ECLI:NL:RBNHO:2022:9616

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
15-123993-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige; jeugddetentie en taakstraf opgelegd

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 2004, heeft op 20 maart 2022 in Schagen seksuele handelingen verricht met een slachtoffer dat net vijftien jaar oud was. De verdachte verklaarde dat hij droomde en zich niet bewust was van zijn daden, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die bijna achttien jaar oud was, misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, dat onder invloed van cannabis was en geen eerdere seksuele ervaring had. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 4.000,- aan immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, dat nog steeds psychische gevolgen ondervindt van de gebeurtenissen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15-123993-22 (P)
Uitspraakdatum: 27 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 13 oktober 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
( [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.C. Smits en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M. Neervoort, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en van wat namens haar ter zitting door haar vader en door mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 20 maart 2022 te Schagen, althans in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (telkens) een en/of meermalen:
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of vingeren van die [slachtoffer] en/of
- brengen van de hand van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis en/of die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis laten betasten en/of
- betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- kussen op het gezicht van die [slachtoffer] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat gelet op de politieverklaring van verdachte en de aangifte bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit kan volgen.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.4.
Bewijsoverweging
3.4.1.
De geloofwaardigheid van de verklaring van verdachte ter zitting
Hoewel namens verdachte geen vrijspraak is bepleit, heeft verdachte ter terechtzitting zelf kortgezegd verklaard dat hij heeft gedroomd over een vriendin met wie hij seksueel contact had en zich niet realiseerde dat hij op dat moment daadwerkelijk seksuele handelingen aan het verrichten was bij aangeefster [slachtoffer] .
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig.
Verdachte heeft op verschillende momenten iets verklaard over het gebeuren op zondag 20 maart 2022 dat plaatsvond tussen 3.30 en 4.30 uur in zijn slaapkamer.
Allereerst heeft verdachte ook naar eigen zeggen- nadat [slachtoffer] hem na de anale penetratie heeft weggeduwd- niet tegen haar gezegd dat het onbewust tijdens een droom was gebeurd. Daarna heeft hij blijkens het dossier (pv 18) rond 4.35 uur vlak nadat de politie ter plaatse was, gezegd dat hij iets stoms had gedaan en een verkrachting heeft gepleegd. Hij heeft niets gezegd over wakker worden uit een droom.
Vervolgens is hij diezelfde dag op het politiebureau verhoord en heeft hij gedetailleerd over zijn seksuele handelingen verklaard, die bovendien zo goed als één-op-één overeenkomen met de lezing van het slachtoffer zoals verwoord in de aangifte.
In zijn politieverhoor heeft verdachte allereerst aangegeven: “Ik werd wakker en toen is het fout gegaan. (…) ik heb haar aangerand (…) gewoon eerst heel rustig aan voorspel en daarna de penetratie. (…) Ik vroeg nog meerdere malen van slaap je nog, ik kreeg toen geen antwoord. (…) Het gevoel dat ik kreeg dat het goed voelde, maar in mijn achterhoofd dacht ik wat ben ik aan het doen” (pv 63-65).
De rechtbank is van oordeel dat deze onderdelen van zijn verklaring er niet op wijzen dat verdachte tijdens de seks aan het slapen en dromen was.
Het valt de rechtbank daarbij op dat pas wanneer in het verhoor wordt gesproken over mogelijke afspraken vooraf over seks en de politie expliciet de vraag stelt: “Geef je nu aan dat je sliep dat dit gebeurde?” door verdachte wordt beaamd dat hij sliep tijdens de penetratie (pv 65).
In dit verband is echter weer moeilijk te plaatsen dat verdachte vervolgens in zijn politieverhoor beschrijft wat hij van de menstruatie van het slachtoffer heeft gemerkt en dat hij uit eigen beweging opmerkt dat hij tijdens de penetratie voelde dat zij een tampon droeg. Dit belangrijke en met de verklaring van aangeefster kloppende detail in de verklaring van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank moeilijk te verenigen met verdachtes lezing dat hij droomde seks te hebben met iemand anders.
Verdachte heeft vervolgens op 12 september 2022 in zijn gesprek met de Raad wat uitgebreider toegelicht dat hij vrijwel direct in bed in slaap is gevallen en pas wakker werd toen hij door aangeefster uit bed werd geduwd en zij hem uitmaakte voor verkrachter. Verdachte had daarbij geen herinnering aan seks, alleen dat het een fijne droom was geweest. Geconfronteerd met de details over seksuele handelingen uit zijn politieverklaring, heeft verdachte tegen de Raad gezegd dat hij zich die details herinnerde door alles wat aangeefster hem na afloop heeft toegeroepen.
Ter zitting is dit gesprek met de Raad besproken en is aan verdachte voorgehouden dat uit het dossier niet blijkt dat aangeefster hem de details van de seksuele handelingen zou hebben toegeroepen. Verdachte heeft vervolgens ter zitting verklaard dat hij zichzelf wel de seks herinnerde maar had gedroomd dat dit met een ander meisje plaatsvond. Ook heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij tijdens het moment van vaginale penetratie wel even enigszins wakker was.
Naar het oordeel van de rechtbank ontstaat gelet op het bovenstaande de indruk dat verdachte zijn verklaring in de loop der tijd heeft aangepast of aangevuld met nieuwe elementen. Zo heeft verdachte bijvoorbeeld ook bij de politie verklaard dat hij zover hij weet niet vaker dingen doet in zijn slaap, anders dan op een andere plek wakker worden dan waar hij in slaap is gevallen. Ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat hij regelmatig wakker wordt met een ‘vies’ kussen in de zin van dat hij in zijn slaap hiermee seksuele handelingen heeft verricht.
De rechtbank acht het denkbaar dat verdachte -die meerdere malen en ook ter zitting heeft verklaard dat hij het heel erg vindt wat er is gebeurd- uit schaamte gaandeweg zijn verklaring is gaan aanpassen.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de rechtbank de lezing van verdachte dat hij de seksuele handelingen met aangeefster niet bewust met haar heeft verricht maar het in een droom is gebeurd, niet geloofwaardig acht. De rechtbank zal daarom uitgaan van de aangifte in combinatie met de relevante onderdelen uit de verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie.
3.4.2.
Leveren de verrichte handelingen ontucht op?
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer op 20 maart 2022 net 15 jaar oud was geworden, terwijl verdachte op die dag bijna 18 jaar oud was. De rechtbank meent – met de officier van justitie –dat een leeftijdsverschil van 3 jaar gelet op de levensfase van het slachtoffer wel degelijk groot is te noemen. Bovendien blijkt uit het dossier duidelijk dat er geen sprake was van een affectieve relatie tussen verdachte en het slachtoffer: zij kenden elkaar slechts enkele dagen en verdachte had het slachtoffer juist vanwege haar problematische situatie een slaapplaats geboden. Daarbij heeft het slachtoffer toen zij samen met verdachte naar zijn huis liep verduidelijkt dat zij aannam dat hij niets zou doen, ook niet als zij lag te slapen, waarmee verdachte toen instemde. Toen verdachte en het slachtoffer vervolgens in bed lagen, heeft verdachte nagelaten te controleren of het slachtoffer wel instemde met de handelingen die hij bij haar verrichte. Dat het slachtoffer zweeg omdat zij deed alsof zij sliep, doet daar niets aan af. Verdachte verklaart bovendien dat hij in de veronderstelling was dat zij sliep.
Dit alles maakt dat naar het oordeel van de rechtbank op 20 maart 2022 sprake is geweest van handelingen van seksuele aard die in strijd met de sociaal-ethische norm zijn en daarom van strafbare ontucht in de zin van art.245 Sr.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 20 maart 2022 te Schagen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het:
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] en
- brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of vingeren van die [slachtoffer] en
- brengen van de hand van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis en
- betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] en
- kussen op het gezicht van die [slachtoffer] .
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden de jeugdreclasseringsmaatregel, het meewerken aan noodzakelijk geachte hulpverlening, het meewerken aan diagnostiek en het blijven behouden van een zinvolle dagbesteding (in de vorm van school of werk). De officier van justitie heeft daarnaast een werkstraf voor de duur van 150 uren gevorderd, bij niet verrichten te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het strafadvies van de Raad en de eis van de officier. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarde van diagnostiek heeft de verdediging zich gerefereerd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met het destijds net vijftien jaar oude slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer dat niet naar huis kon, een slaapplek aangeboden. Onderweg naar het huis van verdachte hebben verdachte en slachtoffer afgesproken dat er niets tussen hen zou gebeuren. Toen zij samen in bed lagen heeft verdachte toch seksuele handelingen bij het slachtoffer verricht (kussen in het gezicht, het masseren van de borsten, met de hand van het slachtoffer zijn penis aanraken, vingeren en vaginale- en anale penetratie). Verdachte heeft hierbij nagelaten te controleren of het slachtoffer wel instemde met deze handelingen. Het slachtoffer deed alsof ze sliep, maar zij heeft alles bewust meegemaakt. Ze kon niet reageren omdat ze verstijfd was en ze durfde het ook niet. Pas toen verdachte met zijn penis binnendrong in de anus van het slachtoffer reageerde het slachtoffer door verdachte weg te duwen.
Verdachte heeft met het plegen van dit feit op zeer ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie. Het slachtoffer was immers voor de nacht op zoek naar een slaapplek omdat zij van huis was weggelopen. Daarnaast was het slachtoffer onder invloed van cannabis en was zij bijna drie jaar jonger dan verdachte. De rechtbank acht hetgeen is gebeurd extra kwalijk omdat het slachtoffer geen eerdere seksuele ervaring had. Slachtoffers van zedenmisdrijven ondervinden vaak nog gedurende hun hele leven psychische gevolgen van het seksueel misbruik. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die door de vader van het slachtoffer ter terechtzitting is voorgelezen en uit de ingediende vordering tot schadevergoeding blijkt dat dit vooralsnog ook voor het slachtoffer geldt. Sinds 20 maart 2022 is het bergafwaarts gegaan met haar: zo heeft zij van het gebeuren met verdachte een trauma opgelopen waarvoor zij EMDR-therapie heeft gevolgd. Het slachtoffer ervaart nog dagelijks de gevolgen van wat er is gebeurd.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
9 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsadvies, gedateerd 11 oktober 2022, van [naam] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Dit advies houdt onder meer het volgende in:
De Raad adviseert verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden meewerken aan noodzakelijk geachte hulpverlening en het blijven behouden van een zinvolle dagbesteding. Daarnaast adviseert de Raad verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf.
Al vanaf jonge leeftijd zijn er zorgen over het gedrag en de ontwikkeling van verdachte en ervaren de ouders moeite in de opvoeding van hun zoon. De ziekte van de moeder is van grote impact geweest op het gezin en heeft de onderlinge relaties en zorgen om verdachte verder onder druk gezet. Verder hebben zowel het gezin als alle individuele gezinsleden ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt waardoor het gezinssysteem overbelast is geraakt.
Verdachte heeft moeite het gezag van zijn ouders te accepteren en vertoont zelfbepalend gedrag. Verdachte voelt zich thuis onbegrepen en ziet als enige oplossing dat hij zelfstandig gaat wonen, maar daarvoor ontbreekt het hem aan inzicht, vaardigheden, zelfstandigheid en het dragen van verantwoordelijkheid. Systeemtherapie vanuit Koel jeugdzorg is betrokken.
Hoewel de zorgen rondom verdachte groot zijn, gaat hij dagelijks naar school en geeft hij aan het hier naar zijn zin te hebben. School ziet vaardigheidstekorten bij onder andere het plannen en organiseren en zet daarvoor begeleiding in. De mentor vraagt zich af of verdachte wel in staat is om zijn opleiding positief af te ronden. Het is belangrijk dat verdachte naar school blijft gaan en op die manier een zinvolle dagbesteding heeft om de kans op recidive te verkleinen. Verder is het positief dat verdachte een bijbaan heeft, wat een zinvolle vrijetijdsbesteding is die de kans op recidive ook kan verkleinen.
De vrienden van verdachte zijn een punt van zorg, omdat zij samen blowen en gamen terwijl dat twee zorggebieden van verdachte zijn. De Raad maakt zich zorgen over de verslaving van verdachte: hij blowt al enkele jaren dagelijks en veel. Hij blowt om rust in zijn hoofd te creëren en om zijn problemen te vergeten. Hij valt terug in gebruik bij tegenslag, ondanks het soms bestaande voornemen om te stoppen. Verder zijn er ernstige zorgen over de geestelijke gezondheid van verdachte. Hij is op jonge leeftijd gediagnosticeerd met ADHD, maar er zijn signalen dat sprake is van andere persoonlijke problematiek (zoals moeite met wederkerigheid in relaties, moeite met verplaatsen in een ander, kenmerken van ASS en hechtingsproblematiek). Verdachte staat niet open voor een nieuw onderzoek. Verder heeft verdachte een fors negatief zelfbeeld: hij vindt zichzelf het leven niet waard, wat zich heeft geuit in suïcidegedachten en meerdere pogingen. Verdachte heeft specialistische hulp vanuit de GGZ gestopt. Verdachte heeft bij de Raad aangegeven op jonge leeftijd een negatieve seksuele ervaring te hebben opgedaan en heeft dit tot op heden met niemand besproken. Hulp in vrijwillig kader is sinds lange tijd en in diverse vormen aanwezig geweest, maar dit heeft niet tot een verbetering in het functioneren van verdachte geleid. Verdachte werkt mee aan de reeds betrokken hulpverlening, maar kan zich sociaal-wenselijk opstellen en ziet de meerwaarde ervan onvoldoende in. Hij meent dat nieuwe hulpverlening niet meer nodig is na het afronden van de lopende contacten.
Verdachte is een ontkennende verdachte, omdat hij aangeeft dat hij sliep tijdens de seksuele handelingen. Het algemeen recidiverisico is hoog en het dynamisch risicoprofiel is laag. De verdenking van een dergelijk ernstig feit maakt dat de Raad een geheel voorwaardelijke jeugddetentie adviseert. Het voorwaardelijke deel geldt als stok achter de deur om de kans op recidive te verkleinen. Een geheel onvoorwaardelijke werkstraf geldt als reactie op het delictgedrag, zodat verdachte ervaart dat gedrag gevolgen heeft. De Raad acht begeleiding door de Jeugdreclassering en hulpverlening in een verplicht kader noodzakelijk, gezien de ernstige zorgen rondom het functioneren en de ontwikkeling van verdachte. De Raad acht het verder noodzakelijk dat er aanvullend diagnostisch onderzoek plaatsvindt zodat er een actueel beeld komt van de persoonlijke problematiek van verdachte, waardoor een passende behandeling kan worden gestart.
Mevrouw [A] heeft ter terechtzitting voornoemd advies onderschreven en hieraan toegevoegd dat de Raad geen bezwaar heeft tegen het opnemen van diagnostiek als afzonderlijke bijzondere voorwaarde. Het zou alleen maar goed zijn als de diagnostiek duidelijk in de voorwaarden wordt verwoord.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. Strikt genomen ontkent verdachte het feit ter terechtzitting: verdachte blijft volhouden dat hij sliep. De rechtbank vermoedt dat verdachte dit blijft volhouden, omdat hij niet voor waar wil of kan aannemen dat hij ontucht heeft gepleegd. Verder overweegt de rechtbank dat het bewezenverklaarde ook veel impact heeft op het leven van verdachte. Verdachte is een kwetsbare jongen met een laag zelfbeeld. Ondanks dat hij het feit strikt genomen ontkent, voelt hij zich erg schuldig. Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het taakstrafverbod (artikel 77ma Sr), omdat het bewezenverklaarde feit een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad en artikel 245 Sr een maximumstraf van meer dan zes jaren kent.
Verdachte lijkt niet geheel open te staan voor diagnostisch onderzoek omdat verdachte niet nog meer ‘labels’ wil. De rechtbank acht een diagnostisch onderzoek echter noodzakelijk nu er grote zorgen zijn rondom de geestelijke gezondheid en het functioneren van verdachte. De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk inzicht geven in welke vormen van behandeling en hulpverlening verdachte nodig heeft om de kans op recidive zo klein mogelijk te maken en kunnen bovendien verdachte inzicht geven in zijn manier van denken en handelen. De rechtbank zal het diagnostisch onderzoek daarom als bijzondere voorwaarde aan de op te leggen straf verbinden, zoals hieronder nader is bepaald.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen moet worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk 88 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarbij acht de rechtbank als bijzondere voorwaarden noodzakelijk: verplicht contact met de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de jeugdreclassering), het volgen van onderwijs of het hebben van een dagbesteding, het meewerken aan de noodzakelijk geachte hulpverlening en het meewerken aan diagnostisch onderzoek. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie worden verbonden.
Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op voor de duur van 150 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit smartengeld.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van minimaal € 1.500,- en maximaal € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft daarbij gesteld eerder uit te gaan van de derde dan van de vierde letselcategorie, mede vanwege onduidelijkheid over het rechtstreeks verband tussen het handelen van verdachte en de opgelopen schade bij het slachtoffer. Ook heeft de officier van justitie erop gewezen dat doorgaans de bedragen in het jeugdrecht lager uitvallen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van immateriële schade aanzienlijk te matigen tot maximaal € 5.000,-., zeker nu het feit juridisch gezien geen verkrachting betreft maar ontucht door een minderjarige.
7.3
Het standpunt van de benadeelde partij
Namens de benadeelde partij is naar voren gebracht dat een schadevergoeding van maximaal € 5.000,- geen recht doet aan de schade die het slachtoffer dagelijks nog ondervindt. De benadeelde partij persisteert bij het gevorderde bedrag van € 10.000,-. waarbij het geen rol behoort te spelen of verdachte minderjarig is of meerderjarig Categorie 4 is wel degelijk aan de orde gelet op de gevolgen voor het slachtoffer en blijkens jurisprudentie is het verslechteren van een al bestaand psychisch lijden ook relevant.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Het is gelet op de onderbouwing van de vordering evident dat het jonge slachtoffer immateriële schade heeft opgelopen als gevolg van het handelen van verdachte. Welk bedrag aan schadevergoeding passend is hangt af van de concrete omstandigheden in een zaak.
De rechtbank komt tot toekenning van vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 4.000,-. De rechtbank acht dit bedrag billijk gelet op de ernst van wat er is gebeurd, de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op wat in vergelijkbare zedenzaken aan immateriële schadevergoeding wordt toegekend. Het door de raadsman als voorbeeld genoemde vonnis ziet naar het oordeel van de rechtbank op een minder vergelijkbare casus.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen [kort gezegd: ontucht] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
88 (achtentachtig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Winkelwaard 494, 1824 HX Alkmaar, op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan de noodzakelijk geachte hulpverlening;
  • meewerkt aan een diagnostisch onderzoek;
  • dagbesteding zal behouden in de vorm van onderwijs of werk.
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Winkelwaard 494, 1824 HX Alkmaar, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
150 (honderdvijftig) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagenjeugddetentie.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 4.000,- (vierduizend euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.000,- (vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.A. Egter van Wissekerke, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. G.A.M. van Dijk, tevens kinderrechter en mr. T. Fuchs, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C. Sinnige,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2022.
mr. T. Fuchs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE
De bewijsmiddelen, behorende bij het vonnis van 27 oktober 2022 van de rechtbank Noord-Holland, ten name van verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
( [adres] .
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen
-
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] van 20 maart 2022 (dossierpagina 5 tot en met 12):
V: Waarvan wil je aangifte doen?
A: Verkrachting.
V: Tegen wie?
A: Tegen [verdachte] .
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Vanmorgen vroeg, afgelopen nacht. Tussen 03:30 uur en 04:30 uur.
V: Waar is het gebeurd?
A: In zijn slaapkamer. Hij woont aan de [adres] of [adres] in Schagen .
V: Wat kun je vertellen over wat er gebeurd is?
A: Hij begon met zijn hand in mijn BH en begon mij te vingeren en draaide me om. Hij deed mijn korte broek en mijn string naar beneden. Hij pakte met zijn rechterhand mijn rechterhand, deed mijn hand om zijn penis en kneep in mijn hand. Toen ging hij naar binnen.
V: Naar binnen?
A: Met zijn penis in mijn vagina, eerst. Daarna ging hij naar achteren. Mijn anus in.
V: Waarmee?
A: Met zijn penis.
V: Wat deed hij precies toen hij in jou zat?
A: Heen en weer.
V: Waar waren zijn armen of handen toen hij in jouw vagina zat?
A: Zijn rechterhand op mijn linkerborst.
V: Je vertelde dat hij aan jouw borsten zat en je vingerde. Hoe ging dat?
A: Hij legde zijn hand op mijn borst, links.
V: En dat vingeren, hoe ging dat?
A: Ja, gewoon vingeren.
V: Wat is voor jou vingeren?
A: Als je erin gaat met je vinger. En de combinatie van erop en erin. Hij gebruikte twee vingers.
V: Zijn er dingen die je niet hebt verteld?
A: Ja, toen ik sliep gaf hij kusjes, toen ik deed of ik sliep.
V: Waar kuste hij jou?
A: Overal op mijn gezicht.
-
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam] van 20 maart 2022 (dossierpagina 18 tot en met 19):
Wij kwamen op 20 maart 2022 omstreeks 04.40 uur ter plaatse op de [adres] te Schagen . (…) Ik hoorde verdachte zeggen: "Oké, ik heb iets erg stoms gedaan". Op aandringen van zijn moeder, en zonder dat ik daartoe aanleiding gaf of daarnaar vroeg, hoorde ik verdachte zeggen: "Ik heb een verkrachting gepleegd."
-
het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 20 maart 2022 (dossierpagina 57 tot en met 68):
A: Ik werd wakker en toen is het fout gegaan.
V: Wat heb je gedaan, hoe ging dat?
A: Gewoon eerst heel rustig aan voorspel en daarna de penetratie. Niet volledige penetratie, maar wel penetratie.
V: Rustig voorspel en daarna penetratie. Wat was het voorspel?
A: Borsten masseren en vingeren.
V: Hoe was [slachtoffer] toen dat moment?
A: Slapend.
V: Wat bedoel jij met vingeren, hoe ging dat?
A: Eigenlijk het hele gedeelte onderaan het vrouwelijke lichaam masseren. De clit masseren.
V: Wat gebeurde er nog meer?
A: Penetratie.
V: Hoe was zij op dat moment?
A: Nog steeds slapend.
V: Hoe weet je dat zij sliep?
A: Dat weet ik eigenlijk niet. Ik vroeg nog meerdere malen van slaap je nog, ik kreeg toen geen antwoord.
V: Je hebt het over penetratie, wat droeg zij voor kleding en jij?
A: Ik had een onderbroek aan en zij had een slip en een broekje aan.
V: Hoe ging dat met de penetratie?
A: Alles voorzichtig verwijderd.
V: Hoe heb je dat verwijderd die broek en dat slipje?
A: Gewoon, bijna uittrekken.
V: Dan zijn de broek en het slipje bijna uitgetrokken en dan?
A: Toen heb ik mijn onderbroek uitgetrokken en ben ik naar binnen gegaan. Ik ben met mijn penis in haar vagina gekomen.
V: Hoe ging dat?
A: Soepel.
V: Wat merkte je toen?
A: Dat het toch wel goed voelde. Het gevoel dat ik kreeg dat het goed voelde, maar in mijn achterhoofd dacht ik wat ben ik aan het doen.
V: Hoe was zij op dat moment?
A: Slapend.
V: En toen?
A: Toen ging ik haar anaal penetreren en werd zij wakker.
V: Hoe diep ben je bij haar binnen geweest?
A: Niet heel diep. Ik denk een halve wijsvinger.
V: Zowel vaginaal als anaal?
A: Ja, de exacte lengte zou ik niet weten.
V: Zijn er voordat jullie gingen slapen afspraken gemaakt over seks?
A: Nee, er zijn geen afspraken gemaakt. Ik had wel tegen haar gezegd dat ik niet zou weten wat ik zou doen als ik zou slapen. Zij zei dat dit haar niets uitmaakte. Ik heb toen gezegd dat ik op de grond zou gaan slapen.
V: [slachtoffer] vertelde zij ongesteld was. Wat heb je daarvan gemerkt?
A: Een tampon. Ik merkte dat hij er zat. Tijdens het penetreren voelde ik hem. Ik voelde iets wat het tegenhield. Ik kon niet dieper steken. Ik stak hem uit voorzorg niet zo diep als de eerste keer, zodat ik niet de hele tijd haar tampon aan het douwen was.