden. De rechtbank heeft geconstateerd dat de ouders, de vrouw en de man, na hun relatiebreuk nog niet in staat zijn geweest om hun ouderschap te reorganiseren, wat negatieve gevolgen heeft voor zowel henzelf als de kinderen. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om zelf stappen te zetten om uit hun strijdhouding te komen en heeft hen gewezen op de verantwoordelijkheid die zij hebben ten opzichte van hun kinderen.

De rechtbank heeft de adviezen van de beschermingstafel overgenomen en benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders de adviezen opvolgen. De rechtbank heeft de zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de week op zaterdag en dinsdag bij de man verblijven. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het voortzetten van de procedure niet zinvol is en dat het in het belang van de kinderen is dat de ouders zelf tot afspraken komen. De beslissing is genomen door mr. F. Kleefmann, die tevens kinderrechter is, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. K.D. Warmerdam. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaaknummer: C/15/297407 / FA RK 19-7288 en C/15/299915 / FA RK 20-92
Beschikking van 22 september 2022 betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.I. Vervest, gevestigd te Heemskerk,
tegen
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. R. Bottenheft, gevestigd te Velsen-Zuid.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 19 mei 2021 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Verder is in die beschikking beslist over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en is een voorlopige kinderbijdrage vastgesteld en een voorlopige zorgregeling. Op verzoek van partijen is de zaak een aantal keren aangehouden. Bij beschikking van 1 december 2021 is bepaald dat het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant deel uitmaakt van de beschikking. Op verzoek van partijen zijn de verzoeken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden, dit in afwachting van de afronding van een traject bij Centrum Jeugd en Gezin.
1.2.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het F9-formulier van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 23 februari 2022;
- het F9-formulier met bijlagen van de advocaat van de man, ingekomen op 1 maart 2022;
- het F9-formulier van de advocaat van de man, ingekomen op 12 mei 2022;
- het F9-formulier van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 20 mei 2022;
- het F9-formulier met bijlagen van de advocaat van de man, ingekomen op 30 augustus 2022;
- het F9-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 31 augustus 2022.

2.De verdere beoordeling

Verdeling zorg- en opvoedingstaken
2.1.
Partijen zijn de ouders van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] . Partijen hebben in het kader van de echtscheidingsprocedure ieder voor zich de rechtbank verzocht om een regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen. In dat kader hebben de kinderen ook met de kinderrechter gesproken.
De vrouw heeft verzocht een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vast te stellen welke gelijk is aan de regeling vastgesteld bij beschikking voorlopige voorzieningen van 19 januari 2021. Die regeling houdt in dat de kinderen van partijen eens per 14 dagen op de zaterdag bij de man verblijven, en dat de man eens per 14 dagen op dinsdag de ski-training bijwoont
De man heeft verzocht om een zorgregeling vast te stellen waarbij:
- de kinderen bij de man verblijven eens per veertien dagen een weekend van vrijdagavond tot zondagavond;
- gedurende de helft van de trainingen van de kinderen in Nederland, zonder dat de vrouw hierbij aanwezig is;
- gedurende de helft van de trainingen van de kinderen in het buitenland, zonder dat de vrouw hierbij aanwezig is;
- gedurende de helft van de wedstrijden, waarbij de vrouw ook aanwezig kan zijn,
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
2.2.
In haar beschikking van 19 mei 2021 heeft de rechtbank over de zorgregeling ondermeer overwogen en besloten:
“2.5.4. In het kader van de procedure voorlopige voorzieningen hebben partijen ter zitting van 11 januari 2021 uitvoerig met de rechtbank gesproken over de zorgregeling. Voor de verslaglegging hiervan en voor de visie van partijen en de rechtbank op de zorgregeling verwijst de rechtbank naar punt 3.1. t/m 3.4 van de beschikking van de rechtbank van 19 januari 2021. De rechtbank moet vaststellen dat er tot op heden niet al te veel is veranderd in de situatie. Wel is het zo dat partijen thans op korte termijn kunnen starten met het traject Ouderschap Blijft. De rechtbank wil benadrukken dat deelname aan dit traject belangrijk is voor partijen en voor de kinderen. De rechtbank spreekt de hoop uit dat partijen dit traject positief kunnen gaan afronden, waarbij het de voorkeur moet hebben dat partijen onder begeleiding nadere afspraken kunnen gaan maken over de zorgregeling, bij voorkeur op te nemen in een ouderschapsplan.
2.5.5.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de verzoeken ter zake de zorgregeling voor een periode van 6 maanden aanhouden in afwachting van de resultaten van het traject Ouderschap Blijft. De rechtbank zal daarbij beslissen dat de zorgregeling zoals is bepaald bij beschikking van 19 januari 2021, als voorlopig regeling geldt, totdat de rechtbank anders beslist.
3.3.
bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig, totdat de rechtbank anders beslist, als volgt zal zijn:
De minderjarigen verblijven een keer per 2 weken op de zaterdag en een keer per twee weken op de dinsdag (ski-training) bij de man;
3.4.
houdt de verdere beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan voor de duur van 6 maanden, tot 19 november 2021, dit in afwachting van het resultaat van het traject Ouderschap Blijft, met opdracht aan partijen zoals genoemd onder punt 2.9.2.;”
2.3.
Op verzoek van partijen heeft de rechtbank de beslissing omtrent de zorgregeling meerdere keren aangehouden, dit om partijen in de gelegenheid te stellen om middels begeleiding vanuit hulpverlening alsnog zelf tot afspraken te komen.
De man heeft de rechtbank bij bericht van 12 mei 2022 verzocht om de procedure nog voor 3 maanden aan te houden in afwachting van het resultaat van de hulpverlening. De vrouw heeft bij bericht van 20 mei 2022 verzocht om een eindbeschikking te geven. De rechtbank heeft de procedure toen nogmaals aangehouden voor de duur van 3 maanden, dit met het bericht aan partijen dat dit de laatste aanhouding zou zijn.
2.4.
Gelet op het verloop van de hulpverlening heeft de man bij brief van 30 augustus 2022 primair verzocht om de procedure nog voor de duur van 1 jaar aan te houden. Subsidiair heeft de man verzocht om de zaak op zitting in te plannen.
2.5.
Bij brief van 30 augustus 2022 heeft de vrouw bezwaar gemaakt tegen nog een aanhouding en tegen het op zitting plannen van de zaak. De vrouw geeft aan dat in haar visie de enig juiste beslissing van de rechtbank is om de voorlopige regeling te bekrachtigen en daarbij in de overwegingen opneemt dat het belangrijk is dat partijen aan de communicatie werken waarbij de vader de boodschap wordt meegegeven hulpverlening te zoeken in zijn contact met de kinderen en over hoe hij zich opstelt.
2.6.
Aan de hand van hetgeen partijen in de brieven van 30 augustus 2022 naar voren brengen begrijpt de rechtbank dat er tot op heden geen goed lopende zorgregeling is tussen de ouders en de kinderen. De problematiek is in ieder geval 2 keer besproken aan de beschermingstafel.
2.7.
In de notulen van de bespreking aan de beschermingstafel van 26 april 2022 is ondermeer opgenomen:
Advies, conclusie en besluit;
Er zijn onvoldoende gronden voor een raadsonderzoek; ouders en Parlan zijn beiden bereid om de hulpverlening weer op te starten. Het dringend advies is om “Ouderschap Blijft” weer op te pakken en voort te zetten. Daarnaast is het advies van de kindercoach voor [minderjarige 1] (weer) in te zetten. Wanneer de zorgen niet weg genomen worden door ingezette hulpverlening, kan er opnieuw een VTB ter bespreking aan de beschermingstafel worden voorgelegd.
2.8.
In de notulen van de bespreking aan de beschermingstafel van 5 juli 2022 is ondermeer opgenomen:
Inschatting huidige situatie en de veiligheid;
Beide ouders zijn het erover eens dat er iets moet veranderen in de huidige situatie. Ouders
communiceren niet of nauwelijks met elkaar.
Moeder geeft aan geen vertrouwen meer te hebben in betrokken medewerkers van Parlan.
Moeder geeft aan open te staan voor andere hulpverleners van Parlan.
Moeder zal via de huisarts (POH) eigen hulpverlening starten.
Er zijn nauwelijks kindsignalen ondanks de verstoorde relatie met vader. Volgens moeder gaan de kinderen “best lekker”. Vader geeft aan dat kinderen steeds meer van hem “wegdrijven”, hij ziet de kinderen steeds minder vaak. [minderjarige 2] komt op dit ogenblik helemaal niet bij haar vader.
Het contact tussen vader en de kinderen verslechterd.
Kindercoach voor [minderjarige 1] is betrokken en nog op de achtergrond aanwezig.
Advies, conclusie en besluit;
Er zijn onvoldoende gronden voor een raadsonderzoek; er zijn onvoldoende kindsignalen en ouders hebben beiden verklaard mee te willen werken aan hulpverlening.
Het dringende advies aan ouders is om mee te werken met Ouderschap Blijft. Het verzoek aan
Parlan is om andere hulpverleners aan het gezin te koppelen.
Het dringende advies aan moeder is om een klachtgesprek aan te vragen bij Parlan, om zo haar
onvrede op de juiste plek te kunnen bespreken met als doel dat er gewerkt kan worden aan herstel
in het vertrouwen van Parlan.
Het advies aan moeder is om daarnaast ook contact op te nemen met de POH’er van de huisarts.
2.9.
De rechtbank deelt de zorgen welke uit het overleg aan de beschermingstafel naar voren zijn gekomen over het ouderschap van partijen na hun relatiebreuk. Het lijkt er sterk op dat partijen na hun relatiebreuk nog niet zijn toegekomen aan de reorganisatie van hun ouderschap. Dit gaat ten koste van hun eigen welzijn en het welzijn van de kinderen. Om hier een doorbraak in te bereiken en om weer in het welzijn van hun kinderen te kunnen gaan denken en handelen neemt de rechtbank de hiervoor genoemde adviezen vanuit de beschermingstafel over.
Het is positief dat partijen inzien dat er iets moet veranderen in de huidige situatie. Partijen zullen zelf stappen moeten zetten om uit hun strijdhouding te komen. De bal daartoe ligt bij én de man én de vrouw, waarbij zij zich er ieder van bewust moeten worden dat zij de ander niet kunnen veranderen maar dat zij enkel zelf tot een verandering van de situatie kunnen komen. De rechtbank geeft deze boodschap mee aan beide partijen.
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat het voortzetten van onderhavige procedure partijen enkel ondersteunt in hun strijdhouding en thans niet meer zinvol is. In het nogmaals op zitting plaatsen van de zaak ziet de rechtbank geen toegevoegde waarde en zal niet leiden tot de door partijen zelf gewenste verandering. De rechtbank zal daarom de voorlopige zorgregeling uit de beschikking van 19 mei 2021 als definitieve regeling vaststellen met de uitdrukkelijke overweging dat het ouderschap van partijen de verantwoordelijkheid met zich brengt om de adviezen, conclusie en besluiten vanuit de beschermingstafel opvolgen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt met inachtneming van de overweging onder punt 2.10. dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal zijn dat de kinderen een keer per 2 weken op de zaterdag en een keer per twee weken op de dinsdag (ski-training) bij de man verblijven;
3.2.
verklaart de beslissing met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.D. Warmerdam op 22 september 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.