ECLI:NL:RBNHO:2022:9519

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
15/002331-22 en 15/170741-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandelingen, bedreigingen en vernielingen met volledige ontoerekeningsvatbaarheid en TBS met voorwaarden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 25 oktober 2022, zijn de parketnummers 15/002331-22 en 15/170741-22 aan de orde. De verdachte, geboren in 1965 en thans gedetineerd, is beschuldigd van meerdere mishandelingen, bedreigingen en vernielingen. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld na een openbare terechtzitting op 11 oktober 2022. De officier van justitie, mr. S.J.A. Rosendahl, heeft vorderingen gedaan, terwijl de raadsman, mr. P.F.M. Deijkers, zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, gebaseerd op psychologische en psychiatrische rapportages die schizofrenie en middelenstoornissen vaststelden. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en TBS met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte zich moet houden aan diverse gedragsvoorwaarden en zich moet laten behandelen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële en materiële schade, en de verdachte is veroordeeld tot betaling van deze schadevergoedingen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte ook de kosten van de benadeelde partijen moet vergoeden. De rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd om zich aan de voorwaarden van de TBS te houden, waaronder opname in een forensische kliniek en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/002331-22 en 15/170741-22 (P)
Uitspraakdatum: 25 oktober 2022
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [detentieadres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.J.A. Rosendahl en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 15/002331-22
feit 1
hij op of omstreeks 1 december 2021 te Enkhuizen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] op/tegen de kaak, althans het hoofd, te slaan en/of stompen en/of tegen het lichaam te trappen;
feit 2
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Enkhuizen aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het oog/de ogen (los bindweefsel) en/of gekneusde ribben/borstkas en/of in mond en-keelholte puntbloedingen en scheurverwondingen, heeft toegebracht door
-(meermaals) zijn, verdachtes, vinger(s) in de ogen van die [slachtoffer 2] te steken/prikken en/of
-een glazen waterkan, althans een voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] (stuk) te slaan en/of;
- die [slachtoffer 2] (met kracht) bij de keel te pakken en/of de keel dicht te knijpen;
subsidiair
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Enkhuizen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte
-(meermaals) zijn vinger(s) in de ogen van die [slachtoffer 2] gestoken/geprikt en/of
-een glazen waterkan, althans een voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] (stuk) geslagen en/of;
- die [slachtoffer 2] (met kracht) bij de keel gepakt en/of de keel dicht te geknepen;,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Enkhuizen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:
'dood maak ik je, je moet dood dood', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 4
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Enkhuizen opzettelijk en wederrechtelijk een of meer lampen en/of een bloempot en/of plantenpot en/of het slot van de toegangsdeur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
feit 5
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Hoorn, [slachtoffer 3] , werkzaam als psychiatrisch verpleegkundige bij GGZ Noord-Holland Noord, heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] op/tegen de kaak, althans het hoofd, te slaan en/of stompen;
In de zaak met parketnummer 15/170741-22
feit 1
hij op of omstreeks 31 december 2021 te Enkhuizen opzettelijk en wederrechtelijk (ruit van een) voordeur en/of een auto/bus (Volkswagen Transporter, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;;
feit 2
hij op of omstreeks 31 december 2021 te Enkhuizen [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen de zoon van die [slachtoffer 5] en/of tegen [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen:
- " Ik maak je vader af, ik maak jullie allemaal dood" en/of
- " [slachtoffer 5] , ik maak je af",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 15/002331-22 en tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 15/002331-22 en van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 15/170741-22.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich conform de vordering van de officier van justitie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Vrijspraak

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 primair in de zaak met parketnummer 15/002331-22 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
5.1
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
5.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 in de zaak met parketnummer 15/002331-22 en de onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 15/170741-22 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
In de zaak met parketnummer 15/002331-22
feit 1
hij op 1 december 2021 te Enkhuizen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] tegen de kaak te stompen en tegen het lichaam te trappen;
feit 2
subsidiair
hij op 3 januari 2022 te Enkhuizen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte
- meermaals zijn vingers in de ogen van die [slachtoffer 2] gestoken en
- een glazen waterkan op het hoofd van die [slachtoffer 2] stuk geslagen en
- die [slachtoffer 2] bij de keel gepakt en de keel dicht geknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
hij op 3 januari 2022 te Enkhuizen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:
'dood maak ik je, je moet dood dood';
feit 4
hij op 3 januari 2022 te Enkhuizen opzettelijk en wederrechtelijk lampen en een bloempot die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorden en het slot van de toegangsdeur dat in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield;
feit 5
hij op 4 januari 2022 te Hoorn, [slachtoffer 3] , werkzaam als psychiatrisch verpleegkundige bij GGZ Noord-Holland Noord, heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen de kaak te stompen;
In de zaak met parketnummer 15/170741-22
feit 1
hij op 31 december 2021 te Enkhuizen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur die aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft vernield en een auto/bus (Volkswagen Transporter, kenteken [kenteken] ) die aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft beschadigd;
feit 2
hij op 31 december 2021 te Enkhuizen [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door tegen de zoon van die [slachtoffer 5] en tegen [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen:
- " Ik maak je vader af, ik maak jullie allemaal dood" en/of
- " [slachtoffer 5] , ik maak je af".
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 15/002331-22
Feit 1: mishandeling
Feit 2 subsidiair: poging zware mishandeling
Feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Feit 5: mishandeling
In de zaak met parketnummer 15/170741-22
Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten en heeft gevorderd dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van de verdachte acht geslagen op de psychologische Pro Justitia rapportage van 9 mei 2022, opgesteld door GZ-psycholoog M.L. Sikkens, en op de psychiatrische Pro Justitia rapportage van 13 mei 2022, opgesteld door de psychiater S.M. Roopram. Deze rapportages zien op de in de zaak met parketnummer 15/002331-22 ten laste gelegde feiten.
De psychologische rapportage houdt ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Op basis van huidig onderzoek kunnen, in lijn met eerdere diagnostische bevindingen, schizofrenie en middel gerelateerde stoornissen worden vastgesteld, terwijl geen evidente aanwijzingen bestaan voor een verstandelijke handicap. Uit alle beschikbare informatie blijkt duidelijk dat in de aanloop naar de ten laste gelegde feiten, geleidelijke psychotische ontregeling heeft plaatsgevonden, passend bij de op dat moment niet behandelde schizofrenie. Ook de vastgestelde stoornissen in middelengebruik zijn van toepassing op deze periode, zij het dat de psycholoog hier geen volledig zicht op heeft gekregen. Het middelengebruik lijkt, in combinatie met het langdurig stopzetten van medicatiegebruik, in ieder geval een katalyserende werking te hebben gehad op de psychotische ontregeling. Het gedrag van betrokkene ten tijde van de ten laste gelegde feiten dient in het kader van een psychotische ontregeling te worden geplaatst. Er was over deze periode voortdurend sprake van achterdochtig waandenken en hallucinaties en toenemend verward, incoherent en impulsief gedrag. Betrokkene werd dermate in beslag genomen door de psychotische toestand dat hij in feite geen grip op zijn gedrag had, laat staan dat hij de consequenties van zijn handelen kon overzien of hierin bewuste keuzes kon maken. De psycholoog adviseert de ten laste gelegde feiten in het geheel niet aan betrokkene toe te rekenen. Hoewel de psycholoog idealiter meer zicht had gekregen op de specifieke delictdynamiek in de verschillende ten laste gelegde feiten bestaat geen twijfel dat het aan deze feiten ten grondslag liggende gedrag beoordeeld dient te worden als volledig bepaald door de beschreven psychotische ontregeling.
De psychiatrische rapportage houdt ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Betrokkene lijdt aan schizofrenie, onafgebroken, en aan een stoornis in het gebruik van cannabis, ernstig, momenteel in kortdurende remissie in een gereguleerde omgeving en amfetamine, matig-ernstig, momenteel in kortdurende remissie in een gereguleerde omgeving. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was de schizofrenie aanwezig. Er was sprake van een psychotische decompensatie. Betrokkene gebruikte ook in deze periode dagelijks cannabis en vermoedelijk ook amfetamine. Betrokkene dacht ten aanzien van het eerste ten laste gelegde feit in zijn psychose met paranoïde kleuring dat de winkelmedewerkster met opzet voor zijn hondje ging staan. Zijn beoordelingsvermogen was op dat moment gestoord en betrokkene interpreteerde de bedoeling van het slachtoffer als kwaadwillend, waarbij hij de grip op de realiteit kwijt was en vanuit de gedachte van kwaadwillendheid heeft gereageerd door te slaan. Het feit dat hij vervolgens zonder zijn hondje is weggelopen bevestigt dat zijn vermogen om helder na te denken verstoord was. Ten aanzien van het tweede, derde en vierde ten laste gelegde feit dacht betrokkene al langere tijd bezworen te zijn door de bovenbuurvrouw. Door de toename van desorganisatie, verloor betrokkene het overzicht, raakte hij spullen kwijt en wijdde hij dit onder andere aan de schuld van de buurvrouw. Betrokkene verloor opnieuw zijn grip op de realiteit. Toen hij op de dag van het ten laste gelegde wakker werd, dacht hij uit haar hypnose gekomen te zijn, waarna de maat voor hem vol was en hij zonder helder na te kunnen denken impulsief gehandeld heeft door bij de buurvrouw naar binnen te stormen, spullen te vernielen, haar te bedreigen en te mishandelen. Betrokkene interpreteerde ook hier de buurvrouw vanuit zijn paranoïde waan als kwaadwillend en heeft hiernaar gehandeld. Hoewel betrokkene momenteel het onaanvaardbare van zijn gedrag inziet, is de psychiater van mening dat betrokkene ten tijde van de ten laste gelegde feiten geen controle had over zijn gedachten en gedragingen, daar hij op dat moment vanuit zijn psychotische toestandsbeeld met paranoïde wanen en daaruit voortvloeiende oordeels- en kritiekstoornissen en realiteitsverlies gehandeld heeft. Er wordt geadviseerd de eerste vier ten laste gelegde feiten niet toe te rekenen aan betrokkene en het vijfde feit tenminste in verminderde mate toe te rekenen. Vanwege het ontbreken van zicht op zijn gedachtegang en daarmee een heldere delictanalyse met betrekking tot het vijfde feit, kunnen beperkt uitspraken hierover gedaan worden. Wel is aannemelijk dat betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde nog psychotisch was en er derhalve sprake is van een gelijktijdigheidsverband. Om deze reden kan tenminste gesproken worden van een verminderde mate van toerekenen.
De rechtbank kan zich met de adviezen van de deskundigen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportages over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten in de zaak met parketnummer 15/002331-22 als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank gaat er in de zaak met parketnummer 15/170741-22 eveneens van uit dat de bewezen verklaarde feiten de verdachte niet kunnen worden toegerekend. Deze feiten hebben namelijk plaatsgevonden in de periode gelegen tussen feit 1 en feit 5 in de zaak met parketnummer 15/002331-22.
De rechtbank acht de verdachte gelet op het vorenstaande niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.Motivering van de maatregel

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden zal worden opgelegd, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd in het maatregelrapport van 24 juni 2022.
Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een contactverbod met [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de [gemeente] als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zal worden opgelegd, in plaats van het contact- en locatieverbod zoals genoemd in paragraaf 10 (Bijzondere voorwaarden; onder 11) van voormeld maatregelrapport.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen, zoals door de reclassering is geadviseerd.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing of aan de verdachte de maatregel van TBS moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, maar de rechtbank heeft zich met name laten leiden door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is de woning van zijn bovenbuurvouw binnengedrongen waarbij hij tegen haar heeft geroepen dat hij haar zou gaan vermoorden. De verdachte heeft haar vervolgens bij haar keel vastgepakt en haar keel dichtgeknepen, meerdere keren zijn vingers in haar ogen gestoken en een glazen waterkan op haar hoofd kapot geslagen. Ook heeft de verdachte meerdere goederen in haar woning vernield. Voor het slachtoffer is dit een zeer angstaanjagende situatie geweest. Zij heeft doodsangsten uitgestaan. Naast het lichamelijke letsel heeft het handelen van de verdachte tot ernstig geestelijk letsel bij het slachtoffer geleid, zoals ook is gebleken uit de verklaring die zij ter zitting heeft afgelegd.
Daarnaast heeft de verdachte een medewerkster van een supermarkt mishandeld door met zijn vuist een klap tegen haar kaak te geven en tegen haar lichaam te trappen. Naast de pijn aan haar kaak heeft het slachtoffer zich enige tijd niet veilig gevoeld.
Tijdens de opname van de verdachte in een GGZ kliniek heeft hij een psychiatrisch verpleegkundige mishandeld door met zijn vuist tegen de kaak van de verpleegkundige te stompen.
Ook de familie van de verdachte is slachtoffer geworden van bedreiging en vernieling door de verdachte. De verdachte is ’s nachts naar hun woning gegaan en heeft hen met de dood bedreigd. Voorts heeft hij de ruit van de voordeur vernield en een deuk in hun auto getrapt. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht en geen respect getoond voor andermans eigendommen.
Hoewel de verdachte al deze handelingen heeft begaan, kunnen deze hem niet worden toegerekend vanwege de psychotische ontregeling waarin hij verkeerde.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 augustus 2022 en de over de verdachte uitgebrachte rapportages.
Het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 9 mei 2022 houdt onder meer het volgende in:
Klinische en gestructureerde risicotaxatie wijst duidelijk uit dat het risico op ernstig gewelddadig gedrag bij betrokkene in direct verband staat tot de beschreven diagnostiek en meer specifiek, gekoppeld is aan het verloop van deze problematiek en hierop afgestemd risicomanagement. Simpel gesteld is het risico bij relatief stabiel functioneren en voldoende externe kaders hanteerbaar, terwijl het risico op vergelijkbaar gedrag hoog is bij ontregelingen zoals ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Ook de werking van beschermende functies is volstrekt afhankelijk van het verloop van beschreven problematiek. Op basis van een inmiddels langdurig behandelverloop wordt geconcludeerd dat een hoog zorgniveau, met externe garanties ten aanzien van de medicatietrouw en mogelijkheden tot periodiek opschalen, in combinatie met een werkzaam toezichtkader, bijvoorbeeld gericht op het middelengebruik, als noodzakelijk moet worden beoordeeld om vereist risicomanagement te kunnen bieden op langere termijn. Bekend is dat betrokkene in principe een coöperatieve houding heeft, maar, mede gelet op gebrekkig probleeminzicht, afhankelijk blijft van externe kaders om deze houding te kunnen handhaven op langere termijn. Het risicomanagement dient te bestaan uit een combinatie van behandeling en toezicht, met mogelijkheden tot opschalen en zoveel mogelijk garanties ten aanzien van de medicatietrouw en zicht op het middelengebruik. Gelet op het behandelverleden tot op heden, de bekende risicofactoren en vooral het gebleken belang van langdurig behoud van risicomanagement en forensische scherpte wordt een tbs-maatregel het meest passende kader geacht, temeer nu gelet op het advies tot ontoerekenbaarheid, de mogelijkheid tot een combinatie van een zorgmachtiging en bijzondere voorwaarden komt te vervallen. Mede op basis van de in principe coöperatieve opstelling wordt een tbs met voorwaarden haalbaar en toereikend geacht, waarbij geadviseerd wordt een geleidelijke overgang vanuit de huidige PPC-context te organiseren en zorg te dragen voor een passende woonsituatie voor de langere termijn.
Het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport gedateerd 13 mei 2022 houdt onder meer het volgende in:
Het recidiverisico wordt ingeschat als matig indien betrokkene begeleiding en behandeling heeft. Uit zorg wordt het risico ingeschat als hoog met als belangrijkste risicofactoren de chronische psychotische symptomen, het beperkte ziektebesef en inzicht in combinatie met zijn therapieresistente verleden met risico op het stoppen met medicatie, (toename van) cannabis- en amfetaminegebruik en stresserende omstandigheden. Betrokkene is op dit moment gemotiveerd voor behandeling, medicatietrouw, heeft een positieve houding naar autoriteit, heeft doelen voor ogen en accepteert vrijwillig bewindvoering. Het middelengebruik, het beperkte ziektebesef en -inzicht, behandelmotivatie en de therapieresistentie in het verleden dienen hierbij in overweging genomen te worden. Het gebruik van cannabis en amfetamine kan een uitlokkende of verergerende factor zijn voor (ontregeling van) psychotische symptomen. Daarnaast is het ziektebesef en het -inzicht van belang om de motivatie voor continuïteit van zorg te waarborgen met medicatie-inname. Indien er geen juiste behandeling en begeleiding is en betrokkene stopt met medicatie, er stresserende omstandigheden zijn of er een toename is van middelengebruik, zullen er risico’s zijn gelijkende aan de huidige delicten. Langdurige, intensieve behandeling en begeleiding van betrokkene is noodzakelijk. Naast medicatie dient behandeling gericht te zijn op psycho-educatie met als doel het vergroten van het probleembesef (vooral gericht op de wanen) en inzicht in de problematiek, de risico’s op een verdere decompensatie en het herkennen van psychotische symptomen. Dit kan onder andere door gebruik te maken van een signaleringsplan. De beïnvloedingsmogelijkheden op de wanen wordt gezien de hardnekkigheid echter als beperkt ingeschat, waardoor behandeling in dit kader grotendeels gericht moet zijn op risicomanagement. Het streven naar vermindering en bij voorkeur volledige abstinentie van gebruik van middelen dient een zeer belangrijk onderdeel te zijn van de behandeling. Gezien de langdurige problematiek en het beperkte probleembesef is de verwachting dat betrokkene zonder structuur en begrenzing van buitenaf moeilijk abstinent kan blijven. Een ambulante behandeling in een beschermde woonvorm met intensieve begeleiding en behandeling en risicomanagement, zodat op tijd ingegrepen kan worden in het geval van verdere ontregeling, zou geadviseerd zijn. Omdat echter nog niet voldaan wordt aan de randvoorwaarden hiervoor, kan bij start van de behandeling een opname in een forensische kliniek (zoals een FPA) geadviseerd worden met als doel het opstarten van een resocialisatietraject naast eerder genoemde interventieadviezen, gericht op terugval preventie. Er wordt geadviseerd behandeling plaats te laten vinden in het kader van een TBS met voorwaarden.
Het over de verdachte uitgebrachte maatregelrapport gedateerd 24 juni 2022 van [reclasseringswerkster] als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Fivoor TBS Zuid houdt onder meer het volgende in:
De reclassering onderschrijft de risicoanalyses vanuit het onderzoek Pro Justitia en ziet het risico op recidive en letselschade als hoog indien betrokkene geen behandeling en begeleiding zou krijgen. Gelet op de langdurige problematiek en de hardnekkigheid van de wanen, welke ten tijde van het onderzoek nog immer aanwezig zijn, ziet de reclassering een stevige interventie als noodzakelijk. Betrokkene heeft een lang verleden van behandeling en begeleiding achter de rug, welke tot nog toe niet hebben geleid tot het uitblijven van recidive. Betrokkene wordt momenteel verdacht van meerdere ernstige geweldsfeiten, welke een direct verband houden met zijn mentale gesteldheid. De reclassering sluit zich dan ook aan bij de resultaten van het onderzoek Pro Justitia dat langdurige zorg en begeleiding onder een strikt kader geïndiceerd zijn om de leefsituatie weer te stabiliseren en betrokkene tot gedragsverandering te brengen. Nu betrokkene volledig ontoerekeningsvatbaar is, komt de TBS maatregel als passend kader in beeld om betrokkene onder te begeleiden. Betrokkene heeft de motivatie voor behandeling en begeleiding uitgesproken en wil zich houden aan het medicatiebeleid. Gelet op de aanwezige motivatie voor behandeling, begeleiding en medicatiegebruik ziet de reclassering momenteel voldoende aangrijppunten om betrokkene een kans te geven zich onder bijzondere voorwaarden te laten begeleiden. De reclassering adviseert dan ook om bij veroordeling aan betrokkene een TBS maatregel met voorwaarden op te leggen. Indien betrokkene zich desondanks niet aan de voorwaarden houdt, is voortzetting van het traject, evenals de beveiliging van de maatschappij, gewaarborgd middels een omzettingsprocedure naar een TBS met dwangverpleging.
Ter terechtzitting heeft de getuige [reclasseringswerkster] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor, dit advies onderschreven.
Overwegingen en oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan zich met de adviezen van de deskundigen en de reclassering verenigen. De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportages over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van de verdachte dient te worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag dienen te worden gesteld, zoals geadviseerd door de reclassering. De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij bereid is de door reclassering geformuleerde voorwaarden na te leven.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS met voorwaarden is voldaan. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Het door de verdachte begane feit onder 2 subsidiair in de zaak met parketnummer 15/002331-22 is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en het bewezen verklaarde feit 3 in de zaak met parketnummer 15/002331-22 en feit 2 in de zaak met parketnummer 15/170741-22 zijn op grond van artikel 37a, eerste lid, sub 1, Sr eveneens feiten waarvoor terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. Voorts eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat deze maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank kan, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de terbeschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de voorwaarden niet worden nageleefd. Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank geen contact- en locatieverbod als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, nu de wet die ruimte niet biedt. Artikel 38v Sr maakt oplegging van deze maatregel alleen mogelijk bij een veroordeling voor een strafbaar feit of waarbij met toepassing van artikel 9a Sr geen straf of maatregel wordt opgelegd. Nu de verdachte door de rechtbank ontoerekeningsvatbaar zal worden verklaard en dientengevolge zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, is van een veroordeling geen sprake en evenmin van toepassing van artikel 9a Sr.
9. Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel in de zaak met parketnummer 15/002331-22
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 300,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd, gelet op de gesteldheid van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit alsmede de voorgeschiedenis van de verdachte die ertoe heeft geleid dat hij in die conditie kon belanden.
Oordeel van de rechtbank
Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 9.606,90 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade (€ 3.606,90) en immateriële schade
(€ 6.000,00) die zij als gevolg van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag voor wat betreft de materiële schade met ingang van 25 oktober 2022 en voor de immateriële schade met ingang van 3 januari 2022. De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- hanglamp € 103,24;
- bloempot € 33,29;
- waterkan € 10,95;
- montuur bril € 149,00;
- eigen risico zorgverzekering € 385,00;
- niet vergoede zorgkosten € 30,62;
- reiskosten € 105,96;
- parkeerkosten € 13,50;
- huishoudelijke hulp € 588,00;
- kappersopleiding € 1.850,00;
- verhuiskosten € 337,34.
Voor zover de rechtbank de reiskosten van de benadeelde partij ten bedrage van € 26,04 voor het bijwonen van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op 11 oktober 2022 niet als materiële schade zal toewijzen, worden deze reiskosten als proceskosten gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde kosten voor de kappersopleiding moeten worden afgewezen omdat niet is gebleken dat de benadeelde partij de opleiding niet op een later moment kon inhalen. De gevorderde verhuiskosten moeten eveneens worden afgewezen. De verdachte is in voorlopige hechtenis genomen en de enkele vrees dat hij in vrijheid zou worden gesteld is onvoldoende om de gevorderde verhuiskosten toe te wijzen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd, gelet op de gesteldheid van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit alsmede de voorgeschiedenis van de verdachte die ertoe heeft geleid dat hij in deze conditie kon belanden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde kosten voor de kappersopleiding niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien deze schadepost door de raadsman van de verdachte gemotiveerd is betwist en deze betwisting vervolgens namens de benadeelde partij onvoldoende gemotiveerd is weersproken. Ten aanzien van de verzochte verhuiskosten is de rechtbank van oordeel dat deze voor vergoeding in aanmerking komen. De verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde feit 2 (subsidiair; in de zaak met parketnummer 15/002331-22) de onderbuurman van de benadeelde partij. De benadeelde partij voelde zich niet meer veilig in haar eigen huis en heeft om die reden besloten te verhuizen. Naar het oordeel van de rechtbank staat de omstandigheid dat de verdachte destijds in voorlopige hechtenis is genomen niet in de weg aan toewijzing van de gevorderde verhuiskosten; het was immers niet uitgesloten dat hij (onder voorwaarden) weer vrij zou komen.
De verzochte reiskosten ten bedrage van € 26,04 voor het bijwonen van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op 11 oktober 2022 moeten worden aangemerkt als proceskosten. Gelet op het bepaalde in artikel 238, eerste en tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bezien in samenhang met artikel 239 Rv zijn deze kosten niet toewijsbaar, aangezien de benadeelde partij op de zitting is bijgestaan door een gemachtigde. De vordering op dit punt zal daarom worden afgewezen.
Nu de vordering ten aanzien van de overige gestelde schadeposten niet is betwist en de rechtbank van oordeel is dat deze schadeposten, tot een bedrag van € 1.730,86, rechtstreeks voortvloeien uit de onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten zal de vordering in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 5.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging zware mishandeling, bedreiging en vernieling] aanleiding om ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57, 285, 300, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 primair in de zaak met parketnummer 15/002331-22 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 in de zaak met parketnummer 15/002331-22 en de onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 15/170741-22 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 5.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 in de zaak met parketnummer 15/002331-22 en de onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 15/170741-22 de hierboven onder 6. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende zijn gedrag:
1. Geen strafbaar feit plegen
De verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
2. Meewerken aan reclasseringstoezicht
De verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • De verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • De verdachte laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien.
Dit is nodig om de identiteit van de verdachte vast te stellen.
  • De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • De verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • De verdachte zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en
behandelaren.
  • De verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
  • De verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • De verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • De verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
  • De verdachte verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk.
  • De verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend.
3. Opname in [FPA]
De verdachte laat zich opnemen en zal verblijven in [FPA] .
De opname start direct aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden.
- De verdachte houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
4. Meewerken aan een time-out
De verdachte werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde
crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van een FPA/FPK of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal veertien weken per kalenderjaar.
5. Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Aansluitend aan zijn klinische opname zal de verdachte verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden.
- De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
6. Ambulante behandeling
Aansluitend aan zijn klinische behandeling laat de verdachte zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt.
- De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
7. Middelenverbod en meewerken aan middelencontrole
De verdachte gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek.
8. Dagbesteding
De verdachte zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden.
9. Meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind
De verdachte geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind.
10. Niet naar het buitenland (reisverbod)
De verdachte zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven.
11. Contact- en locatieverbod
De verdachte zal op geen enkele wijze, direct of indirect, contact opnemen met [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
De verdachte zal zich niet bevinden in de [gemeente] met uitzondering van de situatie waarin de verdachte gebruik maakt van het Openbaar Vervoer en noodzakelijkerwijs door de [gemeente] moet reizen, waarbij geldt dat de verdachte niet mag uitstappen in de [gemeente] .
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Geeft opdracht aan de reclassering bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 300,00als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
1 december 2021tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 300,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 december 2021tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 6.730,86, bestaande uit € 1.730,86 als vergoeding voor de materiële en € 5.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag.
Het bedrag van
€ 1.730,86ten aanzien van de materiële schade dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
25 oktober 2022tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Het bedrag van
€ 5.000,00ten aanzien van de immateriële schade dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
3 januari 2022tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van €
6.730,86, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
68 dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag ten aanzien van de materiële schade (€ 1.730,86) wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
25 oktober 2022tot aan de dag der algehele voldoening en ten aanzien van de immateriële schade (€ 5.000,00) wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
3 januari 2022tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2022.
mr. Dommershuijzen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.