ECLI:NL:RBNHO:2022:9625

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
16/127873-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op snackbar met jeugddetentie en gedragsbeïnvloedende maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op een snackbar. De verdachte heeft verklaard dat hij respect wilde verdienen van zijn omgeving door deel te nemen aan de overval, wat de rechtbank als zeer zorgelijk beschouwt. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft de rechtbank besloten tot een jeugddetentie van 189 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook een verplicht contact met de jeugdreclassering opgelegd als uitvoerbare bijzondere voorwaarde. Daarnaast is er een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd voor de duur van een jaar, met voorwaarden zoals behandeling bij De Forensische Formatie, wonen bij Inspire, ondersteuning van een IFA-coach, dagbesteding bij School2Care en elektronische controle. De schadevergoeding aan de benadeelde partij is vastgesteld op € 2.700,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de pleegdatum. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd tot een bedrag van € 1.350,-. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het volgen van een programma bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers, met toezicht en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 16/127873-22
Uitspraakdatum: 27 oktober 2022
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 13 oktober 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- het standpunt van de officier van justitie, [officier van justitie] , inhoudende dat de rechtbank het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en verdachte hiervoor zal veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 203 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden jeugdreclasseringstoezicht, een meldplicht en meewerken aan huisbezoeken en verdachte daarnaast zal veroordelen tot een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna ook: GBM) voor de duur van een jaar met als dadelijk uitvoerbare voorwaarden behandeling bij De Forensische Formatie, wonen bij Inspire, ondersteuning vanuit de IFA-coach, dagbesteding bij School2Care, een locatiegebod en een locatieverbod met elektronische controle;
- wat door verdachte en mr. D.C. van den Heuvel, raadsman van verdachte, naar voren is gebracht, inhoudende dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard en dat verdachte hiervoor veroordeeld dient te worden tot een jeugddetentie voor de duur van het voorarrest met aftrek en een GBM. Verdachte kan zich vinden in de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde voorwaarden.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
een geldbedrag (van in totaal ongeveer 200 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] en/of Snackbar [snackbar] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
- vlak voor sluitingstijd voornoemde snackbar te betreden en/of naar de vitrine/toonbank te lopen en/of (vervolgens) te roepen “Overval! Overval!” en/of “Kassa, kassa, snel!”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( daarbij) een of meerdere vuurwapen(s), althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] te tonen en/of op die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] te richten en/of op die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] gericht te houden en/of
- ( vervolgens) achter de toonbank te gaan staan en/of (daarbij) te roepen “Doe de kassa open! Doe de kassa open!” en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] te plaatsen en/of een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de nek van die [benadeelde partij 1] te plaatsen, nadat die [benadeelde partij 1] had gezegd dat hij geen geld had, en/of
- nadat die [benadeelde partij 1] de kassa had geopend, voornoemd geldbedrag uit de kassalade weg te nemen en/of
- ( vervolgens) hard weg te rennen en/of voornoemde snackbar te verlaten.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 mei 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
een geldbedrag (van in totaal ongeveer 200 euro), dat aan [benadeelde partij 1] en/of Snackbar [snackbar] toebehoorde(n), heeft weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door (tezamen en in vereniging met een ander)
- vlak voor sluitingstijd voornoemde snackbar te betreden en naar de vitrine/toonbank te lopen en (vervolgens) te roepen “Overval! Overval!” en “Kassa, kassa, snel!” en
- daarbij op vuurwapens gelijkende voorwerpen aan die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] te tonen en op die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] te richten en op die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] gericht te houden en
- vervolgens achter de toonbank te gaan staan en te roepen “Doe de kassa open! Doe de kassa open!” en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] te plaatsen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de nek van die [benadeelde partij 1] te plaatsen, nadat die [benadeelde partij 1] had gezegd dat hij geen geld had, en
- nadat die [benadeelde partij 1] de kassa had geopend, voornoemd geldbedrag uit de kassalade weg te nemen en
- vervolgens hard weg te rennen en voornoemde snackbar te verlaten.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de hoofdstraf

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een snackbar. Zij zijn samen in de auto naar [plaats] toe gegaan en volledig in het zwart gekleed en voorzien van handschoenen en gezichtsbedekking de snackbar binnen gegaan. Zij hebben op vuurwapens gelijkende voorwerpen gericht op het hoofd van de eigenaar en gedrukt tegen de nek van een medewerker van de snackbar en geld opgeëist. Verdachten hebben geld uit de kassalade gepakt en zijn vervolgens weggerend. Het behoeft geen betoog dat de eigenaar en de medewerker van de snackbar in grote angst hebben verkeerd tijdens de overval en dat de daad van verdachten ook in de samenleving tot angstgevoelens heeft geleid. Welke gevolgen de overval voor de eigenaar van de snackbar heeft gehad en nog steeds heeft blijkt ook uit de onderbouwing van de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding. Kennelijk hebben verdachten echter slechts oog gehad voor hun eigen financieel gewin.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- Het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 22 september 2022, waaruit blijkt dat verdachte al eerder voor een vermogensdelict en verkeersdelicten onherroepelijk tot respectievelijk een leerstraf en tot geldboetes is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- Het psychologisch onderzoek Pro Justitia door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, gedateerd 22 augustus 2022, houdt onder meer het volgende in:
Verdachte heeft een gedragsstoornis met kenmerken van de oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en de normoverschrijdende gedragsstoornis. Er is sprake van een scheefgroei in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling wegens een tekortschietend en – naar het zich laat aanzien – onvoorspelbaar pedagogisch en emotioneel opvoedings- en gezinsklimaat waarbij geweld aan de orde is geweest. Dit heeft bij verdachte geleid tot een overgevoelig stresssysteem, zelfbepalend gedrag en slechte impulscontrole. Ten tijde van de pleegdatum was hiervan sprake en dit heeft verdachtes gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed. Er wordt geadviseerd hem het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Het risico op recidive wordt als matig ingeschat wanneer verdachte begeleiding, behandeling en voldoende controle aangeboden krijgt in een strak juridisch kader. Een gedragsbeïnvloedende maatregel wordt geadviseerd, omdat dit een strak kader biedt voor verdachte. Hij heeft in de justitiële jeugdinrichting (hierna: JJI) laten zien baat te hebben bij duidelijkheid, een heldere structuur, weten waar hij aan toe is en wat van hem verwacht wordt. De mogelijkheid van een time-out die de GBM biedt als het niet goed gaat, en in het uiterste geval een terugmelding met vervangende jeugddetentie zijn beiden consequenties waarover verdachte niet licht denkt. De schorsingsvoorwaarden (het wonen bij Inspire, IFA, schoolgang volgens rooster, gebiedsverbod [plaats] en elektronische controle) kunnen binnen de GBM worden overgenomen. Een periode van een half jaar voor elektronische controle (hierna: EC) is aan te bevelen om verdachte de gelegenheid te geven zich echt los te maken van zijn vroegere leven. Individuele therapie van de Forensische Formatie van Levvel) wordt nodig geacht.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank neemt deze over.
- Het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsadvies gedateerd 10 oktober 2022 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Dit advies houdt onder meer het volgende in:
De Raad heeft meerdere malen een positief schorsingsadvies gegeven dat door de rechtbank is afgewezen. Dit was een teleurstelling voor verdachte en was ook zichtbaar in zijn gedrag op de groep. Verdachte heeft hierdoor de afgelopen tijd in de JJI een wisselend beeld laten zien. Door een aantal incidenten werd het door de JJI verschillende malen noodzakelijk geacht een aangepast programma voor verdachte in te voeren.
De Raad kan zich vinden in het Pro Justitia advies. Uit raadsonderzoek komt een hoog dynamisch risicoprofiel naar voren. Op basis hiervan is intensieve begeleiding en behandeling nodig om de kans op herhaling te verkleinen. Het door de jeugdreclassering uitgevoerde haalbaarheidsonderzoek naar de GBM is positief afgerond, net als het haalbaarheidsonderzoek naar de EC. De Raad acht een GBM passend gelet op de ernst van het begane misdrijf en in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Zonder GBM is er een veel grotere kans op herhaling. De modules binnen de GBM bieden verdachte een strak kader. Binnen de JJI was zichtbaar dat verdachte goed kon functioneren binnen een strakke structuur met voorspelbaar dagprogramma en begeleiding. De motivatie van verdachte voor begeleiding, toezicht en behandeling is wisselend. De mogelijkheden van time-outs en vervangende jeugddetentie bieden een passend kader om het programma vol te houden en om snel te reageren als verdachte zich niet aan de afspraken houdt.
De Raad meent dat de GBM dient te bestaan uit behandeling bij De Forensische Formatie, het wonen bij Inspire, ondersteuning vanuit de IFA-coach en dagbesteding bij School2Care. Daarnaast dient verdachte zich te houden aan een locatiegebod
(de rechtbank begrijpt: locatieverbod)voor [plaats] door middel van EC. De voorgestelde begeleiding en behandeling die verdachte nodig heeft, is intensief en langdurig gezien zijn problematiek en wisselende motivatie. Daarom adviseert de Raad een periode van één jaar. Voor de EC is een half jaar voldoende. Omdat er behoorlijk wat van verdachte zal worden verwacht na een lange detentieperiode en zijn leven er heel anders uit komt te zien, vindt de Raad het noodzakelijk om de voorwaarden van de GBM dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Daarnaast adviseert de Raad oplegging van een voorwaardelijke werkstraf, omdat de Raad verdachte een langere periode van toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering gunt zodat hij stapsgewijs leert omgaan met meer vrijheden.
Verder adviseert de Raad een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest zodat verdachte niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis.
- het haalbaarheidsonderzoek GBM, opgesteld door [jeugd- en gezinsbeschermer] , als jeugd- en gezinsbeschermer werkzaam bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna ook: de jeugdreclassering), gedateerd 21 september 2022.
- het plan van de Jeugd- en Gezinsbeschermers, opgesteld door [jeugd- en gezinsbeschermer] , voornoemd, gedateerd 5 september 2022.
- het deeladvies elektronische monitoring, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] , als reclasseringsmedewerker werkzaam bij Reclassering Nederland, gedateerd 27 juli 2022.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat artikel 63 Sr van toepassing is en dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Verdachte lijkt inmiddels open te zijn geweest over zijn motieven om de gewapende overval mede te plegen. Daarnaast is het positief dat hij openstaat voor de noodzakelijk geachte hulpverlening en begeleiding en zich ook begeleidbaar heeft opgesteld tegenover de jeugdreclassering. Daar tegenover staat dat de rechtbank het milieu waarin verdachte zich tot voor kort kennelijk begaf zorgelijk vindt, nu verdachte hierover op de terechtzitting heeft verteld dat hij respect wilde verdienen van de mensen om hem heen door mee te doen aan deze overval. Dit motief heeft volgens verdachte ook gemaakt dat hij lacherig en/of stoer heeft gedaan over wat is voorgevallen tegenover zijn kennissenkring. De rechtbank acht het nogmaals zeer zorgelijk dat verdachte op deze manier in het leven lijkt te staan en acht behandeling dan ook uiterst noodzakelijk.
Deels voorwaardelijke jeugddetentie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 189 dagen moet worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. Dat betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een gedeelte daarvan, van 60 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank betrekt hierbij dat de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst direct na de inhoudelijke behandeling op 13 oktober 2022. Dit maakt ook dat de rechtbank uitkomt op een iets lager aantal dagen jeugddetentie dan door de officier van justitie is geëist, nu de officier van justitie tijdens de inhoudelijke behandeling tot afwijzing van het door de raadsman ingediende schorsingsverzoek heeft gerekwireerd.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de jeugdreclassering noodzakelijk. Deze voorwaarde zal aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie worden verbonden.
De rechtbank bepaalt hiermee, in afwijking van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, dat een voorwaardelijk strafdeel zal worden opgelegd in de vorm van jeugddetentie – zoals hierboven nader is omschreven – in plaats van een werkstraf. De rechtbank komt hiertoe door de ernst van het feit en de mate waarin verdachte verhard lijkt te zijn geraakt.
Dadelijk uitvoerbaar
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op het recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat ernstig rekening gehouden moet worden met dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het begane misdrijf en de problematiek van verdachte aanleiding geven om naast een deels voorwaardelijke jeugddetentie de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (GBM) op te leggen en dat deze in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan de conclusies van het Pro Justitia rapport en het advies van de Raad meegewogen. De GBM biedt door de mogelijkheden van een time-out en vervangende jeugddetentie een kader waardoor verdachte wordt gestimuleerd om zich aan het programma van de GBM te houden. Bovendien kan er snel een consequentie volgen als verdachte zich niet houdt aan (een gedeelte van) de afspraken binnen het kader van de GBM. Dit draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan het voorkomen van recidive. De rechtbank heeft in het bijzonder laten meewegen dat verdachte baat lijkt te hebben bij een strak kader met een duidelijk omlijnd dagprogramma, wat verdachte naar de rechtbank verwacht zal behoeden voor een terugval in crimineel gedrag.
De rechtbank zal daarom de GBM opleggen voor de duur van een jaar en daaraan als voorwaarden verbinden een behandeling bij De Forensische Formatie, wonen bij Inspire, ondersteuning vanuit een IFA-coach, dagbesteding bij School2Care en elektronische controle. De rechtbank bepaalt – mede gelet op het bepaalde in artikel 77wc lid 2 Sr en de door verdachte reeds uitgezeten jeugddetentie – dat de (totale) duur van de vervangende jeugddetentie voor de GBM 6 maanden zal zijn.
GBM voorwaarden dadelijk uitvoerbaar
Gelet op de in de rapportages genoemde kans op recidive en de mate waarin verdachte verhard lijkt te zijn geraakt, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank acht dadelijke uitvoerbaarheid daarmee in het belang van verdachte. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden in het kader van de GBM ook dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 15.200,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het bedrag dat is weggenomen en smartengeld.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 2.700,-, bestaande uit € 200,- materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Daarbij dient de rechtbank te bepalen dat beide verdachten in gelijke delen verantwoordelijk moeten worden gehouden voor vergoeding van de schade.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit het door de officier van justitie geschatte bedrag van immateriële schade aanzienlijk te matigen. Ten aanzien van de materieel gevorderde schade heeft de verdediging zich gerefereerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade van € 200,- rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit en deze zal worden toegekend. Bij de onderbouwing van de immateriële schade zijn onder meer nota’s overgelegd die zien op mogelijke financiële schadeposten van het bedrijf, maar niet op de immateriële schade. Om die reden kunnen de nota’s niet worden meegenomen.
Vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,- komt de rechtbank billijk voor gelet op de ernst van wat heeft plaatsgevonden, de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag rekening gehouden met wat in vergelijkbare zaken aan immateriële schade wordt toegekend. De rechtbank zal voorts bepalen dat beide verdachten voor een gelijk deel verantwoordelijk zullen zijn voor vergoeding van de schade. Dit betekent feitelijk dat de totale schade van de benadeelde partij hoofdelijk wordt vastgesteld op € 2.700,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2022 tot aan de dag dat de volledige schadevergoeding zal zijn betaald, maar dat de rechtbank zal bepalen dat verdachte de helft van dit bedrag, te weten € 1.350,-, dient te betalen aan de benadeelde partij. De schadevergoedingsmaatregel zal in het geval van verdachte worden toegewezen tot een bedrag van € 1.350,-,
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: het medeplegen van een diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
189 (honderdnegenentachtig) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
60 (zestig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- de veroordeelde zich meldt bij De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te [adres] , op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te [adres] , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan de verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van twaalf maanden, die bestaat uit:
- het volgen van behandeling bij De Forensische Formatie;
- het wonen bij Inspire;
- het hebben van ondersteuning vanuit een IFA-coach;
- het volgen van dagbesteding bij School2Care;
waarbij de veroordeelde zich gedurende een periode van zes maanden onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van het hiervoor genoemde programma van de maatregel.
De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te [adres] , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, heeft tot taak de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Beveelt, voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van zes maanden.
Beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat, dadelijk uitvoerbaar is.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade tot een bedrag van
€ 2.700,- (tweeduizend zevenhonderd euro), bestaande uit
€ 200,- (tweehonderd euro) voor de materiële en € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.350,- (duizend driehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. F.A. Egter van Wissekerke, tevens kinderrechter en mr. T. Fuchs, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C. Sinnige,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2022.
mr. Fuchs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.