ECLI:NL:RBNHO:2022:9639

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
15.346431.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en brandstichting met levensgevaar en gevaar voor goederen, ontslag van rechtsvervolging en oplegging van tbs-maatregel met voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en brandstichting. De verdachte heeft op 28 december 2021 in Heerhugowaard geprobeerd zijn vriend om het leven te brengen door hem te omringen met brandbare vloeistoffen en waxinelichtjes, terwijl het slachtoffer sliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, als gevolg van een psychotische stoornis door middelengebruik. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd, waarbij de nadruk lag op behandeling en monitoring van zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor de materiële en immateriële schade die het slachtoffer had geleden. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/346431-21
Uitspraakdatum: 1 november 2022
Tegenspraak
Verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2022 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [naam verdachte] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [geboorteplaats] ,
feitelijk verblijvende in de Piet Roordakliniek (Verlengde Ooyerhoekseweg 30, 7207 BJ te Zutphen).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.M. van der Most, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 28 december 2021 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- naar de schuur is gelopen en daar een fles met een benzinemengsel, althans een vluchtige en/of brandbare vloeistof, heeft gepakt en dit in een leeg verfblik heeft gegoten, en/of (vervolgens)
- de balkondeur van de studio waarin die [naam slachtoffer] zich bevond, heeft afgesloten (teneinde een vluchtweg voor die [naam slachtoffer] af te sluiten), en/of (vervolgens) (terwijl die [naam slachtoffer] sliep)
- meerdere brandende waxinelichtjes rondom het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft geplaatst en/of (vervolgens)
- ( een) benzine(mengsel), althans een vluchtige, brandbare vloeistof, over het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of over die brandende waxinelichtjes heeft gegoten en/of
- heeft geprobeerd om de deur van die studio op slot te doen (teneinde een vluchtweg voor die [naam slachtoffer] af te sluiten),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 28 december 2021 in de gemeente Heerhugowaard in elk geval in Nederland, in een studio, behorende bij een boerderij, gelegen aan de [adres boerderij] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (een) benzine(mengsel), althans een vluchtige en/of brandbare vloeistof, immers heeft hij, verdachte meerdere brandende waxinelichtjes rondom het lichaam van [naam slachtoffer] geplaatst en/of (vervolgens)(een) benzine(mengsel), althans een vluchtige en/of brandbare vloeistof, over het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of over die brandende waxinelichtjes gegoten ten gevolge waarvan het lichaam van deze [naam slachtoffer] in brand is gevlogen en/of er brand is ontstaan in die studio en daarvan gemeen gevaar voor die studio en/of voor de overige woonvertrekken in die boerderij, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de zich in die boerderij bevindende personen, te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of een of meer andere pers(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of een of meer andere pers(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat ten aanzien van feit 1 sprake is van poging tot moord. Ten aanzien van feit 2 dient een partiële vrijspraak te volgen voor de onderdelen van de tenlastelegging die zien op levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [naam 3] en [naam 2] . Er was wel sprake van levensgevaar voor [naam slachtoffer] .
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van feit 1 geen sprake is van voorbedachte raad en dat het laatste gedachtestreepje van de feitelijke omschrijving van de tenlastelegging niet kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 kan niet worden bewezen dat sprake was van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten aanzien van [naam 2] en [naam 3] .

3.Oordeel van de rechtbank

3.3.1
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.3.2
Bewijsmotivering ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van voorbedachte raad, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van poging tot moord. De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman zo dat, op de grond dat de verdachte in een psychose zou hebben gehandeld, de ten laste gelegde voorbedachte raad niet kan worden bewezen. Dit verweer wordt niet gevolgd.
De verdachte heeft op 28 december 2021 bij de politie – onder meer – verklaard:

Ik wilde hem vermoorden.
Ik had eerst een mes in mijn handen en toen dacht ik nee, dat gaat zo bloeden. Er stonden lege verfblikken in [slachtoffers] kamer, die stonden onder tafel. Ik heb een blik gepakt en ben naar de schuur gelopen. In de schuur stond een colafles met mengsmering. Dat is een combinatie van Euro95 en 2 tact olie. Die mengsmering heb ik vanuit die colafles overgegoten in het blik. Toen heb ik al die waxinelichtjes om hem heen gezet, hij lag toch te slapen…
Uit deze verklaring leidt de rechtbank af dat de verdachte gedurende enige tijd het vooropgezette plan had om het slachtoffer om het leven te brengen. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Dat het handelen van de verdachte op dat moment (mogelijk) werd bepaald door een psychische stoornis, maakt dat niet anders. Bovendien is niet gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging tot moord bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 28 december 2021 in de gemeente Heerhugowaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven te beroven,
- naar de schuur is gelopen en daar een fles met een brandbare vloeistof heeft gepakt en dit in een leeg verfblik heeft gegoten, en
- de balkondeur van de studio waarin die [naam slachtoffer] zich bevond heeft afgesloten, en terwijl die [naam slachtoffer] sliep
- brandende waxinelichtjes rondom het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft geplaatst en
- een brandbare vloeistof over het lichaam van die [naam slachtoffer] en over die brandende waxinelichtjes heeft gegoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op 28 december 2021 in de gemeente Heerhugowaard in een studio, behorende bij een boerderij gelegen aan de [adres boerderij] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare vloeistof, immers heeft hij, verdachte, brandende waxinelichtjes rondom het lichaam van [naam slachtoffer] geplaatst en een brandbare vloeistof over het lichaam van die [naam slachtoffer] en over die brandende waxinelichtjes gegoten ten gevolge waarvan het lichaam van deze [naam slachtoffer] in brand is gevlogen en er brand is ontstaan in die studio en daarvan gemeen gevaar voor die studio en levensgevaar voor een persoon, te weten [naam slachtoffer] , te duchten was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
  • feit 1:
  • feit 2:
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard.
Bij de beantwoording van de vraag of de gepleegde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend, heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychiatrisch onderzoeksrapport van 26 april 2022 van psychiater H. Wind en het psychologisch onderzoeksrapport van 13 april 2022 van psycholoog J. Yntema. De conclusies van de deskundigen luiden, kort samengevat, dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel, een stoornis in het gebruik van cannabis en een stoornis in alcoholgebruik. Daarnaast is sprake van een psychotische stoornis door een amfetamineachtig middel. Deze stoornissen waren ten tijde van de gepleegde feiten bij de verdachte aanwezig. Als gevolg daarvan was bij de verdachte sprake van een volledig verstoorde realiteitstoetsing en werd zijn denken en handelen geheel bepaald door de psychotische stoornis. Beide deskundigen adviseren daarom de feiten in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies uit de hiervoor genoemde rapportages over en maakt die tot de hare. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank bij de ondervraging van de verdachte verkend of de verdachte op een verwijtbare wijze heeft bijgedragen aan het ontstaan van de psychose waarin hij verkeerde ten tijde van het plegen van de feiten. Het antwoord op die vraag is ontkennend. De rechtbank acht de verdachte ten aanzien van feiten 1 en 2 volledig daarom ontoerekeningsvatbaar. De door de verdachte gepleegde feiten kunnen hem niet worden toegerekend wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Dat betekent dat de verdachte niet strafbaar is, zodat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Motivering van de maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden zal worden opgelegd, onder de voorwaarden zoals genoemd in het rapport van Tactus verslavingszorg, gedateerd 28 juni 2022. De officier van justitie heeft gevorderd dat de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
Het standpunt van de raadsman is overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Strafoplegging is uitgesloten, omdat, zoals hiervoor onder 5. is overwogen, de rechtbank de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar acht. Wel biedt de wet de mogelijkheid tot oplegging van een maatregel. Bij de beslissing hierover heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de zitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft geprobeerd om een goede vriend van hem om het leven te brengen. Daartoe heeft hij het slachtoffer omringd met waxinelichtjes en hem overgoten met een brandbare vloeistof. De verdachte verbleef die avond en nacht in de studio van het slachtoffer omdat het niet goed ging met de verdachte. Hij zou de volgende dag worden opgenomen en het slachtoffer had zich bereid verklaard op de verdachte te letten. Terwijl het slachtoffer sliep, heeft de verdachte ervoor gezorgd dat het lichaam van zijn vriend in de brand is gevlogen. Daarmee heeft hij het leven van het slachtoffer op het spel gezet. Het slachtoffer heeft ‘geluk’ gehad dat hij die nacht niet is omgekomen, maar de gevolgen voor hem zijn niettemin zeer ernstig. Het slachtoffer heeft aanzienlijke brandwonden aan zijn rug, enkels en voeten opgelopen, als gevolg waarvan hij huidtransplantaties heeft moeten ondergaan. Ook zijn er bij het slachtoffer PTSS-gerelateerde klachten (waaronder angst, nachtmerries en achterdocht) ontstaan. Het slachtoffer is voor het leven getekend, aangezien de littekens van de brandwonden naar alle waarschijnlijkheid nooit volledig zullen verdwijnen. Als gevolg van het handelen van de verdachte is bovendien de gehele verdieping waar de brand plaatsvond uitgebrand.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 7 oktober 2022 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De deskundigenrapportages en het advies van de reclassering
Uit het psychiatrisch onderzoeksrapport van 26 april 2022 van psychiater Wind en het psychologisch onderzoeksrapport van 13 april 2022 van psycholoog Yntema, blijkt dat beide deskundigen adviseren tot oplegging van de maatregel van tbs met voorwaarden.
Het rapport van de psychiater houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een middelen gerelateerde psychotische stoornis, een stoornis in amfetamine gebruik, een stoornis in alcoholgebruik en een stoornis in cannabisgebruik. De psychotische symptomen met paranoïde betrekkingswanen, somatische belevingen, agitatie en onrust hebben het denken en handelen van betrokkene geheel bepaald ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Betrokkene had wegens overmatig gebruik van een amfetamine achtig middel sinds enige tijd een paranoïde psychotische stoornis ontwikkeld. Ook had hij de overtuiging dat hij dood zou gaan, dit wegens de onverklaarde lichaamsbelevingen met schokken, uitvalsverschijnselen en het gevoel op afstand bestuurd te worden. Betrokkene had de gedachte dat bepaalde personen in zijn omgeving hiermee te maken hadden. Hij ging over tot het in brand steken van zijn slapende vriend omdat hij die nacht tot de conclusie was gekomen dat die erachter zat. Door zijn symptomen was bij betrokkene sprake van een volledig verstoorde realiteitstoetsing en werd zijn denken en handelen geheel bepaald door de psychotische stoornis. Om deze reden wordt geadviseerd betrokkene de ten laste gelegde feiten niet toe te rekenen. Het recidive risico is moeilijk in te schatten aangezien het vrijwel volledig afhangt van het risico op terugval in middelengebruik, dat bij ongewijzigde omstandigheden als een reëel risico dient te worden beschouwd gezien het recidiverende karakter van stoornissen in middelengebruik. Gezien de ernst van het ten laste gelegde, dient het risico zoveel mogelijk beperkt te worden met waarborgen en controle. Het recidive gevaar kan worden verminderd door het bewerkstelligen van duurzame abstinentie van middelengebruik en zodoende voorkomen van psychotische symptomen bij betrokkene. Er wordt aanbevolen betrokkene te behandelen met betrekking tot zijn verslavingsproblematiek om duurzame abstinentie te realiseren. Verder is een intensieve individuele behandeling gericht op het vergroten van coping vaardigheden en op sociaal-emotionele ontwikkeling geïndiceerd (zoals ook in de voorgeschiedenis na psychologisch onderzoek al eerder is benoemd). Een forensisch begeleid wonen traject wordt aanbevolen om voldoende woonvaardigheden te ontwikkelen voorafgaand aan zelfstandig wonen. Gezien de verwachte duur van het behandeltraject en de gewenste duurzame abstinentie wordt de maatregel TBS met voorwaarden geadviseerd. Dit kader biedt ook voldoende mogelijkheden om de benodigde behandelingen en het toezicht hierop door de reclassering en te realiseren.
Het rapport van de psycholoog houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van forse verslavingsproblematiek in de vorm van een stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel, stoornis in het gebruik van cannabis en een stoornis in alcoholgebruik, allen ernstig en in vroege remissie. Daarnaast is er sprake van een psychotische stoornis door amfetamineachtig middel. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was dit ook zo. De psychische stoornis beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen volledig ten tijde van het ten laste gelegde. In de aanloop naar het ten laste gelegde is betrokkene van september tot november 2021 bij verslavingskliniek Triora opgenomen. Bij Triora is er bij betrokkene een ADHD-onderzoek uitgevoerd en is ADHD tevens gesteld. Hiervoor heeft hij Tentin voorgeschreven gekregen; ADHD-medicatie waarvan dexamfetamine de werkzame stof is. Vanuit zijn verslavingsgevoeligheid is betrokkene onvoldoende in staat geweest om het gebruik van deze medicatie goed te beteugelen. Betrokkenes gedrag voorafgaand en tijdens en na het ten laste gelegde was dusdanig ernstig verward en psychotisch gekleurd, dat het zijn denken en handelen volledig heeft bepaald. Dit alles overziend en overwegend, is er sprake (geweest) van een volledige doorwerking van ongespecificeerde spectrum stoornis of andere psychotische stoornis in combinatie met de stoornissen in het cannabisbruik, amfetaminegebruik en alcoholgebruik in het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om betrokkene het ten laste gelegde niet toe te rekenen. Bij een afweging van het bovenstaande risico en beschermende factoren met inachtneming van onderzoekers klinisch oordeel wordt het risico op agressie en gewelddadig gedrag bij veel bescherming als laag ingeschat, maar bij psychotische ontregeling wordt agressief en gewelddadig gedrag en bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij als hoog geduid. Gezien de ernst van het delict en het hoge recidiverisico in agressief en gewelddadig gedrag in geval van psychotische ontregeling en zonder behandeling, is het van belang dat betrokkens behandeling in een stevig kader wordt vormgegeven. Het is van groot belang dat er niet alleen op de terugval in psychotisch gedrag wordt gemonitord, maar vooral monitoring plaats vindt op het voorkomen van terugval in agressief gedrag. Dit laatste wordt met name binnen een forensisch kader geboden en is het best passend bij een TBS met voorwaarden kader. Betrokkene heeft aangegeven van goede wil te zijn en gemotiveerd te zijn voor behandeling en is nog nooit langdurig in zorg geweest. Op het PPC in PI Zwolle stelt hij zich goed begeleidbaar en behandelbaar op. Voorts is hij ook gestabiliseerd. Zodoende lijkt een TBS met voorwaarden een passend kader, waarbij betrokkene gedurende langere tijd de noodzakelijke behandeling kan krijgen. Behandeling van betrokkene dient zoals genoemd bij aanvang klinisch te starten. Dit zou gerealiseerd kunnen worden vanuit een forensische setting zoals een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA). Vanwege zijn behandelbereidheid en het feit dat hij tijdens zijn huidige detentie ook al is gestabiliseerd, is een hoog beveiligingsniveau van een FPC en FPK naar mening van onderzoeker niet nodig. Het advies is daarom om de behandeling op een FPA binnen het kader van een TBS met voorwaarden te laten plaatsvinden waarna betrokkene na een korte klinisch fase snel kan doorstromen naar behandeling bij een forensisch FACT-team.
Het reclasseringsadvies, gedateerd 28 juni 2022, opgesteld en ondertekend door [naam getuige] (reclasseringswerker) en [naam getuige 2] (unitmanager), verbonden aan Tactus verslavingszorg houdt onder meer het volgende in:
Tactus Reclassering is van mening dat het risico op terugval in middelengebruik hoog is en dat hiermee ook het risico op een recidiverende psychose aanwezig is. Zolang betrokkene abstinent blijft, zijn medicatie inneemt zoals voorgeschreven en zich inzet voor zijn behandeling achten wij het risico op recidive echter laag. Het is noodzakelijk om deze abstinentie binnen een gedwongen kader, langdurig te monitoren gelet op de langdurige verslavingsproblematiek. Met betrekking tot letselschade is Tactus Reclassering van mening dat het risico, net als bij recidive, laag is op het moment dat er geen sprake is van middelengebruik en hoog als betrokkene terugvalt in middelengebruik. Tot op heden heeft betrokkene in vrijwillig kader meermalen hulp gezocht. Momenteel geeft betrokkene aan open te staan voor elke vorm van hulpverlening en daarom ligt het in de lijn der verwachting dat betrokkene zich niet zal onttrekken aan de voorwaarden. Wij adviseren positief over tbs met voorwaarden.
De reclassering heeft in haar rapport voorwaarden geformuleerd waaronder de tbs-maatregel kan worden opgelegd. De verdachte heeft zowel bij de reclassering als ter terechtzitting verklaard te willen meewerken aan deze voorwaarden, indien deze door de rechtbank worden opgelegd.
Tbs-maatregel met voorwaarden
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling van de verdachte moet worden gelast, omdat bij hem tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de door de verdachte begane feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank kan, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de voorwaarden niet worden nageleefd.
Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal
€ 10.512,98 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit parkeer- en reiskosten in verband met ziekenhuisbezoeken in de vorm van verplaatste schade.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 195,10 rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De verdediging heeft de parkeerkosten (ad
€ 19,90) en het door de benadeelde partij gestelde aantal kilometers, te weten 584 kilometer, niet betwist. De rechtbank gaat bij haar berekening van de reiskosten uit van € 0,30 per kilometer. De wettelijke rente over de materiële schade is toewijsbaar vanaf de datum waarop die schade is ontstaan. Deze schade is blijkens bijlage 1 bij het verzoek tot schadevergoeding op verschillende tijdstippen ontstaan. De rechtbank bepaalt bij wijze van moderatie de ingangsdatum voor de materiële schade op 1 februari 2022. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gevorderde immateriële schade billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 10.000,00 vanaf 28 december 2021 en het bedrag van € 195,10 vanaf 1 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade voor het overige af, nu deze is gebaseerd op een onjuiste berekening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [
kort gezegd: poging tot moord en brandstichting met levensgevaar] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 45, 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 ter beschikking wordt gesteld, en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende zijn gedrag:
1. Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
2.
Geen strafbaar feit plegenDe veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
3.
Meewerken aan reclasseringstoezicht:De veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- de veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- de veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
- de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
- de veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
- de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- de veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- de veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
4.
Meewerken aan time-outDe veroordeelde werkt mee aan een time-out in een forensisch psychiatrisch centrum (fpc) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
5.
Niet naar het buitenlandDe veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
6.
Opname in een zorginstellingDe veroordeelde laat zich opnemen in een door de Divisie Individuele Zaken (diz) van DJI nader te bepalen instelling of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
7.
Ambulante behandelingDe veroordeelde laat zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
8.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvangDe veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
9.
DrugsverbodDe veroordeelde gebruikt geen drugs en/of alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle vindt plaats middels urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
10.
Meewerken aan middelencontroleDe veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan Tactus reclassering bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Beslissingen ten aanzien van de benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 10.195,10, bestaande uit € 195,10 als vergoeding voor de materiële en € 10.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 10.000,00 vanaf 28 december 2021 en over het bedrag van € 195,10 vanaf 1 februari 2022, steeds tot aan de dag der algehele voldoening, aan [naam slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal € 10.195,10, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 85 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag ten aanzien van de materiële schade (van
€ 195,10) wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2022 en bepaalt dat het te betalen bedrag ten aanzien van de immateriële schade (van
€ 10.000,-) wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 december 2021, steeds tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij ( [naam slachtoffer] ) in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing ten aanzien van de voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Jansen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2022.
mr. Reemst en mr. Jansen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.