Overwegingen
1. Voor het jaar 2017 heeft eiser een biww aangegeven van € 16.705, bestaande uit inkomen uit tegenwoordige arbeid van € 22.028, verminderd met negatief inkomen uit vroegere arbeid van € 675 en een bedrag van € 4.648 aan specifieke zorgkosten.
2. Conform de aangifte is aan eiser een voorlopige aanslag opgelegd. Het aanslagbiljet is gedagtekend 10 augustus 2018 en vermeldt een teruggaaf van € 2.315.
3. Per brief van 1 april 2019 heeft verweerder eiser vragen gesteld over de in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten. Eiser heeft daarop gereageerd per brief van 16 april 2019
en daarbij de volgende specificatie van de specifieke zorgkosten gevoegd:
Koemelkeiwitvrij dieet zoon
€
300
Huidallergie zoon
-
300
Extra bewassing kleding/beddengoed i.v.m. natte dromen/
nachtzweet man + vrouw
-
600
Reiskosten apotheek te [plaats] 20 x 40 km a € 0,35
-
280
Reiskosten WFG + orthodontie [plaats] 29 x 40 km a € 0,35
-
406
Reiskosten psychiater te [plaats 2] 10 x 110 km a € 0,35
-
770
Reiskosten [plaats 3] 2 x 50 km a € 0,35
-
35
Reiskosten VU 110 km a € 0,35
-
38
Inlegzolen
-
75
Eigen bijdrage orthodontist
-
592
Eigen bijdrage orthodontist
-
38
Reiskosten fysiotherapie te [plaats 4] 10 x 10 km a € 0,35
-
35
Reiskosten tandarts + huisarts te [plaats 5] 15 x 8 km a € 0,35
-
42
Medicijnen
-
55
Grondslag verhogingsfactor
€
3.494
Verhogingsfactor
-
1,40
€
4.891
Fysiotherapie
-
84
€
4.975
Af: drempel
-
363
Aftrekbaar
€
4.612
4. Per brief van 6 mei 2020 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij voornemens was van de aangifte af te wijken omdat van sommige uitgaven geen of onvoldoende bewijsstukken had ontvangen. De reiskosten naar de apotheek in [plaats] , naar [plaats 3] en naar de fysiotherapie te [plaats 4] , de uitgaven voor inlegzolen zouden niet in aftrek worden toegelaten. De uitgaven voor medicijnen zouden voor € 55 niet in aftrek worden toegelaten en de extra uitgaven voor kleding en beddengoed zouden voor € 300 in aftrek worden toegelaten. De aftrek voor specifieke zorgkosten zou daarmee uitkomen op € 2.950.
5. Met dagtekening 23 juni 2020 heeft verweerder eiser de aanslag opgelegd. De aanslag is berekend naar een biww van € 18.403 (€ 22.028 -/- € 675 -/- € 2.950).
6. Eiser heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt en daarbij verzocht om te worden gehoord. Per brief van 28 mei 2021 heeft verweerder eiser uitgenodigd voor het hoorgesprek op 28 juni 2021. Per brief van 7 juni 2021 heeft eiser verweerder een nieuwe specificatie specifieke zorgkosten doen toekomen die in kopie tot de stukken behoort. Eiser berekent de aftrek hier op € 5.047.
7. Op 12 juli 2021 is eiser door verweerder gehoord. Van het hoorgesprek is een verslag opgemaakt dat in kopie tot de gedingstukken behoort. Per brief van 9 augustus 2021 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij voornemens was voor een deel aan het bezwaar tegemoet te komen en aftrek specifieke zorgkosten zou vaststellen op € 4.376.
8. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslag verminderd tot een, berekend naar een biww van € 16.977 (€ 22.028 -/- € 675 -/- € 4.376). Verder heeft verweerder eiser een proceskostenvergoeding toegekend van € 530, te weten één punt voor het indienen van het bezwaarschrift en één punt voor het bijwonen van het hoorgesprek, met een waarde per punt van € 265. Daarbij heeft verweerder de zaak aangemerkt als een zaak van gemiddeld gewicht en daarom voor de zwaarte van de zaak een wegingsfactor toegepast van 1.
Geschil9. Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. In geschil is of de aanslag in strijd met het binnen de Belastingdienst gevoerde correctiebeleid is opgelegd. Volgens eiser is dit het geval omdat de correctie op het inkomen uiteindelijk minder is dan € 500. In de aangifte was immers € 4.648 een aftrek specifieke zorgkosten in aftrek gebracht waarvan uiteindelijk € 4.376 in aftrek is toegelaten.
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslag niet in strijd is met het correctiebeleid omdat in de aanslagfase en bij zijn bezwaar nieuwe specificaties heeft overgelegd en daarin andere kosten dan wel zijn de kosten naar andere bedragen heeft opgevoerd. Verweerder verwijst daarvoor naar de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2020:2990 en het arrest van de Hoge Raad van 2 juli 2021 waarbij die uitspraak, onder toepassing van artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, is bevestigd. Beoordeling van het geschil
11. De rechtbank overweegt dat, naar verweerder heeft aangevoerd en uit de stukken naar voren komt, eiser in de aanslagfase en bij zijn bezwaar voor zijn motivering van de in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten, telkens andere bedragen en andere kosten heeft genoemd. In de uitspraak waarnaar verweerder heeft verwezen overwoog het Gerechtshof dat het correctiebeleid niet zo moet worden uitgelegd dat het ertoe leidt dat correctie van de aangifte bij de uitspraak op bezwaar volledig moet worden teruggenomen in een geval als waarin het in het beleid genoemde bedrag van € 500 na bezwaar alleen daarom niet wordt overschreden omdat in de bezwaarfase meer, nieuwe of andere kosten dan in de aangifte worden geclaimd en in aftrek worden toegelaten. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Gerechtshof in stand gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank is deze rechtspraak geheel op de onderhavige casus toepasbaar. Eiser heeft geen stukken overgelegd en geen feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De aanslag is dus niet in strijd met het correctiebeleid vastgesteld. Het beroep is daarom ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.