In deze zaak heeft eiser, een ambtenaar, beroep ingesteld tegen de weigering van de korpschef van politie om hem een dwangsom toe te kennen na een niet-tijdige beslissing op zijn aanvraag om smartengeld. Eiser was eerder door het UWV voor 80-100% arbeidsongeschikt verklaard en had een smartengeldvergoeding van € 170.605,- ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiser, die op 24 augustus 2020 was ingediend. Eiser had de korpschef in gebreke gesteld op 26 mei 2020, maar de korpschef heeft pas na deze ingebrekestelling aanvullende vragen gesteld aan de verzekeringsarts. De rechtbank oordeelt dat de korpschef een dwangsom verbeurt, omdat hij niet binnen de wettelijke termijn van drie weken na ontvangst van het advies van de verzekeringsarts heeft beslist. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens wordt de korpschef veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 februari 2022.