ECLI:NL:RBNHO:2022:9508

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/324253 / HA ZA 22-46
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een woning in Spanje en de afwijzing van vorderingen inzake mede-eigendom

In deze zaak, die zich afspeelt in het erfrecht, is er een geschil ontstaan tussen twee broers over de verdeling van een woning in Spanje. De eiser, die stelt mede-eigenaar te zijn van de woning, vordert dat de woning verkocht wordt en de opbrengst gelijkelijk wordt verdeeld. De gedaagde betwist deze claim en stelt al sinds 1971 eigenaar te zijn van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de woning deel uitmaakte van de nalatenschap van hun ouders of dat deze op een andere manier gezamenlijk eigendom is geworden. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af, omdat de eigendom van de woning op naam van de gedaagde staat en er geen bewijs is dat de woning ooit aan de nalatenschap van de vader of moeder heeft toebehoord. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van de eiser niet toewijsbaar zijn en compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/324253 / HA ZA 22-46
Vonnis van 26 oktober 2022(bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eiser,
advocaat mr. F.J. Mascini te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. H. Vosmeijer te Amstelveen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 augustus 2022
  • de mondelinge behandeling van 3 oktober 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleit(aantekeningen) van mr. Vosmeijer namens [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de verdeling van een woning in Spanje, die op naam van [gedaagde] staat. Zijn broer [eiser] betoogt mede-eigenaar te zijn van deze woning en wenst de woning te verkopen en de opbrengst ervan bij helfte te verdelen. [gedaagde] betwist dat sprake is van mede-eigendom en voert aan al sinds 1971 eigenaar van de woning te zijn. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat de woning onderdeel uitmaakte van de nalatenschap van één van de ouders van partijen, dan wel op een andere grond gezamenlijk eigendom is geworden en wijst de vorderingen af.
3. Feiten
3.1.
[vader] (hierna: vader) en [moeder] (hierna: moeder) waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Zij hadden vier kinderen: [eiser], [gedaagde], [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
3.2.
Vader is op [datum] 1986 te [gemeente] overleden.
3.3.
Vader heeft bij testament van 17 januari 1986 over zijn nalatenschap beschikt (hierna: het testament). In het testament is een ouderlijke boedelverdeling als bedoeld in artikel 1167 (oud) BW opgenomen, waarbij – kort gezegd – alle goederen en schulden van de nalatenschap aan moeder zijn toebedeeld onder de verplichting, wegens overbedeling, aan de andere erfgenamen hun erfdeel uit te keren.
3.4.
Moeder is in 2005 overleden.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. [gedaagde] te veroordelen om uiterlijk veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen de som van € 82.600,00 als voormeld, zijnde zijn deel van het legaat als voornoemd;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening;
subsidiair
III. [gedaagde] te gebieden mede te werken aan het in de verkoop brengen van de woning staande en gelegen te [adres] te [plaats 3] bij een ter plaatse bekende makelaar met instemming van [eiser] en de geadviseerde verkoopprijs en -strategie van deze makelaar te volgen;
IV. [gedaagde] te gebieden mede te werken aan de verkoop en levering van de woning in [plaats 4], Spanje, staande en gelegen te [adres] te [plaats 3], de opbrengst bij helfte te delen en deze woning tot die tijd als een goed huisvader te beheren en te zijner tijd ordentelijk ontruimd achter te laten;
V. een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat hij zal nalaten zulks te doen;
VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening;
meer subsidiair
VII. [gedaagde] te veroordelen om uiterlijk veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag als door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
VIII. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening;
nog meer subsidiair
IX. vonnis te wijzen als de rechtbank in goede justitie zal menen te behoren.
4.2.
[gedaagde] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Rechtsmacht

5.1.
Het voorliggende geschil kent een internationaal aspect, namelijk de in Spanje gelegen woning. Dat betekent dat eerst vastgesteld moet worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is. De rechtbank zal dit aan de hand van de grondslagen van de vordering nader beoordelen.
5.2.
Voor zover de afwikkeling van de nalatenschap van vader dan wel de nalatenschap van moeder aan de vordering ten grondslag ligt, is de Nederlandse rechter bevoegd op grond van artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Beide nalatenschappen zijn opengevallen voor 17 augustus 2015, zodat de Erfrechtverordening (Verordening EU nr. 2012/650) niet van toepassing is. Er zijn ook geen andere verdragen of verordeningen die de rechtsmacht in dit geval regelen.
5.3.
Voor zover de vordering is gegrond op een door partijen gesloten overeenkomst is de Nederlandse rechter bevoegd op grond van artikel 4 Brussel I-bis (Verordening EU nr. 1215/2012).
Toepasselijk recht
5.4.
Het internationale karakter van de zaak brengt ook mee dat beoordeeld moet worden welk recht van toepassing is. Het toepasselijk recht zal eveneens aan de hand van de verschillende grondslagen moeten worden bepaald.
5.5.
Welk recht op de nalatenschap van vader van toepassing is kan niet worden beantwoordt aan de hand van de Wet conflictenrecht erfopvolging, aangezien vader is overleden voor de inwerkingtreding van die wet. Aangesloten moet derhalve worden bij het commune recht, waaruit volgt dat het sterfhuis als aanknopingsfactuur dient. Aangezien vader in Nederland is overleden, is Nederlands recht van toepassing.
5.6.
Ten aanzien van de vordering tot verdeling van de nalatenschap van moeder geldt dat titel 12 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing is, nu deze nalatenschap na 1 oktober 1996 is opengevallen. Ingevolge artikel 10:149 lid 2 BW wordt de wijze van verdeling van de nalatenschap beheerst door Nederlands recht, omdat moeder haar laatste gewone verblijfplaats in Nederland had. Dat geldt ook voor de verdeling van het onroerend goed in Spanje, waarbij geldt dat rekening moet worden gehouden met de eisen van het goederenrecht van de plaats van ligging van het onroerend goed en dus met Spaans recht.
5.7.
Voor zover de vordering ziet op een door partijen gesloten overeenkomst is hieruit impliciet op te maken dat partijen uitgaan van het Nederlandse recht.
De woning in Spanje
5.8.
De kern van het geschil ziet op de woning gelegen te Spanje aan het adres [adres] te [plaats 3] (hierna: de woning). In de dagvaarding heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat vader bij testament aan partijen een legaat heeft toegekend, zijnde de woning. In dat kader maakt [eiser] aanspraak op betaling van € 82.600,- , te weten de helft van de taxatiewaarde van € 165.000,-. van de woning.
In het testament van vader staat echter, zoals [eiser] ook zelf erkent, niets over een legaat vermeld. De primaire vordering van [eiser] tot betaling van zijn deel van het legaat is reeds daarom niet toewijsbaar en zal worden afgewezen.
5.9.
[eiser] heeft bij akte aangegeven dat aan de woning weliswaar het predicaat legaat ontbreekt, maar het overigens wel de bedoeling van vader - en later ook van moeder- was dat de kinderen de woning zouden verkrijgen. Volgens [eiser] gaat het aldus om een object uit een nalatenschap dat nog verdeeld en verrekend dient te worden. Volgens [eiser] zijn enkel partijen nog erfgenaam, omdat zij hun zus hebben uitgekocht. De woning is bewust buiten het testament gehouden en ook niet opgenomen in de aangifte erfbelasting. Partijen hebben lang met elkaar gesproken over een verdeling van de woning, maar er is nog steeds sprake van onverdeeldheid, aldus [eiser].
5.10.
De rechtbank kan [eiser] in voornoemd betoog niet volgen. Tussen partijen is immers niet in geschil dat de eigendom van de woning op naam van [gedaagde] staat geregistreerd. Dat de woning voorheen op naam van vader heeft gestaan, is gesteld noch gebleken. De stelling van [eiser] dat de woning tot de nalatenschap van vader behoorde en na diens overlijden eigendom is geworden van moeder, wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd verworpen. Voor zover de vordering van [eiser] gebaseerd is op de stelling dat sprake is van een vergeten bestanddeel van de nalatenschap van moeder dat nog verdeeld moet worden, is deze derhalve niet toewijsbaar.
Overigens heeft [gedaagde] terecht opgemerkt dat indien de woning wel tot de nalatenschap van moeder behoorde, ook de andere erfgenamen (de twee zussen) in deze procedure betrokken hadden dienen te worden, hetgeen niet is gebeurd.
5.11.
Dat sprake is van gemeenschappelijk eigendom van partijen van de woning is ook overigens niet gebleken. Voor zover [eiser] heeft willen betogen dat de gestelde gemeenschappelijk eigendom volgt uit een door partijen in december 1988 gesloten overeenkomst, kan dit hem niet baten nu een dergelijke overeenkomst voor het realiseren van de feitelijke eigendomsoverdracht onvoldoende is.
5.12.
[eiser] heeft verder nog verwezen naar een door hem overgelegde gespreksnotitie van J. Möring AB van Möring Administraties van 20 februari 2006 over de nalatenschap van moeder. Hoewel uit de gespreksnotitie volgt dat partijen tijdens dit gesprek zijn overeengekomen dat de eigendom van de woning door [gedaagde] bij de notaris in Spanje zal worden gewijzigd in een aandeel van [eiser] van 50% en een aandeel van [gedaagde] van 50%, is niet in geschil dat hieraan geen uitvoering is gegeven. Nu de helft van de eigendom van de woning nimmer aan [eiser] is overgedragen, is de woning ook nooit gemeenschappelijk geworden.
5.13.
Gelet op het voorgaande zijn de vorderingen zoals door eiser ingesteld niet toewijsbaar en zullen deze worden afgewezen.
Proceskosten
5.14.
De rechtbank ziet in de aard van deze procedure aanleiding om de proceskosten van deze procedure tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1589