Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
De schutting mag echter, anders dan [eiser] wenst, niet zo ver naar voren doorlopen dat een doorgang overblijft van vijf meter aan het eind van de schutting tot aan de grens aan de voorzijde van het perceel van [eiser] . Een dergelijke schutting vormt een onredelijke belemmering en bemoeilijking van het recht van overpad dat [gedaagde] heeft. Wel aanvaardbaar is een kortere schutting.
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 februari 2022 met producties 1-6;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1-19;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte uitlating producties met producties 1-5;
- het tussenvonnis van 24 augustus 2022;
- de brief van 16 september 2022 met producties 20-23 van de zijde van [gedaagde] ;
- de akte vermeerdering van eis tevens overlegging productie van 20 september 2022 van de zijde van [eiser] ;
- de gerechtelijke plaatsopneming (descente) en aansluitend de mondelinge behandeling in restaurant [xxx] te [plaats] op 28 september 2022, waar zijn verschenen de heer [eiser] en mevrouw [naam 1] vergezeld van mr. Van Lingen, en de heer [gedaagde] en mevrouw [naam 2] , vergezeld van mrs. De Jong en Koenrades. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
2.De feiten
“De comparanten (…) verklaarden bij deze te vestigen: ten behoeve en ten laste van het verkochte enerzijds en ten behoeve en ten laste van de naastgelegen percelen (…) een recht van overpad uit te oefenen over het aangelegde of nog aan te leggen pad, teneinde te komen van- en te gaan naar de openbare wegen, genaamd [straat 1] en [straat 2] .”
Hieronder twee afbeeldingen van de situatie ter plaatse.
- vanaf de achtergrens van zijn perceel niet verder strekt dan de voorgevel van zijn pand;
- niet uit beplanting bestaat;
- aan de kant van [gedaagde] onderhoudsvrij is.
3.Het geschil
in conventie
1. voor recht verklaart dat [eiser] gerechtigd is een hek te plaatsen op eigen grond tegen de erfgrens van het perceel van [gedaagde] , welk hekwerk zo naar voren doorloopt dat, bezien vanaf de perceelsgrens van [eiser] aan de voorzijde van zijn perceel, dus de grens die het meest dicht aan de [straat 1] toe is gelegen, een doorgang overblijft van vijf meter aan het eind van dit hekwerk tot aan de perceelsgrens, om [gedaagde] in staat te stellen gebruik te maken van de erfdienstbaarheid om te komen en gaan naar de [straat 1] ;
I. [eiser] veroordeelt om op het middenterrein van het magazijnencomplex, voor zover in zijn eigendom, te allen tijde een vrije onbelemmerde doorgang ten behoeve van het perceel van [gedaagde] te garanderen en dus het op de als productie 4 (bij de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie) overgelegde tekening roze gearceerde deel van het middenterrein, alsook het geel gearceerde deel vermeld op de als productie 10 (bij de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie) overgelegde simulaties te allen tijde volledig vrij te laten, dat wil zeggen zonder obstructies, oftewel zonder hierop een schutting, dan wel geparkeerde auto’s, materialen of andere objecten te plaatsen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding en € 500,- voor elke dag dat deze overtreding voortduurt;
II. [eiser] verbiedt op een door de rechtbank te bepalen korte termijn om (een gedeelte van) zijn gebouw aan de [adres 2] permanent te verhuren, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. [eiser] gelast om zijn gebouw op een door de rechtbank te bepalen termijn weer in gebruik te nemen op een manier die overeenkomt met de (oorspronkelijke) bestemming en intentie van alle betrokkenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en
IV. [eiser] veroordeelt in de (na)kosten van dit geding, vermeerderd met rente.
3.6.1. [eiser] heeft regelmatig de vrije doorgang aan de voorzijde van [adres 1] en [adres 2] belemmerd. Bezoekers dan wel medebewoners van het pand van [eiser] parkeren hun auto (gedeeltelijk) op het erf van [gedaagde] , dan wel beletten het recht van overpad van [gedaagde] . Hierdoor is geen ongestoorde toegang mogelijk vanaf de [straat 1] tot zijn perceel en andersom. Dat is in strijd met de ten behoeve van [gedaagde] perceel gevestigde erfdienstbaarheid. [gedaagde] heeft er belang bij dat [eiser] het recht van overpad volledig respecteert.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
Ook hier ziet de rechtbank aanleiding om een dwangsom aan bovengenoemd verbod te verbinden, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing door de rechtbank. De hoogte van de gevorderde dwangsom zal wel worden beperkt en gemaximeerd als in de beslissing onder 5.2 vermeld.