6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte bevond zich op de bewuste dag na schooltijd met zes andere jongens op straat. Een van de jongens had een Cobra 6 bij zich en die is aan de groep getoond. Hierop heeft een van hen het idee geopperd om de Cobra bij de woning van de slachtoffers door de brievenbus te gooien, omdat één van de jongens eerder een conflict had met één van de bewoners (de zoon van aangever) over een kapotte telefoon. Het kennelijke motief voor de ontploffing was dus wraak nemen. Verdachte heeft, terwijl hij wist dat het om illegaal vuurwerk ging, vervolgens aangegeven dat hij de Cobra wel wilde aansteken in de brievenbus. Hierop heeft hij van de jongen die de Cobra bij zich had de Cobra en een aansteker gekregen. Van weer een ander kreeg hij een bivak-/skimuts, zodat hij niet herkend zou kunnen worden op eventuele camerabeelden. Een andere jongen heeft het huis van de slachtoffers aangewezen. Verdachte heeft daarna eerst zijn fiets op een plek gezet vanwaar hij makkelijk weg kon komen en is toen naar het huis gelopen. Daar heeft hij de Cobra in de brievenbus geklemd en aangestoken. Terwijl hij naar zijn fiets rende en wegfietste, is de Cobra ontploft.
Het hele gezin (de ouders en twee kinderen) was op het moment van de ontploffing van dit zware vuurwerk, in de woning aanwezig. Het is daarom een geluk te noemen dat niemand van hen zich in de hal bevond en dat de schade beperkt is gebleven tot goederen (de deur en een auto). Dat neemt niet weg dat het gezin heel erg geschrokken is en het nog dagelijks heeft over wat er nog meer had kunnen gebeuren. De ontploffing heeft een enorme ravage aangericht, zowel in als buiten de woning. Op de vloermat en in de hal achter de voordeur lagen glasscherven en andere onderdelen van de voordeur en de brievenbus. De klep van de brievenbus is 15 meter verderop teruggevonden. Ook de auto van de bewoners, die voor de woning geparkeerd stond, is beschadigd geraakt door de ontploffing.
Verdachte heeft zich naar eigen zeggen laten leiden door groepsdruk en adrenaline en heeft
niet stilgestaan bij de mogelijke ernstige gevolgen die de ontploffing teweeg had kunnen brengen. Het feit dat verdachte niks met het eerdere conflict over de telefoon te maken had en de zoon van de bewoners nauwelijks kende, benadrukt het gemak waarmee hij tot zijn actie lijkt te zijn overgegaan. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 september 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 4 oktober 2022 van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad.
De Raad heeft in zijn rapport geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte naar school blijft gaan en meewerkt aan onderzoek bij Parlan en daaruit voortvloeiende hulpverlening, waarbij aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Alkmaar opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarvoor te begeleiden.
Daartoe heeft de Raad onder meer op het volgende gewezen. Ten tijde van het strafbare feit was verdachte vijftien jaar en niet eerder in aanraking geweest met politie en justitie. Dat wat hem nu wordt verweten betreft evenwel een ernstig feit. Positief is dat verdachte open is over zijn aandeel, verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en excuses wil aanbieden aan de slachtoffers. Spanning en groepsdruk lijken een rol te hebben gespeeld bij zijn gedrag. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Hoewel verdachte zich, op een misstap na, goed aan de voorwaarden van zijn schorsing heeft gehouden, blijft de motivatie van verdachte om naar school te gaan een belangrijk aandachtspunt. Verdachte heeft van school moeten wisselen, is daardoor blijven zitten en zijn huidige school constateert dat zijn motivatie afneemt. Ook heeft het strafbare feit impact gehad op de relatie van verdachte met zijn ouders. Het is belangrijk dat er zicht blijft op de schoolgang van verdachte en op een juiste balans tussen school, werk en vrijetijdsbesteding, waarbij afstemming tussen verdachte, ouders, school en de jeugdreclassering van belang is. Ook is het noodzakelijk dat er aandacht is voor de stemming van verdachte en het maken van een juiste vriendenkeuze en dat verdachte daarin wordt versterkt. Het is daarnaast belangrijk dat verdachte een strafrechtelijke consequentie ervaart van zijn handelen. Ondanks de ernst van het feit, is een deels voorwaardelijke werkstraf het meest passend, omdat verdachte een first offender is en (ook) nadien niet meer in aanraking is gekomen met de politie. Het is van belang dat verdachte door de jeugdreclassering wordt begeleid en dat hij meewerkt aan onderzoek door Parlan of een soortgelijke instantie, alsook aan de hulpverlening die naar aanleiding van dat onderzoek passend wordt gevonden.
De Raad heeft zijn rapport op de zitting nader toegelicht en zijn advies over de op te leggen straf gehandhaafd. Voor het strafadvies is gekeken naar wat het meest belangrijk is, te weten onderzoek/behandeling bij Parlan zodat verdachte en zijn ouders ondersteund worden bij de aandachtspunten die er zijn in het gezin en bij verdachte. Verdachte staat daarvoor op de wachtlijst. De systeemtherapie voor het gezin kan wel al aanvangen. Er is een positieve lijn ingezet, maar de aandachtspunten zijn er nog. Een voorwaardelijke jeugddetentie is gelet op de ernst van het feit overwogen, maar wordt niet passend geacht. Een dergelijke zware straf heeft geen meerwaarde en zal eerder averechts werken voor het recidiverisico. Het risico op recidive zit in de persoon van verdachte en zijn vriendenkeuze. Verder heeft de Raad aangegeven dat het voor zowel de slachtoffers als verdachte goed zou zijn te onderzoeken of mediation na de terechtzitting wel mogelijk is.
Desgevraagd heeft de Raad tot slot aangegeven dat een proeftijd van twee jaren wordt geadviseerd en dat daarbij rekening is gehouden met de periode waarin verdachte zich reeds aan schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden. Een proeftijd van twee jaren acht de Raad proportioneel gezien de ernst van het feit en is nodig om de hulpverlening goed in te kunnen zetten.
De jeugdreclassering heeft zich op de terechtzitting aangesloten bij het advies van de Raad. Daartoe heeft de jeugdreclassering het volgende naar voren gebracht. Verdachte is over het algemeen goed in contact geweest met de jeugdreclassering. In tegenstelling tot andere jongeren, wilde verdachte zelfs wekelijks een gesprek. In die gesprekken is het veel gegaan over de veel ernstigere gevolgen die het strafbare feit gehad had kunnen hebben. Verdachte geeft aan dat zijn hoofd vol zit. Hij heeft het druk met school, werk en vrienden en het is belangrijk dat daar een goede balans in wordt gevonden. Verdachte vindt hulpverlening van Parlan niet nodig, maar wil daar wel aan meewerken. Het is de vraag in hoeverre verdachte daadwerkelijk de impact van zijn handelen inziet. In dat kader is een onderzoek door Parlan belangrijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte acht de rechtbank verder nog het volgende van belang.
Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte bij de politie direct heeft bekend en daarmee verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Ook op de terechtzitting heeft verdachte openheid van zaken gegeven en bovendien spijt betuigd. Verdachte staat daarnaast nog steeds open voor mediation en heeft zich bereid getoond een schadevergoeding te betalen. Ook neemt de rechtbank ten voordele van verdachte in aanmerking dat hij een first offender is, bij wie het recidiverisico als laag wordt ingeschat, en dat verdachte niet opnieuw in aanraking is geweest met de politie. Verder heeft verdachte zich – op een enkele misstap aan het begin na – goed aan de strenge schorsingsvoorwaarden gehouden, die hem elf maanden geleden zijn opgelegd. Verdachte heeft ook daarnaast al aanzienlijke gevolgen ondervonden van zijn actie. Hij heeft noodgedwongen van school moeten wisselen, is dit schooljaar blijven zitten en de impact binnen zijn gezin is groot. Tegen deze achtergrond kan de rechtbank zich vinden in het strafadvies van de Raad om verdachte een werkstraf op te leggen en niet ook, zoals door de officier van justitie gevorderd, een (voorwaardelijke) jeugddetentie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren passend en geboden is. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte (op tijd) naar school blijft gaan en dat hij meewerkt aan onderzoek bij Parlan en de hulpverlening die naar aanleiding van dat onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Deze voorwaarden zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De rechtbank zal aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar, de opdracht geven toezicht te houden op de naleving van die voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden. Anders dan door de verdediging bepleit, zal de rechtbank daarbij een proeftijd voor de duur van twee jaar bepalen. De rechtbank acht deze duur noodzakelijk om het nog te verrichten onderzoek door Parlan en de daaruit volgende hulpverlening goed op te kunnen zetten en af te kunnen ronden. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de jeugdreclassering de mogelijkheid heeft de begeleiding eerder af te ronden indien daartoe aanleiding is.