ECLI:NL:RBNHO:2022:9527

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
AWB-21_1969
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een herhaalde aanvraag om een Wajong-uitkering met beroep op toegenomen arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar herhaalde aanvraag om een Wajong-uitkering. De aanvraag werd afgewezen door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op 9 december 2020, en het bezwaar daartegen werd op 9 april 2021 ongegrond verklaard. Eiseres, geboren in 1984, heeft een MBO-opleiding als zorghulp en een opleiding als beveiliger gevolgd. Na een periode van werkloosheid en het ontvangen van verschillende uitkeringen, diende zij op 23 januari 2018 haar eerste aanvraag voor een Wajong-uitkering in, die werd afgewezen omdat zij na haar 18e jaar meer dan een jaar had gewerkt en het minimumloon had verdiend.

Eiseres heeft in de jaren daarna meerdere aanvragen ingediend, maar deze werden steeds afgewezen. In haar laatste aanvraag op 29 september 2020 stelde zij dat er nieuwe feiten waren die haar recht op een Wajong-uitkering zouden onderbouwen. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die de afwijzing van de aanvraag konden rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en het bestuursorgaan zorgvuldig hadden gehandeld en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat eiseres niet in het gelijk wordt gesteld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 2 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1969

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. Meijer),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder)
(gemachtigde: mr. L. Ritsma).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar (herhaalde) aanvraag om een Wajong-uitkering.
Verweerder heeft dit met het besluit van 9 december 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 april 2021 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van haar partner [naam] , de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Wat aan deze procedure vooraf ging

1. Eiseres is geboren op [datum] 1984 en is op [datum] 2002 18 jaar geworden. Zij heeft een MBO opleiding als zorghulp/helpende gevolgd (tot 8 juni 2008) en een opleiding als beveiliger (tot juli 2009). Zij heeft als beveiliger gewerkt vanaf 2007 tot in 2013. Na het eindigen van het laatste contract op 31 augustus 2013 heeft eiseres een aanvraag om een WW-uitkering ingediend. Van 31 december 2013 tot 31 maart 2014 heeft eiseres een WW-uitkering ontvangen en van 31 maart 2014 tot 1 januari 2018 een (aanvullende) uitkering op grond van de Participatiewet. Die uitkering is beëindigd vanwege de hoogte van het inkomen van haar partner. Een op 11 januari 2018 ingediende aanvraag om een WIA-uitkering is afgewezen omdat zij niet verzekerd was voor de WIA.
2. Op 23 januari 2018 heeft eiseres een aanvraag om een Wajong uitkering ingediend. Met het besluit van 2 februari 2018 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen omdat eiseres na haar 18e jaar meer dan een jaar heeft gewerkt en daarmee tenminste het minimumloon heeft verdiend.
Op 25 oktober 2018 heeft eiseres opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 29 oktober 2018 heeft verweerder medegedeeld bij de eerdere afwijzing te blijven omdat eiseres bij de aanvraag geen nieuwe informatie heeft gegeven. Het hiertegen ingediende bezwaar is bij besluit op bezwaar van 1 juli 2019 niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend.
Op 30 december 2019 vraagt eiseres op advies van de gemeente een indicatie banenafspraak aan. De indicatie wordt na medisch en arbeidskundig onderzoek toegekend. Bij besluit van 20 februari 2020 deelt verweerder dat aan eiseres mede. Eiseres maakt bezwaar. Zij betwist (op termijn) arbeidsmogelijkheden te hebben. Zij heeft een chronische ziekte waarmee zij al jaren kampt. In 2016 is de diagnose dunne vezel neuropathie gesteld en die zal eerder verslechteren dan verbeteren. Zij stelt niet tot de doelgroep te behoren en vindt dat haar een Wajong uitkering had moeten worden toegekend. Er is een medisch onderzoek verricht door verzekeringsarts bezwaar en beroep Bouma. Hij heeft op 1 oktober 2020 een rapport opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een arbeidskundig onderzoek verricht. De resultaten daarvan staan vermeld in het rapport van 14 oktober 2020. Beoordeeld is of eiseres terecht een indicatie banenafspraak is toegekend, waar zij om heeft gevraagd. Verweerder heeft bij besluit op bezwaar van 20 oktober 2020 de bezwaren ongegrond verklaard omdat er terecht een indicatie banenafspraak is toegekend.

Totstandkoming van het bestreden besluit

3. Op 29 september 2020 heeft eiseres weer een aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Verweerder heeft de aanvraag opgevat als een verzoek om terug te komen op het besluit van 2 februari 2018. Er is een medisch onderzoek gedaan door een verzekeringsarts (rapport van 3 december 2020), waarna verweerder in het besluit van 9 december 2020 eiseres heeft medegedeeld bij de beslissing van 2 februari 2018 te blijven, omdat er geen nieuwe medische informatie is. Eiseres maakt bezwaar. Zij stelt dat niet alle informatie is betrokken, maar alleen dossieronderzoek is gedaan en niet is ingegaan op de medische informatie die ziet op de periode tussen haar 15e en 18e jaar. Volgens eiseres is wel sprake van nova.
4. Er is in bezwaar medisch onderzoek verricht door verzekeringsarts bezwaar en beroep Bouma, die op 2 april 2021 een rapport heeft opgesteld. Bij het hier bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Er hebben in bezwaar drie beoordelingen plaatsgevonden. Verweerder heeft beoordeeld of sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden (nova) en geconcludeerd dat daar geen sprake van is. Ook heeft verweerder vastgesteld dat de klachten niet binnen vijf jaar na de 18e verjaardag van eiseres of na het einde van de studie zijn toegenomen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. En verweerder stelt dat de informatie die nu aanwezig is niet tot een andere beslissing over het recht op een Wajong-uitkering leidt. Bovendien is er op dit moment arbeidsvermogen, waarbij wordt gewezen op de indicatie banenafspraak. Eiseres komt in beroep op tegen de afwijzing.
5. Eiseres voert, samengevat, aan dat verweerder uitgaat van een onjuiste aanname. De medische klachten zijn niet begonnen in 2015, maar al in juli 1999, wat volgt uit de medische stukken. De diagnose (dunne vezel neuropathie) is weliswaar pas gesteld in 2016, maar de medische problematiek is al veel eerder, namelijk in 1999, ontstaan. Eiseres stelt dat sprake is van een onvolledige oordeelsvorming. Een groot deel van de medische gegevens is buiten beschouwing gebleven. Verweerder heeft geen eigen onderzoek gedaan, naar de blijvende/duurzame ontwikkeling en de ernst van de klachten. En verweerder heeft niet onderkend dat de combinatie van klachten ook tot psychische problematiek leidt. Eiseres heeft in beroep medische stukken overgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of verweerder het verzoek om terug te komen op het eerdere besluit van 2 februari 2018 tot afwijzing van een Wajong-uitkering terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. De aanvraag van eiseres van 29 september 2020 is een herhaalde aanvraag. In de rechtspraak is door de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in sociale zekerheidszaken, uitgemaakt hoe het bestuursorgaan zo’n herhaalde aanvraag mag of moet beoordelen en hoe de rechtbank vervolgens een besluit over een herhaalde aanvraag moet of mag toetsen. Een aanvraag moet door het bestuursorgaan na een eerdere afwijzing van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld. Met andere woorden: welke bedoeling heeft de aanvrager met de aanvraag? Met een aanvraag kan worden beoogd dat wordt teruggekomen van het eerdere besluit, met ingang van de datum waarop dat besluit zag (artikel 4:6 van de Awb, herziening voor het verleden), dat een zogeheten “Amber”-beoordeling wordt verricht (toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak) of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak). Het onderscheid in wat de aanvrager heeft beoogd, is van belang voor de beoordeling van de aanvraag door verweerder en de toetsing van de beslissing op die aanvraag door de bestuursrechter.
Herziening voor het verleden
9. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende besluit, omdat er volgens hem geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. De bestuursrechter moet bij een verzoek om terug te komen van een eerder besluit aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetsen of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nova zijn. De bestuursrechter kan als geen sprake is van nova aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd ook tot het oordeel komen dat het afwijzen van een verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is.
10. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, of die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Het ligt op de weg van degene die het verzoek doet om terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden te stellen en aan te tonen.
11. Eiseres heeft geen nieuwe feiten en omstandigheden aan haar laatste aanvraag van 29 september 2020 ten grondslag gelegd. Eiseres is niet gekomen met nieuwe gegevens. Dat wat eiseres als nova bestempeld, zoals de verwijzingen naar de medische stukken tussen 1999 en 2015, zijn feiten die ook al in een eerdere procedure ingebracht hadden kunnen worden en ook al eerder zijn ingebracht. Deze medische stukken zijn in de eerdere bezwaarprocedure tegen het besluit van 20 februari 2020 ingebracht. De verzekeringsartsen hebben alle beschikbare gegevens, ook van vroeger, in de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep somt in zijn rapport van 1 oktober 2020 die gegevens ook allemaal op. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat verweerder niet mocht weigeren terug te komen van het eerdere afwijzende besluit.
12. In de door eiseres aangedragen argumenten ziet de rechtbank ook geen grond om te oordelen dat de afwijzing van de aanvraag evident onredelijk zou zijn.
Ambertoets
13. De Ambertoets houdt in dat eiseres alsnog recht heeft op een Wajong-uitkering als haar beperkingen vanuit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na haar 18e verjaardag ( in de periode [datum] 2002 tot [datum] 2007) of einde studie (in de periode 8 juni 2006 tot 8 juni 2011) dusdanig zijn toegenomen dat zij alsnog duurzaam geen arbeidsvermogen heeft.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich hierover uitgelaten. Hij is van mening dat de beperkingen van eiseres niet binnen vijf jaar na haar 18e verjaardag of na het einde van de studie zijn toegenomen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts het goed heeft uitgelegd. Verweerder heeft hiermee toereikend gemotiveerd dat een beroep op de Ambertoets nu niet slaagt. Ook in dit verband heeft eiseres geen nieuwe medische stukken in beroep ingebracht.

Herziening voor de toekomst (duuraanspraak)

15. Waar het gaat om duuraanspraken vindt voor de toekomst een minder terughoudende toets plaats dan die voor het verleden. Het bestuursorgaan moet daar een belangenafweging maken en ook bij de bestuursrechter moet een minder terughoudende toets plaatsvinden. Dat is omdat een besluit waarbij ten onrechte geen of een te lage aanspraak is toegekend niet blijvend aan de aanvrager mag worden tegengeworpen.
16. Verweerder heeft gekeken of er toch een grond is voor toekenning. Of er gelet op alle aanwezige medische informatie een andere beslissing genomen had moeten worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet ook geen aanleiding voor de conclusie dat herzien moet worden naar de toekomst, omdat er op dit moment arbeidsvermogen is. Dat volgt uit het onderzoek wat is gedaan na de aanvraag indicatie banenafspraak. De rechtbank is het daarmee eens. De rechtbank ziet geen aanleiding om de conclusie van de verzekeringsarts onjuist of ontoereikend gemotiveerd te achten.

Conclusie en gevolgen

17. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het verzoek van eiseres op goede gronden heeft afgewezen.
18. Het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat eiseres niet in het gelijk gesteld wordt.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.