ECLI:NL:RBNHO:2022:9794

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
HAA 21/3903 en HAA 21/4010
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor de nieuwe reddingspost van de Zandvoortse Reddingsbrigade

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 9 november 2022, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort beoordeeld. Dit besluit betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuwe reddingspost op het strand van Zandvoort voor de Zandvoortse Reddingsbrigade. Eisers, bewoners van Zandvoort, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat zij menen dat de nieuwe reddingspost dichter bij het duin geplaatst kan worden en dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen. De rechtbank behandelt de beroepen gelijktijdig met een andere zaak en constateert dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat de gemeente in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank overweegt dat de noodzaak van de nieuwbouw van de reddingspost, gezien de huidige staat van de oude post, en de belangen van kustveiligheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten zwaarwegend zijn. De rechtbank concludeert dat de belangen van de eisers niet opwegen tegen de belangen van de gemeente en verklaart de beroepen ongegrond. De verleende omgevingsvergunning blijft in stand, en eisers krijgen geen griffierecht of proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/3903 en HAA 21/4010

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2022 in de zaken tussen

[eiser 1] en [eiseres] , uit Zandvoort, eisers 1

(gemachtigde: mr. O.V. Wilkens),
en

[eiser 2] , uit Zandvoort, eiser 2(gemachtigde: mr. T. de Beet),

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort, verweerder
(gemachtigden: K.S. Mahi en I. Dijk).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van 27 juli 2021. Hierbij is een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een nieuwe reddingspost op het strand van Zandvoort voor de Zandvoortse Reddingsbrigade (ZRB).
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft deze beroepen, gelijktijdig met het beroep met zaaknummer HAA 21/3958, op 24 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers 1, bijgestaan door hun gemachtigde, en eiser 2. Namens verweerder is verschenen: zijn gemachtigden, vergezeld door G. Polman van AG architecten, C. Winkel, voorzitter van de ZRB, en T. van Vrijaldenhoven, bestuurslid verantwoordelijk voor huisvesting van de ZRB.

Totstandkoming van het besluit

Voorgeschiedenis
2.
2.1.
Aan de Boulevard Paulus Loot 66 in Zandvoort ligt de huidige reddingspost Ernst Brokmeier (Post Zuid) van de ZRB. Gelet op de huidige staat van de reddingspost bestaat de wens voor het realiseren van een nieuwe reddingspost. In overleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland (Rijnland) en de ZRB is door verweerder naar een geschikte locatie gezocht voor de nieuwe reddingspost. Er is gekozen voor een vrij gelegen locatie op het strand tussen het strandpaviljoen Ubuntu Beach en het gebouw van de Watersportvereniging Zandvoort (nabij Boulevard Paulus Loot 66).
2.2.
Eisers 1 wonen op [adres 1] en eiser 2 woont op [adres 2] .
2.3.
Op het perceel Boulevard Paulus Loot 66 is het bestemmingsplan ‘Strand en Duin’ van kracht. Het bouwperceel heeft op grond hiervan de bestemming ‘Recreatie-Dagrecreatie’ met als aanduiding ‘strandpaviljoen’. De maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 3 en 5,5 meter. [1]
2.4.
Bij besluit van 2 december 2019 heeft Rijnland een watervergunning verleend voor het bouwen van een jaarrond gebouw op het strand ten behoeve van de reddingspost. Hieraan zijn voorschriften verbonden, onder meer met betrekking tot de afstand van de reddingspost tot het duin. Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
2.5.
Op 22 december 2020 heeft de gemeente Zandvoort een omgevingsvergunning aangevraagd voor onder meer de bouw van een nieuwe reddingspost op voornoemde locatie en het handelen in strijd met de regels van ruimtelijke ordening. Het bouwplan voorziet onder meer in het plaatsen van de reddingspost op een kavel van ongeveer 43 meter breed. Het hoofdgebouw heeft twee bouwlagen met een dakterras met een breedte van 26 meter en een hoogte van 6,71 meter. Die hoogte betreft een deel van het pand. Het andere deel heeft een hoogte van 4,21 meter. Er is sprake van een brutovloeroppervlak van het hoofdgebouw van ongeveer 305 m2.
2.6.
De uitgebreide voorbereidingsprocedure is gevolgd. Het ontwerpbesluit tot verlening van de gevraagde vergunning heeft van 5 maart 2021 tot en met 15 april 2021 ter inzage gelegen. Eisers 1 en eiser 2 hebben op respectievelijk 1 april 2021 en 9 april 2021 (aangevuld op 6 mei 2021) hun zienswijze ingediend.
Bestreden besluit
3. Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunning voor onder meer het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, ondanks de zienswijze van eisers, verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 3o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Volgens verweerder is geen sprake van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Gronden eisers 1 en eiser 2
4. Eisers stellen zich – samengevat – op het standpunt dat de reddingspost dichter bij het duin kan worden geplaatst. Mede daarom is volgens eisers sprake van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Verder zijn hun belangen niet goed meegewogen. Hun belang dient volgens hen zwaarder te wegen dan dat van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Wet- en regelgeving

5. Voor de relevante wet- en regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Algemeen toetsingskader
6.1.
Vast staat dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan laat op de gekozen locatie een reddingspost niet toe. Ook is de hoogte in strijd met de op die locatie geldende maxima.
6.2.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 3o, van de Wabo kan een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
6.3.
De rechtbank merkt op dat verweerder de bevoegdheid heeft om in afwijking van de geldende planregels een omgevingsvergunning te verlenen. Bij het gebruik maken van die afwijkingsbevoegdheid heeft verweerder beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter toetst niet of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou komen, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het bestuursorgaan in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
Heeft verweerder de vergunning in redelijkheid kunnen verlenen?
Strijd met goede ruimtelijke ordening?
7.
7.1.
Volgens eisers is het project in strijd met een goede ruimtelijke ordening en is de ruimtelijke onderbouwing ontoereikend. Zij voeren daartoe allereerst aan dat er een alternatieve locatie voorhanden is, dichter bij het duin. Volgens eisers ligt de duinvoet bovendien dichter bij de weg dan waarvan thans is uitgegaan. Daarnaast is de hoogte waarop de begane grond wordt gerealiseerd (5,5 meter boven NAP) volgens eisers niet overeenkomstig de geldende regelgeving. Het plaatsen van de reddingspost op de beoogde locatie is tot slot in strijd met de Structuurvisie ‘Parel aan Zee+’, waarin tegen verharding van de omgeving wordt gepleit.
7.2.
Volgens verweerder is geen sprake van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Gelet op de huidige staat van de reddingspost is nieuwbouw noodzakelijk. Na overleg met Rijnland is gebleken dat nieuwbouw in de strook met bestemming ‘Natuur’, gelet op de beleidsdoelen, niet mogelijk is en dat uitbreiding of herbouw van de reddingspost op de huidige locatie niet wenselijk is omdat het de aangroei van het duin onmogelijk maakt. De beoogde locatie is in overleg met onder meer Rijnland gekozen. Rijnland heeft hiervoor een watervergunning afgegeven. Hierin is conform de geldende regelgeving de locatie ten opzichte van het duin bepaald. Rijnland heeft in de brief van 4 maart 2022 uiteengezet hoe de duinvoet wordt bepaald en op welke plek de reddingspost mag worden geplaatst. De reddingspost mag gelet hierop niet dichter bij het duin worden geplaatst. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat de hoogte van de begane grond in overeenstemming is met de uit het bestemmingsplan voortvloeiende bouwvoorschriften en de door Rijnland hieraan gestelde eisen. Er is gekozen voor 5,5 meter boven NAP in verband met veiligheid en bescherming van het gebouw bij hoogwater. Er is verder onder meer gekozen voor deze locatie vanwege het behoud van een goede spreiding van reddingsposten op het strand van Zandvoort en ten opzichte van aangrenzende kustgemeenten. Volgens verweerder is de locatie op het strand geschikt voor een reddingspost. Zowel landelijk als wereldwijd is dit gebruikelijk. Dit geeft de kortst mogelijke afstand naar de zee, is laagdrempelig en goed bereikbaar en toegankelijk voor bezoekers van het strand. Ook zijn het stallen van vaar- en voertuigen en het verrichten van onderhoud hieraan eenvoudiger ten opzichte van de huidige locatie in het duin. De hoogte van het hoofdgebouw is te rechtvaardigen vanwege het voor het uitvoeren van de taken benodigde uitzicht op het strand en de zee. Verweerder heeft daarnaast toegelicht dat van strijdigheid met de structuurvisie ‘Parel aan Zee+’ geen sprake is. In de structuurvisie is ingezet op het verminderen van de verharding en het verbeteren van de duinuitstraling. Het betreft een gewenst toekomstbeeld voor de boulevard en uitdrukkelijk niet het strand. Om die reden is in het op de boulevard van toepassing zijnde bestemmingplan een vergunningplicht vastgesteld voor het aanbrengen van verhardingen in de voortuinen van de woonpercelen. Daarbij komt dat de duinuitstraling bij verplaatsing van de reddingspost naar het strand ook wordt verbeterd. Het duin kan op de huidige plek van de reddingspost immers op natuurlijke wijze aangroeien en herstellen.
7.3.1
De rechtbank acht hiermee door verweerder voldoende onderbouwd waarom geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Zij overweegt hierover verder het volgende.
7.3.2.
Partijen zijn het eens over de noodzaak van herbouw, uitbreiding en/of nieuwbouw van de huidige reddingspost omdat deze te klein en verouderd is. Dat een reddingspost op het strand in zijn algemeenheid niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, is navolgbaar. Zoals op veel meer plekken (in de wereld) zijn reddingsposten gesitueerd op het strand, met alle voordelen van dien. De wens om een goede spreiding van de reddingsposten langs de kust te behouden is niet onredelijk. Ook is de hoogte van het hoofdgebouw te rechtvaardigen, gelet op de functie die dat gebouw heeft. Verder past een reddingspost bij de huidige aanwezige bebouwing, zoals de gebouwen van de watersportvereniging en horeca. Verweerder heeft daarnaast inzichtelijk gemaakt waarom het plaatsen van de reddingspost op de beoogde locatie niet in strijd is met de structuurvisie ‘Parel aan Zee+’.
7.3.3.
De door eisers genoemde alternatieve locatie leidt niet tot een ander oordeel. Vooropgesteld moet worden dat verweerder naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dient te beslissen aan de hand van de aanvraag zoals die is ingediend. Het bestaan van alternatieven kan slechts tot het onthouden van planologische medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door gebruikmaking van deze alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. [2] Gelet op onder meer de brief van Rijnland van 4 maart 2022, waarin – samengevat – is toegelicht dat nieuwbouw buiten de vastgelegde bebouwingscontouren vanwege de belangen van de kustveiligheid en waterveiligheid niet is toegestaan en nieuwbouw elders in de natuurstrook ook niet mogelijk is, is aan voornoemde voorwaarde niet voldaan.
7.3.4.
Tussen partijen is verder niet meer in geschil dat de hoogte waarop de begane grond is gerealiseerd (5,5 meter boven NAP) overeenkomstig de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan is. Het desbetreffende betoog is immers ter zitting ingetrokken. De rechtbank stelt voorts vast dat de locatie van de reddingspost ten opzichte van het duin is bepaald conform de door Rijnland gehanteerde regelgeving. In de brief van Rijnland van 4 maart 2022 is beschreven hoe de duinvoet is vastgesteld en toegelicht dat deze, gelet op het dynamische karakter van het duin, noodzakelijkerwijs een periodieke momentopname betreft en dus wellicht niet overeenkomt met de ‘visuele’ duinvoet. Daarnaast is toegelicht dat de fundering op minimaal 4,5 meter boven NAP moet liggen. De afstand tussen de achterkant van het bouwwerk en de duinvoet moet voorts te allen tijde ten minste 8 meter bedragen. Dit is vastgesteld in de door Rijnland verleende watervergunning. Voor zover eisers het daarmee oneens zijn, hadden zij daartegen rechtsmiddelen in moeten stellen. Thans staat dit besluit in rechte vast.
Belangenafweging
8.
8.1.
Volgens eisers dienen hun belangen zwaarder te wegen dan het belang van verweerder. Zij stellen zich op het standpunt dat sprake is van onevenredige gevolgen voor hun uitzicht. De door verweerder verrichte zichtlijnenstudie is niet juist. Eisers 1 hebben een zichtlijnenstudie laten maken door Ingenieursburo Stevens B.V, waaruit volgens hen valt op te maken dat de reddingspost vanuit hun woning duidelijk zichtbaar zal zijn, waardoor het uitzicht (onevenredig) wordt benadeeld. Ook heeft verweerder de gevolgen van de verlichting van de reddingspost volgens eisers onvoldoende bij de belangenafweging betrokken. Ter zitting is toegelicht dat het voor eiser 2 belangrijke ‘pure zwarte gat’ in de late avond en nacht door de komst van de reddingspost verdwijnt. Er hadden voorschriften ten aanzien van de verlichting in de omgevingsvergunning dienen te worden opgenomen.
8.2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de door hem verrichte belangenafweging in redelijkheid een zwaar gewicht kunnen toekennen aan het belang van het waarborgen en beschermen van het toezicht en veiligheid op het strand, de kustveiligheid en waterveiligheid. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat de reddingspost op de beoogde locatie goed bereikbaar is voor (andere) hulpdiensten en dat deze dan in de nabijheid van watersporters van de vereniging en tussen de strandbezoekers ligt. Verder heeft verweerder in redelijkheid kunnen meewegen dat er een beperkte impact zal zijn op het uitzicht. Gevolgd kan worden dat er nog steeds sprake zal zijn van een ruim voldoende en weids uitzicht op het strand en de zee. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat thans op basis van het geldende bestemmingsplan een strandpaviljoen is toegestaan met een oppervlakte van 700 m2 en ook overigens al tal van bebouwing rondom de beoogde locatie aanwezig is. Gelet op de aard en de functie van de reddingspost is de overschrijding van de maximaal toegestane hoogte eveneens toelaatbaar.
Verweerder heeft voornoemde belangen in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van eisers. Daarbij acht de rechtbank van belang dat een recht op een blijvend vrij uitzicht gelet op vaste jurisprudentie van de Afdeling niet bestaat. [3] Voorts is het deel van de reddingspost dat zichtbaar zal zijn voor eisers beperkt. In het geval van eisers 1 dient daarbij te worden betrokken dat de oude reddingspost, die recht voor hun huis staat, verdwijnt waardoor op die locatie het zicht juist verbetert. De door eisers 1 overgelegde zichtlijnenstudie maakt weliswaar duidelijk dat de reddingspost het uitzicht belemmert, maar deze belemmering weegt niet op tegen de belangen van verweerder.
8.2.2.
Verweerder heeft toegelicht dat de verlichting op het gebouw van de reddingspost zal bestaan uit zes algemene buitenarmaturen die onder andere tot doel hebben de ruimte voor de stallingsruimte ook in een avond- of schemersituatie te kunnen gebruiken. Het gaat om buitenarmaturen die doorgaans ook worden gebruikt als verlichting bij gevels van woningen. Verweerder wijst naar een gemaakte impressie van de avondsituatie. Gelet op het beperkte aantal armaturen en de beperkte verlichting en uitstraling is verweerder van mening dat er geen sprake zal zijn van (onevenredige) lichthinder.
8.2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook de gevolgen van de verlichting van de reddingspost voor eisers niet zwaarder hoeven te laten wegen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat, zoals verweerder heeft toegelicht, geen overlast verwacht wordt van een bij de functie van de reddingspost passend gebruik van de verlichting van het gebouw en dat indien dit wel het geval zal zijn het gesprek kan worden aangegaan, waarbij van belang is dat de gemeente zelf de vergunninghouder is. Daarnaast bevinden zich rondom de locatie ook gebouwen met daarbij behorende verlichting en is sprake van straatverlichting langs de straat waaraan eisers wonen. Van een onevenredige impact als gevolg van de verlichting is, mede gelet op de door verweerder overgelegde impressie, niet gebleken. Voor het oordeel dat verweerder hiernaar verder onderzoek had dienen te verrichten, dan wel voorschriften aan de omgevingsvergunning had moeten verbinden ziet de rechtbank geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1 luidt als volgt:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
Artikel 2.12 luidt als volgt:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)
Bestemmingsplan ’Strand en Duin’
Artikel 4 luidt als volgt:
1. De op de plankaart voor Recreatie-Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. dagrecreatie;
alsmede:
(…)
c. ter plaatse van de aanduiding "strandpaviljoen" tevens voor ten hoogste 38 seizoensgebonden strandpaviljoens met bijbehorende voorzieningen zoals terrassen met dien verstande dat:
- binnen 20 m ter plaatse van de aanduiding "jaarrond" in de plaats van een seizoensgebonden strandpaviljoen een jaarrondstrandpaviljoen is toegestaan, met een maximum van 5 jaarrondstrandpaviljoens in totaal;
- binnen 20 m ter plaatse van de aanduiding "jaarrond zeilvereniging" in de plaats van een seizoengebonden zeilverenigingsgebouw een jaarrond zeilverenigingsgebouw is toegestaan;
(…)
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:
(…)
g. ter plaatse van de aanduiding "strandpaviljoen" gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met dien verstande dat:
(…)
II. per strandpaviljoen het gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 700 m² mag bedragen;
III. de goothoogte en nokhoogte van hoofdgebouwen, in afwijking van artikel 2 wordt gemeten vanaf de begane grondvloer van het hoofdgebouw en niet meer mag bedragen dan 3 m respectievelijk 5,5 m;
(…)

Voetnoten

1.Zie artikel 4, eerste en derde lid, aanhef en onder g, aanhef en onder III, van het bestemmingsplan ‘Strand en Duin’.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1473, en 7 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY2489.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2512.