ECLI:NL:RBNHO:2022:9634

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
15.120839.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens afpersing van minderjarige slachtoffers onder bedreiging met geweld

Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 14 mei 2022, waarbij de verdachte samen met medeverdachten twee minderjarige slachtoffers onder bedreiging van een mes en een hakbijl heeft gedwongen tot de afgifte van geld en goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 23 september 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte, samen met anderen, de slachtoffers heeft bedreigd en gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van ongeveer 370 euro en een Louis Vuitton tas. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de medeverdachten in overweging genomen, evenals het bewijs dat is verzameld, waaronder camerabeelden en DNA-onderzoek. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor medeplegen van afpersing en heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 75 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen.

De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en een contactverbod met de medeverdachten en slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers in aanmerking genomen bij het bepalen van de strafmaat. De verdachte heeft eerder met justitie te maken gehad en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de positieve ontwikkelingen die hij heeft doorgemaakt sinds het incident.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15.120839.22 en 15.201392.21 (vord. tul) (P)
Uitspraakdatum: 7 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 23 september 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Turkije),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
( [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2022 te Beverwijk en/of te Heemskerk, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten de [laan] en/of de [straat] , althans de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 370 euro en/of een Louis Vuitton tasje met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde door
- een mes en/of een machete en/of een hakbijl te pakken en/of
- te zeggen (tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] ): 'geef het geld of wij gaan je neersteken en/of
- achter die [benadeelde partij 1] aan te rennen en/of
- die [benadeelde partij 1] vast te pakken bij zijn schouder en/of
- het mes te richten op die [benadeelde partij 1] en/of
- te zeggen (tegen [benadeelde partij 1] ): “geef me je geld, anders steek ik je neer” en/of "ik zweer het ik steek je" en/of "geef me gewoon het geld”, en/of
- te zeggen (tegen [benadeelde partij 2] ) "als je liegt dan ga ik je steken", althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken, te weten van het (medeplegen van het) afpersen van aangever [benadeelde partij 1] .
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn weergegeven.
3.3.2.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte een aandeel heeft gehad in het afpersen van aangever [benadeelde partij 1] , ook niet als medepleger. Uit het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] volgt dat hij op een andere plaats dan in de steeg is afgeperst door een ander dan verdachte. Het medeplegen van de afpersing van [benadeelde partij 1] kan daarom niet aan verdachte toegerekend worden. Uit het dossier volgt volgens de raadsvrouw geen bewijs dat de afpersing vooraf gepland en voorbereid was door verdachte. Verdachte was op het grasveldje enkel aanwezig om te voetballen. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de afpersing van aangever [benadeelde partij 2] .
De rechtbank overweegt dat bij de beoordeling of sprake is van medeplegen, rekening kan worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
Uit de bewijsmiddelen in het dossier leidt de rechtbank af dat de aangevers op 14 mei 2022 omstreeks 20.50 uur op de [laan] en/of de [straat] in Beverwijk en/of Heemskerk door vier jongens onder bedreiging van een hakbijl en een machete(mes) zijn gedwongen tot afgifte van geld en een tasje met inhoud. De twee minderjarige aangevers waren in de veronderstelling dat zij e-sigaretten zouden gaan kopen. Nadat zij door verdachte en medeverdachten zijn meegenomen naar een steeg tussen de [laan] en de [straat] , is hen gevraagd om hun geld te laten zien. Na een mislukte poging dit geld van slachtoffer [benadeelde partij 2] af te pakken, is slachtoffer [benadeelde partij 1] weggerend. Zowel [benadeelde partij 2] als [benadeelde partij 1] hebben vervolgens onder bedreiging van een hakbijl en/of een machete(mes) hun geld afgegeven.
Vaststaat dat verdachte met de medeverdachten en aangevers is meegelopen vanaf het station Beverwijk naar de steeg gelegen tussen de [laan] en de [straat] . Onderweg, zo hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] verklaard, heeft verdachte een hakbijl aangenomen van [medeverdachte] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de steeg deze hakbijl in zijn hand had en aangever [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat hij zich hierdoor bedreigd heeft gevoeld.
Uit de verklaringen van de medeverdachten en de aangevers en uit de camerabeelden blijkt dat verdachte met medeverdachten als groep heeft gehandeld en dat ieder een aandeel had in de afpersing. Verdachte had zichtbaar een hakbijl en tenminste één medeverdachte een mes. Het feit dat aangever [benadeelde partij 1] buiten de steeg, en dus buiten de directe aanwezigheid van verdachte, onder bedreiging van een mes is gedwongen zijn geld af te geven aan een medeverdachte, maakt niet dat er geen sprake is van medeplegen door verdachte.
In de eerste plaats waren verdachte en de medeverdachten aanvankelijk gezamenlijk in de steeg aanwezig. [benadeelde partij 1] voelde zich toen (mede) door het gedrag van de groep zodanig bedreigd dat hij de steeg is uitgerend, waarna hij onder bedreiging van een mes zijn geld heeft afgegeven aan de medeverdachte. Dat de groep van verdachten zich heeft opgesplitst maakt niet dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van de afpersing van beide aangevers.
Kort na de afpersing is verdachte op straat aangehouden, waarbij beide aangevers hem hebben herkend als één van de daders. Bij deze aanhouding zijn bij verdachte spullen van aangever [benadeelde partij 2] aangetroffen, afkomstig uit het tasje dat [benadeelde partij 2] aan verdachte had moeten afstaan, te weten een fles parfum van Calvin Klein, een Rabobank-reader en een Basic Fit-pasje op naam van de zus van aangever [benadeelde partij 2] . Tot slot is het DNA-materiaal van verdachte aangetroffen op de in de directe omgeving van de plaats delict aangetroffen hakbijl.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een volledig gezamenlijke uitvoering ten aanzien van de beide aangevers, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen ten aanzien van beiden. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 14 mei 2022 te Beverwijk en/of te Heemskerk, op de openbare weg, te weten de [laan] en/of de [straat] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal 370 euro en/of een Louis Vuitton-tasje met inhoud, dat aan die [benadeelde partij 1] of [benadeelde partij 2] , toebehoorde door
- een machete en een hakbijl te pakken en
- te zeggen (tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] ): 'geef het geld of wij gaan je neersteken en
- achter die [benadeelde partij 1] aan te rennen en
- die [benadeelde partij 1] vast te pakken bij zijn schouder en
- het mes te richten op die [benadeelde partij 1] en
- te zeggen (tegen [benadeelde partij 1] ): “geef me je geld, anders steek ik je neer” en "ik zweer het ik steek je" en "geef me gewoon het geld”, en
- te zeggen (tegen [benadeelde partij 2] ) "als je liegt dan ga ik je steken".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden, waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 75 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde algemene en bijzondere voorwaarden.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de bij vonnis van de kantonrechter van 12 november 2021 (parketnummer 15-201392-21) opgelegde proeftijd verlengt met één jaar.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moeite heeft om zich op goede wijze uit te drukken. Het is niet zijn bedoeling geweest om in zijn verklaringen te ‘draaien’. Verdachte heeft verklaard dat hij aanwezig is geweest tijdens de afpersing in de steeg en dat hij op verschillende momenten domme keuzes heeft gemaakt. Dat verdachte zo heeft gehandeld, kwam doordat hij had geblowd. Dit is geen excuus voor wat er is gebeurd, maar speelt wel mee in het gedrag van verdachte. Verdachte erkent dat hij mee is gegaan met medeverdachten en dat dit verkeerd is geweest. Hij neemt hiermee dus zijn verantwoordelijkheid. Ook heeft verdachte zich de afgelopen tweeëneenhalve maand op een positieve manier ingezet. Hij heeft dagbesteding bij zijn opa in de zaak, hij is gestopt met blowen en wil weer naar school gaan. De raadsvrouw verzoekt hiermee rekening te houden bij de bepaling van de strafmaat.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
6.3.1.
Aard en ernst strafbare feiten
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en ook door de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de rapportage van de Raad.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 14 mei 2022 tezamen met anderen schuldig gemaakt aan een afpersing op de openbare weg, waarbij de slachtoffers onder bedreiging van een machete en een hakbijl zijn gedwongen geld en goederen af te geven. Zij zijn daarbij woordelijk bedreigd en door de verdachten meegenomen naar een rustige plek onder het mom van de verkoop van ‘vapes’. Nadat beide aangevers geld hadden moeten afstaan, is verdachte nog achter een van de aangevers aangelopen om deze ook nog zijn tasje met inhoud te laten afstaan.
Dit is een zeer ernstig feit. In het algemeen zijn slachtoffers van dit soort feiten vaak nog lang bang om op straat te zijn en opnieuw in een vergelijkbare situatie terecht te komen. Naast de gevoelens van angst bij de slachtoffers, zorgen dit soort feiten ook voor een gevoelen van onveiligheid bij mensen die hiervan getuige zijn of hierover horen. Verdachte is met zijn handelen geheel voorbij gegaan aan deze gevoelens en heeft kennelijk alleen gedacht aan wat er voor hem te halen viel. Dat verdachte onder invloed was van verdovende middelen doet aan de ernst van dit feit niet af. De rechtbank rekent het verdachte hoe dan ook aan dat hij op het moment dat hij de hakbijl in handen kreeg, niet heeft besloten om weg te gaan, maar juist volop aan de afpersing heeft bijgedragen.
6.3.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Uit het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 augustus 2022 blijkt dat verdachte in 2021 is veroordeeld voor openlijk geweld in vereniging en voor mishandeling. Daarnaast is verdachte eveneens in 2021 veroordeeld wegens het niet nakomen van de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs.
Uit het over verdachte uitgebrachte adviesrapport van de Raad van 15 september 2022 blijkt het volgende.
Verdachte is eerder bij de Raad, politie en justitie in beeld geweest in verband met verdenking van overtreding van de leerplicht en het plegen van geweldsmisdrijven. Verdachte heeft toen een deels voorwaardelijke taakstraf (met toezicht van Jeugdreclassering) opgelegd gekregen. Verdachte heeft zijn werkstraf niet goed afgerond (er staat nog 15 uren open). Dit is door de taakstraf-coördinator van de Raad gemeld aan de officier van justitie.
De Raad adviseert, gezien de ernst van de verdenking, onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk staat aan de duur van het voorarrest, dus de periode die verdachte al heeft doorgebracht in Teylingereind. Hij heeft hier een flinke consequentie van ervaren, wat mogelijk zal bijdragen aan het verkleinen van de kans op herhaling. Om de kans op herhaling verder te verkleinen vindt de Raad het belangrijk dat er verplicht toezicht en begeleiding voor verdachte blijft. De afgelopen tijd heeft verdachte laten zien dat een strak kader met toezicht en begeleiding hem helpt om een positieve ontwikkeling door te maken.
De Raad adviseert daarnaast om verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, onder de algemene voorwaarde dat de minderjarige:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de minderjarige:
- meewerkt aan jeugdreclasseringstoezicht;
- meewerkt aan hulpverlening (momenteel Nova Forta of IFA coach);
- verboden wordt om contact te leggen of laten leggen met de medeverdachte(n) en slachtoffer(s), zolang nodig geacht wordt door de jeugdreclassering;
- onderwijs/stage of andere zinvolle dagbesteding volgt in overleg met school, stage en jeugdreclassering, volgens het afgesproken rooster.
Aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Haarlem moet opdracht worden gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. De minderjarige is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Tot slot adviseert de Raad ten aanzien van de vordering ten uitvoerlegging dat de proeftijd behorende bij de bij vonnis van de kantonrechter van 12 november 2021 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf wordt verlengd met instandhouding van de voorwaarden.
De Raad heeft op de zitting het advies gewijzigd. Geadviseerd wordt jeugddetentie op te leggen, gelijk aan de duur van het voorarrest en verder voorwaardelijke jeugddetentie met daarbij de in het rapport genoemde algemene en bijzondere voorwaarden. Tot slot handhaaft de Raad het advies een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen aan verdachte.
De Raad maakt zich voor wat betreft de vordering tenuitvoerlegging zorgen of verdachte wel inziet dat opgelegde sancties serieus zijn. Verdachte heeft tweemaal eerder een werkstraf niet afgerond en al veel kansen gekregen.
De getuige van De Jeugd- en Gezinsbeschermers heeft op de zitting aangegeven dat er nog niet veel inzicht is in de vriendengroep van verdachte, omdat hij nu veel thuis of op zijn werk verblijft. Hij houdt zich goed aan de avondklok. Gedurende de zomervakantie heeft verdachte, met toestemming van de jeugdreclassering, een maand in Turkije verbleven. Hij kon daardoor afstand nemen van wat er is gebeurd. Tijdens zijn verblijf in detentie heeft verdachte een verandering doorgemaakt. Hij wil veranderen en hij wil een opleiding volgen. De intakegesprekken met school en met de coach hebben pas zeer recent plaatsgevonden. De coach kan per direct starten met de begeleiding. De getuige heeft desgevraagd verklaard dat hij begrijpt dat er twijfel is om de avondklok van verdachte te beëindigen. Om verdachte te leren om te gaan met zijn vrijheden, hem inzicht te laten geven in zijn vriendengroep en op een zinvolle manier met zijn tijd om te gaan, adviseert de jeugdreclassering om de avondklok niet te handhaven.
6.4.
Hoofdstraffen
De rechtbank acht de oplegging van een vrijheidsbenemende straf passend en geboden. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Verdachte heeft 26 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht en heeft zich sinds de schorsing uit de voorlopige hechtenis aan voorwaarden gehouden. Hij werkt bij zijn opa, houdt zich aan de avondklok en zal binnenkort met een opleiding starten. De rechtbank zal daarom verdachte niet terug sturen naar de jeugdgevangenis, maar het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie beperken tot de duur van het voorarrest.
De rechtbank zal aan een voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen jeugddetentie een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank de bijzondere voorwaarden, zoals die door de Raad zijn geadviseerd, noodzakelijk. Deze voorwaarden zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De rechtbank vindt het noodzakelijk dat verdachte zich nog gedurende twee maanden aan een avondklok houdt, te weten van 20.00 uur tot 07.00 uur, zodat hij niet op risicovolle tijdstippen met vrienden buiten kan zijn. Hierbij speelt een rol dat het strafbare feit heeft plaatsgevonden in de avond. Verder heeft verdachte, mede omdat hij een maand in Turkije is geweest, nog maar korte tijd de effecten van een avondklok ondervonden. In de periode van twee maanden kan verdachte inzicht geven in de vrienden(groep) waar hij nog mee wil omgaan. Daarna kan verdachte dan gaan leren omgaan met zijn vrijheden.
De rechtbank is verder van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een onvoorwaardelijke werkstraf van 60 uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat deze werkstraf binnen een termijn van negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven contante geld ter waarde van € 553,95 (omschrijving/ goednummers: 1370082, 1370090, 1370091, 1370092, 1370094), moet worden teruggegeven aan verdachte. Niet vastgesteld kan worden dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig is van de afpersing, zodat hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[benadeelde partij 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 649,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit twee posten, te weten:
- post 1: Apple Airpods Pro, ter waarde van € 279,-;
- post 2: Bankbiljetten (1x50, 15x20, 2x10), ter waarde van € 370,-.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een deel van het onder verdachte in beslag genomen bedrag, te weten € 370,- als gestolen buit aan aangever [benadeelde partij 1] moet worden teruggegeven. In dat geval is benadeelde [benadeelde partij 1] schadeloos gesteld en moet zijn vordering in het geheel niet-ontvankelijk worden verklaard. Indien de teruggave niet wordt gelast dan stelt de officier van justitie zich subsidiair op het standpunt dat post 2 (Bankbiljetten) dient te worden toegewezen. De officier van justitie ziet geen aanwijzingen in het dossier dat de Apple Airpods zijn weggenomen en vordert daarom dat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, primair vanwege de partieel verzochte vrijspraak, subsidiair omdat de vordering niet is onderbouwd en meer subsidiair alleen voor wat betreft de Apple Airpods, omdat deze niet terug te vinden zijn in de aangifte.
De rechtbank is van oordeel dat de schade genoemd onder post 2 tot een bedrag van € 370,- rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal wat meer of anders is gevorderd, afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de overige gestelde schadepost (post 1, Apple Airpods) het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3.4. bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: afpersing, op de openbare weg, in vereniging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.848,83 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit 10 posten, te weten:
- post 1: Paspoort, ter waarde van € 57,34;
- post 2: Louis Vuitton District PM Messenger Bag, ter waarde van € 1.300,-;
- post 3: Airpods Pro, ter waarde van € 279,-;
- post 4: Rabo reader, ter waarde van € 14,95;
- post 5: Powerbank;
- post 6: Apple oplaadkabel, ter waarde van € 39,99;
- post 7: Apple usb adapter, ter waarde van € 36,99;
- post 8: Schoolbankpas + persoonlijke pas;
- post 9: Calvin Klein parfum, ter waarde van € 70,-;
- post 10: Benzine kosten (264 km), ter waarde van € 47,56.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering niet- ontvankelijk dient te worden verklaard. Enkele van de weggenomen goederen zijn teruggegeven aan de benadeelde partij. Van de andere goederen ontbreekt de onderbouwing. De Louis Vuittontas wordt geclaimd als een originele tas, maar dit is niet onderbouwd. Daarom kan de waarde ervan ook niet geschat worden.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de gehele vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze niet is onderbouwd. Subsidiair wordt gesteld dat een aantal goederen is teruggegeven. Van de goederen die niet zijn teruggegeven kan niet worden vastgesteld wat de daadwerkelijke waarde is geweest. Nergens blijkt dat de Louis Vuittontas een origineel exemplaar was en de Airpods Pro komen niet voor in het dossier.
De rechtbank is van oordeel dat de schade genoemd onder post 1 tot een bedrag van € 57,34 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Het paspoort is na de afpersing in het water aangetroffen. Aangenomen kan worden dat een paspoort dat enige tijd in het water heeft gelegen, niet meer bruikbaar is en vervangen moet worden. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de schade genoemd in de posten 2 en 5 niet in zijn vordering ontvangen, omdat deze posten niet zijn onderbouwd.
De rechtbank zal wat meer of anders is gevorderd, afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de gestelde schadeposten 3, 6, 7 en 10 het rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit.
De schadeposten 4, 8 en 9 worden afgewezen omdat deze goederen inmiddels aan de aangever zijn teruggegeven.
De benadeelde partij kan het deel van de vordering, dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3.4. bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: afpersing, op de openbare weg, in vereniging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 12 november 2021 in de zaak met parketnummer 15-201392-21 heeft de kantonrechter te Haarlem verdachte ter zake van het niet nakomen van de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uur, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, waarvan 15 uur subsidiair 7 dagen jeugddetentie voorwaardelijk.
Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 1 december 2021 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 27 november 2021 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert nu dat de rechtbank de bij deze voorwaardelijke straf opgelegde proeftijd zal verlengen met één jaar.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting vastgesteld dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank stelt vast dat het feit waarvoor de proeftijd is opgelegd, een zodanig andersoortig feit betreft dan de nu bewezen verklaarde afpersing, dat de vordering moet worden afgewezen. Voor verlenging van de proeftijd ziet de rechtbank geen aanleiding.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 49 (negenenveertig) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- meewerkt aan jeugdreclasseringstoezicht;
- meewerkt aan hulpverlening, te weten Nova Forta of een IFA-coach, of een andere door de jeugdreclassering aan te wijzen hulpverleningsinstantie;
- zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachte(n) en slachtoffer(s), zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
- onderwijs/stage of een andere zinvolle dagbesteding volgt, volgens het afgesproken rooster, in overleg met de jeugdreclassering;
- zich voor de duur van twee maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis houdt aan een avondklok van 20.00 uur tot 7.00 uur, waarvan veroordeelde (bijvoorbeeld in verband met werk) alleen mag afwijken met goedkeuring van de jeugdreclassering.
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Haarlem, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
60 (zestig) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 dagen jeugddetentie.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 370,-voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 370,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan al door of namens een (van de) medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van € 57,34 voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor wat betreft post 2 (Louis Vuitton District PM Messenger Bag, € 1.300,-) en 5 (Powerbank) niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 57,34 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan al door of namens een (van de) medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
contant geld ter waarde van € 553,95 (omschrijving/ goednummers: 1370082, 1370090, 1370091, 1370092, 1370094).
Wijst af de vordering ten uitvoerlegging van de officier van justitie van de voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 15-201392-21.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. de Jong, voorzitter,
mr. B.M.A. Bataille en mr. D.G.M. van den Hoogen, rechters, allen tevens (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.S. van Lede – Terhaar sive Droste,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2022.
Mr. D.G.M. van den Hoogen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De genoemde paginanummers zijn de gestempelde nummers in het dossiers, niet zijnde de digitale paginanummers.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 23 september 2022 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
[medeverdachte] en [medeverdachte] vroegen me mee te gaan naar het station, om voor [medeverdachte] vapes te verkopen. We liepen naar het station. Toen kreeg ik een hakbijl. Ze zeiden hou dit bij je want misschien gebeurt er iets. Toen we er aankwamen wist ik waar het over ging. Over afpersing. Dat wist ik precies op het moment dat de jongen de andere jongens ging ophalen. Wij waren achter op het grasveld. [medeverdachte] ging de jongens ophalen. Toen hij terugkwam wist ik het. Ik kreeg de bijl van [medeverdachte] .
Ik wist het op dat moment. Toen hij de bijl gaf. Iemand zei tegen de jongen, kom mee naar een andere steeg. En toen gebeurde alles.
Tijdens de beroving heb ik niets met de bijl gedaan. Ik had hem gewoon in mijn hand. Aan het begin was de andere jongen ook erbij, toen had ik de bijl nog vast. Daarna was ik nog daar met de andere twee jongens en één van de verkopende jongens. Ik heb toen de bijl weggelegd in mijn tas. Het klopt dat ik [naam] wordt genoemd.
Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] van 15 mei 2022 (dossierpagina’s 137 t/m 140, 142), ten overstaan van verbalisanten afgelegd en inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Op 14 mei 2022 heb ik via Snapchat een afspraak gemaakt om vapes te kopen in Heemskerk. Ik heb contact gehad met iemand via Snapchat met het accountnaam:
- [accountnaam]
Wij kwamen om 5 voor half 9 met de trein aan op station Heemskerk. Ik zag ook dat er 4 jongens stonden die ons in de gaten hielden. [benadeelde partij 1] zei toen dat we het geld moesten splitten voor het geval er iets zou gebeuren. We hadden ongeveer € 375,- bij ons. Ik weet het niet zeker want het was [benadeelde partij 1] zijn geld.
Toen die NNI ons riep zag ik die andere jongens die we eerder zagen, de bosjes in lopen. We liepen vervolgens met NNI mee langs het tankstation en die bosjes.
Wij zijn vervolgens naar de [laan] gelopen. Toen kwamen die 3 jongens uit de bosjes ook mee lopen met ons. Opmerking verbalisant: 3 jongens uit de bosjes worden omschreven
als NN2, NN3 en NN4 en worden hieronder omschreven.
NN2
- Man
- Blank
- Normaal/slank postuur
- Kort blond kapsel
- Tussen de 16 en 20 jaar
- Tussen de 175 en 180 cm lang
- Sprak Nederlands
- Sprak langzaam omdat hij volgens mij stoned was
- Groen shirt
- Groene joggingsbroek
NN3
- Man
- Licht getint
- Normaal/slank
- Ongeveer 180 cm
- Tussen de 16 en 20 jaar oud
- Zwarte baard en snor
- Donkere kleding
- Droeg een groen Nike tasje
- Droeg een capuchon over zijn hoofd
- Sprak Nederlands
Toen we bij de [laan] aankwamen werden we meegenomen naar een steegje. Dit steegje bevindt zich tussen de [laan] en de [straat] . Toen we bij de steeg aankwamen vroeg de NN3 met de baard ons ze gelijk of we het geld bij ons hadden. Ik heb toen wel wat geld laten zien. Toen wilde NN2, die in het groen gekleed was, het geld al gelijk uit mijn hand pakken maar ik hield het vast. We hielden allebei het geld vast en lieten niet los. Toen liet die jongen los en zag ik dat hij een mes uit zijn broek pakte. Ik zag dat het mes half in zijn broek zag weggestopt en half onder zijn shirt. Ik kan dit mes omschrijven als een "Machete" mes. Dit mes was ongeveer 20-30 cm lang. De kleur van het mes was grijs of donkergrijs en handvat was zwart. Ik denk dat het snij oppervlak ongeveer tussen de 5 en de 10 cm was. NN2, NN3 en NN4 trokken allemaal een mes of iets wat daar op leek. Eentje had een hakbijl van ongeveer 30 centimeter lang. Het zag er heel scherp uit. Die andere twee jongens hadden een soortgelijke machete als NN2.
Toen zei NN2 tegen mij: "Geef het geld of wij gaan je neersteken". Ik had echt het idee dat ze dit zouden doen. Ik schrok en was heel erg bang op dat moment. Ik heb toen gelijk het geld aan NN2 gegeven. Op dat moment is [benadeelde partij 1] ook weg gaan rennen. NNI is achter [benadeelde partij 1] aan gaan rennen. Volgens mij heeft [benadeelde partij 1] ook zijn geld afgegeven.
Ik bleef dus met NN2, NN3 en NN4 achter. Nadat ze mijn geld hadden zijn ze weggelopen
richting de [straat] .
Niet veel later kwam NN3 met de baard terug bij mij om te vragen of ik nog meer geld had. Ik zei toen nee. NN3 zei toen: "Weet je zeker want als je liegt dan ga ik je steken". Ik zei toen dat ik alles had gegeven en dat [benadeelde partij 1] de andere helft had. NN3 zei toen geef me je Louis Vuitton tasje. Ik heb dit tasje toen gegeven aan NN4. De volgende spullen zaten in het tasje:
- Zwitsal baby olie
- Calvin Klein parfum
- Afrokam
- Schoolbankpas Rabobank ( [nummer] )
- Raboreader
- ABN Amro ( [nummer] )
- Paspoort
- Powerbank roodkleurig met een witte draad van het merk Curio
Ik weet dat er een jongen door de politie is opgepakt. Zij liet mij een foto zien van de aangehouden persoon. Ik herkende de persoon als NN3.
Het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] van 15 mei 2022 (dossierpagina’s 152 t/m 154), ten overstaan van verbalisanten afgelegd en inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
De afspraak die [benadeelde partij 2] gemaakt had was om de jongens op het station Heemskerk te ontmoeten. Zij zouden ons daar opwachten en dan zouden zij ons meenemen naar de schuur waar die sigaretten lagen opgeslagen. Wij hadden € 370,- meegenomen. Wij hebben dit geld onder ons verdeeld voor het geval er iets zou gebeuren. Wij kwamen daar met de trein aan om 20:25 uur.
Toen wij daar aankwamen zag ik een jongen om het hoekje bij het tankstation staan. Hij zei tegen ons dat [benadeelde partij 2] en ik met hem mee moesten gaan.
Hierna kwamen die andere drie jongens uit die bosjes of park en die kwamen ook naar ons toe.
[benadeelde partij 2] en ik zijn samen met die 4 jongens een stuk doorgelopen, richting de [laan] .
Hierna kwamen wij in een steeg uit tussen de [laan] en de [straat] . Daar heeft de beroving plaats gevonden.
Die jongen die aangehouden is: Hij droeg een donkergroen trainingspak, hij had een baardje. Hij had een groen schoudertasje bij zich. Volgens mij zei hij tegen mij dat hij 20 jaar was. Hij had zwart haar. Hij droeg volgens mij een zwart windjack. Hij had ook een normaal postuur. Hij had ook een heel licht getinte huid.
Hierna vroegen zij weer of zij het geld mochten zien. Nadat [benadeelde partij 2] het geld had geteld wilde hij het weer wegstoppen in zijn Louis Vuitton tas. Op dat moment probeerde die ene jongen het geld te pakken van [benadeelde partij 2] . Ik wist toen dat het foute boel was en ik ben toen weggegaan. Ik liep in de richting van de [laan] . Die ene jongen, die jongen die ik omschreef als die Albanees of Balkanees, kwam achter mij aan gerend. Ik zag ook dat die jongen een mes pakte. Hij pakte dit rechts achter uit zijn broek. Omdat de afstand tussen ons kort was en ik niet in mijn rug gestoken wilde worden, ben ik gestopt met rennen. Die jongen pakte mij met zijn linkerhand bij mijn rechterschouder vast. In zijn rechterhand had hij een mes. Dat was een camouflagemes. Ik bedoel hiermee een mes met een zwart handvat en een groen gecamoufleerd lemmet met kartels. Ik schat de lengte van het mes zeker op 25 centimeter.
Hij zei tegen mij dat ik hem het geld moest geven anders zou hij mij steken. Hij zei ik zweer het ik steek je. Hierbij hield hij het mes vast in zijn rechterhand en richtte dit onderhands op mij. Hij richtte dit ongeveer op de buik en benen van mijn lichaam. Hij heeft geen steekbewegingen gemaakt. Hij bleef mij bedreigen: Hij ze: "Ik zweer het ik steek je, geef me gewoon het geld." Omdat die jongen het mes op mij richtte, het een behoorlijk groot mes was, heb ik besloten het geld af te staan. Als hij geen mes had gehad, dan had ik hem wel gepakt, maar ik vond het risico te groot dat hij met dat grote mes zou steken. Ik heb dus het bundeltje bankbiljetten uit mijn zak gehaald en dit op de grond gegooid bij die jongen. Die jongen bukte en pakte het geld van de grond.
Doordat de jongen mij met dat mes bedreigde en dreigde mij te steken werd ik wel gedwongen mijn geld af te geven aan die jongen. Ik heb € 260,- aan die jongen moeten afstaan. Volgens mij had [benadeelde partij 2] € 110,- bij zich. Maar dat geld was ook van mij.
Het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] van 5 juli 2022 (dossierpagina’s 86, 88, 89), ten overstaan van verbalisanten afgelegd en inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
V: Als ik jou de naam [verdachte] noem?
A: De andere jongen die ik wel ken heb ik hem [naam] horen noemen.
V: Wie is die andere jongen?
A: Hij heet [medeverdachte] .
V: Heb je gezien of de andere jongens wapens bij zich hadden.
A: Die jongen die door [medeverdachte] [naam] wordt genoemd, had een bijl bij zich. Dat heb ik gezien.
V: Die bijl, hoe zag die eruit?
A: Het was geen standaard grote bijl. De bijl was iets kleiner dan een liggend A4tje. De bijl
(waarmee je hakt) was zilver en het handvat was een glimmende kleur blauw, soms lichter, soms donkerder en dan glom het als het werd bewogen.
V: Metallic- achtig?
A: Ja.
V: Andere bijzonderheden.
A: Ik zag dat de jongen die door [medeverdachte] [naam] wordt genoemd, hem trok en tegen de keel van de andere klant zette.
Het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] van 5 juli 2022 (dossierpagina’s 118 t/m 121), ten overstaan van verbalisanten afgelegd en inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
V: Waar was je op zaterdag 14 mei 2022 omstreeks 20.50 uur?
A: Rond 20.30 was ik klaar, en door mijn vader werd ik daarnaartoe gebracht, naar het Europaplein, daar achter is een voetbalveldje. Ik was daar onder andere met [naam] , in totaal waren we met 4. [naam] is [verdachte] , zijn achternaam weet ik niet.
Die andere 2 kende ik niet, die hoorden bij elkaar.
O: Verbalisant toont de camerabeelden van de [straat] van zaterdag 14 mei omstreeks 20.10 uur. Op deze beelden zijn 3 personen te zien.
V: Wie zijn dat nog meer op de camerabeelden?
A: Die met de capuchon ben ik, de middelste is de vierde persoon, die ken ik niet, de andere is [naam] .
V: Op de camerabeelden is te zien dat [verdachte] de jongens ophaalt bij het station. Vervolgens voegen zich bij de parkeerplaats nog drie andere jongens, waaronder jij, zich bij [verdachte] en de twee aangevers.
A: Ik wist wel wat de bedoeling was, maar ik wist niet dat er messen bij getrokken zouden worden.
V: De aangevers moesten onder bedreiging van wapens hun geld en tas met inhoud afstaan.
Volgens de aangevers had iedereen een mes bij zich en een iemand een bijl. Had jij een wapen bij je?
A: Er waren 2 wapens, 1 bijl, metaal met patroontjes erin en een Rambo mes, een kleine.
Ik had geen wapen bij me. [naam] en persoon 4 hadden een wapen. [naam] had de bijl, persoon 4 had het mes.
V: Hoe is dat gegaan in die steeg?
A: Persoon 3 begon, hij zei ineens, ik wil het geld. Toen begon het eigenlijk. Direct daarna kwamen de wapens tevoorschijn. De personen met de wapens hielden ze bij zich, ze zijn niet tegen lichamen gedrukt ofzo. De wapens werden gewoon langs het lichaam gehouden.
V: We hebben de hakbijl die bij de straatroof is gebruikt vermoedelijk gevonden. Deze is opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut voor DNA onderzoek.
A: Die bijl lag achter het voetbalveldje. Die bijl was er al, ik heb hem opgehaald en aan [naam] gegeven. [naam] wist dat die bijl daar lag.
Het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] van 6 juli 2022 (dossierpagina’s 124 en 125), ten overstaan van verbalisanten afgelegd en inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
V: In je eerdere verklaring spreek je over een jongen die [naam] heet. Hoe heet hij verder?
A: [verdachte] , verder nog iets, weet ik niet. Maar hij is de dag van het incident al aangehouden.
Een proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina’s 168 ) van 14 mei 2022. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
Wij, verbalisanten, zagen dat [verdachte] gekleed was in een zwart met grijs trainingspak van het merk Adidas. Wij zagen dat [verdachte] grijze schoenen aan had en een kleine groene schoudertas van het merk Nike bij zich had.
Ik, verbalisant, vroeg aan [verdachte] of ik in zijn Nike tasje mocht kijken. Ik zag dat er in deze tas verschillende goederen zaten zoals sigaretten, telefoon en een Rabobank reader. Ik zag dat in het middelste vak een grote hoeveelheid geld coupures zaten. Ik heb dit geld in het zich van [verdachte] geteld en kwam uit op een bedrag van 365 euro in verschillende coupures.
Ik ben naar collega [collega] gelopen en heb voor de duur van 1 seconde de foto van [verdachte] aan de aangevers laten zien. In deze korte tijd hoorde ik de aangevers allebei roepen dat dat de jongen was die hun had beroofd. Ik hoorde één van de aangevers zeggen dat hij de weggenomen Louis Vuitton tas bij zich moest hebben. Ook zou verdachte [verdachte] een soort hakbijl bij zich hebben gedragen waarmee hij zou hebben gedreigd naar de aangevers.
Het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van straatroof, NFI rapport d.d. 12 juli 2022 (dossierpagina’s 330 t/m 333), opgesteld door: [naam] van het Nederlands Forensisch Instituut.
Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven -onder meer het volgende in:Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN Omschrijving bemonstering
[sin] bem. ruwe delen steel bijltje [bemonstering]
Het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] (geboren op [geboortedatum] ) is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskracht:
[bemonstering] #01 minimaal twee personen
:- verdachte [verdachte] - meer dan 1 miljard.