ECLI:NL:RBNHO:2022:9713

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
9756490
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractueel verbod op bedrijfsmatige exploitatie van paardenwei en de gevolgen van het maken van (YouTube-)filmpjes

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en gedaagden over de schending van een vaststellingsovereenkomst. Eiseres, eigenaar van een woning, had in 2004 een overeenkomst gesloten met haar voormalige buurman, gedaagde, waarin werd bepaald dat gedaagde zijn weiland niet bedrijfsmatig mocht exploiteren. Eiseres vorderde een boete van € 20.000,00 omdat gedaagden, na de verkoop van zijn woning aan nieuwe eigenaren, niet had gezorgd dat deze verplichting werd doorgegeven. De nieuwe eigenaren, die actief zijn als influencers, maakten video’s op het weiland, wat eiseres als bedrijfsmatige exploitatie beschouwde.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagden niet aansprakelijk was voor de boete. De rechter stelde vast dat de activiteiten van de nieuwe eigenaren niet als bedrijfsmatig konden worden gekwalificeerd, omdat hun filmpjes voornamelijk alledaagse activiteiten betroffen en niet gericht waren op commerciële exploitatie. Bovendien had gedaagde voldoende aangetoond dat hij de verplichtingen uit de overeenkomst aan de nieuwe eigenaren had doorgegeven. De kantonrechter wees de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die op € 746,00 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9756490 \ CV EXPL 22-1437 (ZI)
Uitspraakdatum: 9 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: DAS
tegen

1.[gedaagde 1]2. [gedaagde 2]

beiden wonende te [woonplaats 2]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. S.A. Wensing
De zaak in het kort
Gedaagde is de voormalige buurman van eiseres. In 2004 hebben zij een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer werd bedongen dat gedaagde zijn weiland met paardenbak niet bedrijfsmatig mocht exploiteren. Bovendien moest gedaagde deze verplichting ook aan zijn rechtsopvolger opleggen. Op het schenden van de overeenkomst staat een boete van € 20.000,00. De kantonrechter is van oordeel dat de gedaagde deze boete niet hoeft te betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 3 maart 2022 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 18 oktober 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van de woning aan de [adres 1] in [plaats] . [gedaagden] was eigenaar van de woning aan de [adres 2] in [plaats] .
2.2.
Naar aanleiding van een geschil tussen partijen over het gebruik en inrichting van het perceel van [gedaagden] hebben zij op 28 juni 2004 een vaststellingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst staat onder andere het volgende:
“- het weiland, voor zover niet in gebruik voor agrarische doeleinden, dient uitsluitend voor het hobbymatig houden van paarden van de eigenaar. (…)- de paardenbak dient uitsluitend voor privé-gebruik. Het is derhalve verboden de paardenbak op enigerlei wijze bedrijfsmatig te exploiteren. (…)
- partij sub 1 is verplicht er zorg voor te dragen dat deze verplichting aangaande het privé-gebruik van de paardenbak en het weiland ook voor de rechtsopvolgers van partij sub 1 zal gelden. (…)- in geval van niet nakoming door partij sub 1 van één van de hiervoor vermelde verplichtingen verbeurt deze aan de wederpartij een direct opeisbare boete van € 20.000,-.”
2.3.
In 2020 heeft [gedaagden] zijn woning verkocht aan de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ). [naam 1] en [naam 2] zijn actief in de paardensport en daarnaast
influencers. In dat kader nemen zij op voormeld weiland video’s op, bestemd voor sociale media.
2.4.
In november 2021 heeft [eiseres] de gemeente [gemeente] verzocht handhavend op te treden tegen [naam 1] en [naam 2] . Bij besluit van 26 april 2022 heeft de gemeente het verzoek van [eiseres] ter zake van de bomen en heg toegewezen. Het verzoek tot handhaving ter zake van de vermeende bedrijfsactiviteiten is afgewezen. Het houden van de paarden heeft hier grotendeels een hobbymatig karakter, aldus de gemeente.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagden] veroordeelt tot betaling van € 20.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagden] in strijd met de vaststellingsovereenkomst heeft gehandeld omdat [gedaagden] de rechtsopvolgers er niet op heeft gewezen dat het weiland en de paardenbak alleen voor privégebruik mag worden aangewend. Volgens [eiseres] exploiteren de nieuwe eigenaren hun perceel bedrijfsmatig. [gedaagden] is daarom een boete van € 20.000,00 verschuldigd.
3.3.
[gedaagden] betwist de vordering. [gedaagden] voert aan – samengevat – dat hij geen boete is verschuldigd aan [eiseres] . Er is volgens [gedaagden] geen sprake van bedrijfsmatige exploitatie van het perceel van [naam 1] en [naam 2] . [gedaagden] stelt verder dat hij bij de verkoop wel heeft bedongen dat de rechtsopvolgers het weiland en de paardenbak privé zouden gebruiken. [gedaagden] verzoekt de kantonrechter om [eiseres] te veroordelen in de volledige kosten.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil is of [gedaagden] in strijd heeft gehandeld met de vaststellingsovereenkomst en daarom aan [eiseres] een boete van € 20.000,00 moet betalen. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet zo is. Daartoe overweegt hij als volgt.
4.2.
[eiseres] stelt dat de boete niet alleen ziet op het bedrijfsmatig exploiteren van het perceel, maar ook dat het verbod niet is doorgegeven bij de verkoop van de woning. Volgens [gedaagden] is dit een nieuwe grondslag van de vordering en hij maakt hiertegen bezwaar. Voor zover moet worden aangenomen dat uit de dagvaarding voldoende blijkt dat het verwijt dat [gedaagden] wordt gemaakt, er ook is gelegen dat het kettingbeding niet aan de rechtsopvolgers van [gedaagden] is opgelegd, overweegt de kantonrechter het volgende. Door [gedaagden] is gemotiveerd betoogd dat het kettingbeding wel degelijk aan [naam 1] en [naam 2] is opgelegd maar dat niet alle bepalingen uit de vaststellingsovereenkomst aan hen zijn medegedeeld. Dit is door [eiseres] niet betwist. De kantonrechter gaat ervan uit dat aan deze bepaling van de vaststellingsovereenkomst derhalve wel is voldaan. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat [gedaagden] heeft gesteld dat bedrijfsmatig gebruik van het bewuste perceel sowieso op basis van het bestemmingsplan niet is toegestaan, zodat het kettingbeding wat dat betreft een overbodig karakter lijkt te hebben. Ook deze stelling is onbetwist gebleven.
4.3.
Wat betreft de gestelde bedrijfsmatige activiteiten van [naam 1] en [naam 2] op het perceel, overweegt de kantonrechter als volgt.
4.4.
[naam 1] en [naam 2] zijn influencers. Dit betekent kort gezegd dat zij zichzelf en elkaar filmen bij al dan niet dagelijkse activiteiten. De vraag of dit een bedrijfsmatig karakter heeft, is afhankelijk van het aantal kijkers dat deze activiteiten op sociale media trekken. Bij veel kijkers kan er geld mee worden verdiend. Echter, de activiteiten die [naam 1] en [naam 2] filmen zijn alledaagse en/of speelse activiteiten omtrent het houden en verzorgen van hun eigen paarden. Zij zetten deze filmpjes online. Dit hadden ze ook kunnen doen zonder dat er iemand in deze filmpjes geïnteresseerd is. Dan was het geen bedrijfsmatige exploitatie geweest, aldus kennelijk [eiseres] . Dat [naam 1] en [naam 2] hier nu misschien wel (indirect) geld mee verdienen betekent niet dat sprake is van schending op het verbod op bedrijfsmatige exploitatie als bedoeld in de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter legt dit verbod namelijk aldus uit dat dit ertoe strekt potentiële
overlastdoor bedrijfsmatige exploitatie van de paardenbak te voorkomen, en niet te voorkomen dat iemand er min of meer toevallig geld verdient. Dat [naam 1] en [naam 2] zich soms door een derde laten filmen, of dat [eiseres] zich ergert aan het feit dat [naam 1] en [naam 2] soms luidruchtig plezier hebben bij het maken van de filmpjes maakt dit oordeel niet anders.
4.5.
Steun voor dit oordeel kan worden gevonden uit het feit dat de gemeente in haar beslissing ook heeft geoordeeld dat de activiteiten van [naam 1] en [naam 2] niet vallen onder het verbod op het bedrijfsmatig gebruik van het perceel.
4.6.
De conclusie van het bovenstaande is dat [gedaagden] de gevorderde boete niet hoeft te betalen. De vordering van [eiseres] wordt dan ook afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter ziet geen reden om de door [gedaagden] gevorderde volledige proceskosten toe te wijzen. Voor een veroordeling in de volledige proceskosten is alleen plaats als [eiseres] misbruik van recht heeft gemaakt. Daarvan is in deze zaak geen sprake. De kantonrechter zal [eiseres] daarom veroordelen in de proceskosten volgens het voor kantonzaken normale liquidatietarief.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 746,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagden]
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter