ECLI:NL:RBNHO:2022:9529

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
9924127 \ CV EXPL 22-3397
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering wegens onvoldoende onderbouwing van (pre)contractuele informatieplichten

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een verstekvonnis. De eisende partij, een stichting vertegenwoordigd door LikiFin, heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de eisende partij moest voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of aan deze informatieplichten was voldaan.

De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet voldoende had gesteld en onderbouwd dat zij aan de op haar rustende informatieplichten had voldaan. De overgelegde schermafdrukken van het bestelproces waren niet voldoende toegelicht, waardoor de kantonrechter niet kon vaststellen dat aan de wettelijke eisen was voldaan. De eisende partij had niet duidelijk gemaakt welke informatie relevant was en had niet voldaan aan de contractuele verplichtingen van artikel 6:230v lid 7 BW.

Als gevolg hiervan heeft de kantonrechter de vordering afgewezen, omdat de eisende partij niet aan de eisen van de dagvaarding had voldaan. De proceskosten werden voor rekening van de eisende partij gesteld, die ongelijk kreeg. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en de eisende partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die voor de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9924127 \ CV EXPL 22-3397
Uitspraakdatum: 29 juni 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
[eiser]
gevestigd te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: LikiFin
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De eisende partij heeft bij de dagvaarding schermafdrukken van het bestelproces overgelegd, zonder deze nader toe te lichten en te onderbouwen wat de kantonrechter daaruit zou moeten afleiden. Producties kunnen stellingen ondersteunen, maar niet vervangen. De partij die producties overlegt, moet begrijpelijk maken welke delen daarvan relevant zijn voor welk standpunt van die partij. Een enkele verwijzing naar de producties is daarom onvoldoende. Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie. In een situatie als de onderhavige betekent dit dat de eisende partij expliciet, en op een duidelijke manier, moet aangeven op welke schermafbeelding welke informatie te vinden is. Ook heeft zij niet toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele verplichting van artikel 6:230v lid 7 BW. Een bevestiging die aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 BW voldoet, ontbreekt.
Wat is hiervan het gevolg?
2.3.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.4.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter