In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te Beverwijk, en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser had een verzoek tot ambtshalve vermindering van een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ingediend voor het jaar 2015, waarbij hij stelde dat een bedrag van € 818 aan rente over een doorlopend krediet als eigenwoningrente in aftrek moest worden gebracht. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rente niet als eigenwoningrente in aftrek kon worden gebracht. De rechtbank oordeelde dat eiser niet in het bewijs is geslaagd dat de lening was aangewend voor verbouwing of verbetering van zijn woning. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het hoorrecht niet is geschonden, omdat dit niet geldt voor een verzoek om ambtshalve vermindering. De rechtbank heeft de aanslag verminderd tot een biww van € 36.894 en verweerder veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 500 en proceskosten van € 1.518. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.