ECLI:NL:RBNHO:2022:9622
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken om voorlopige voorzieningen in een scheidingsprocedure met betrekking tot minderjarigen
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een scheidingsprocedure. De verzoekster, een vrouw met de Duitse nationaliteit, heeft verzocht om de voorlopige toevertrouwing van de minderjarige kinderen aan haar, alsook om een zorgregeling en een kinderbijdrage van de man. De man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft hiertegen verweer gevoerd en stelt dat de kinderen bij hem ingeschreven moeten blijven. De rechtbank heeft de procedure in detail bekeken, waarbij het verloop van de procedure en de ingediende stukken zijn meegenomen. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 oktober 2022, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw gedurende de relatie de meeste zorg voor de kinderen heeft gedragen, maar dat de man ook een belangrijke rol heeft gespeeld. De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, gezien de verblijfplaats van de partijen en de minderjarigen in Nederland. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om de kinderen aan haar toe te vertrouwen en om een wijziging in de zorgregeling afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen om en om bij beide ouders verblijven, in het belang van de kinderen is en dat er geen dringende redenen zijn om deze te wijzigen.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om een kinderbijdrage afgewezen, omdat het inkomensverschil tussen partijen niet zodanig is dat dit een bijdrage rechtvaardigt. De rechtbank benadrukt dat partijen zelf verantwoordelijk zijn voor hun communicatie en afspraken in het belang van de kinderen. De beslissing van de rechtbank is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.