ECLI:NL:RBNHO:2022:9501

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
15.190497.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens kinderporno en rechtmatigheid van controlebezoek door reclassering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het in bezit hebben, verspreiden en vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 3 september 2019 meermalen afbeeldingen en gegevensdragers met kinderpornografisch materiaal in zijn bezit heeft gehad. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van een controlebezoek door de reclassering, dat met bijstand van de politie plaatsvond, beoordeeld. De verdachte had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf gekregen, waarbij hij moest meewerken aan computercontroles door de reclassering. De verdediging voerde aan dat de controle onrechtmatig was, maar de rechtbank oordeelde dat de controle rechtmatig was uitgevoerd en dat de persoonlijke levenssfeer van de verdachte niet onterecht was ingeperkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden, met bijzondere voorwaarden met betrekking tot zijn internetgedrag en controle door de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, wat leidde tot de beslissing om een onvoorwaardelijk deel van de straf op te leggen. De rechtbank heeft ook diverse inbeslaggenomen goederen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.190497.21 (P)
Uitspraakdatum: 27 oktober 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.T.C. Dölle, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2014 tot en met 3 september 2019 in de gemeente [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen, en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten
- een mobiele telefoon, merk Huawei (beslagnr. p.01.01), en/of
- een harde schijf, merk Toshiba (beslagnr. p.01.02), en/of
- een laptop, merk Toshiba (beslagnr. p.01.03), en/of
- een laptop, merk Acer (beslagnr. p.01.04), en/of
- een usb stick, merk Hema flashdrive (beslagnr. p.01.07), en/of
- een usb stick, merk Maxell (beslagnr. p.01.08)
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft
verspreid,
aangeboden,
openlijk tentoongesteld,
vervaardigd,
ingevoerd,
doorgevoerd,
uitgevoerd,
verworven,
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
( [bestandsnaam] , toonmap 1, beschreven in pv BV-05, foto 4 op blz 91 van het proces-verbaal))
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
([bestandsnaam] , toonmap 1, beschreven in het pv BV-05, foto 2 op blz 91 van het proces-verbaal))
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze
persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de
foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
([bestandsnaam], toonmap 1, beschreven in het pv BV-05, foto 1 op blz 91 van het proces-verbaal)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
([bestandsnaam], toonmap 3, beschreven in het pv BV-02 op blz 22 van het proces-verbaal)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit in die zin dat bewezen kan worden dat de verdachte kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad, heeft verspreid, heeft vervaardigd en zich de toegang daartoe heeft verschaft door middel van een geautomatiseerd werk, en van het plegen daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
3.2
Standpunt van de verdediging
359a Sv verweer – onrechtmatig verkregen bewijs
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig haar pleitnota, primair op het standpunt gesteld dat bij het binnentreden in de woning van de verdachte en de controle van zijn gegevensdragers onherstelbare vormfouten zijn gemaakt waardoor de bewijsgaring onrechtmatig is en de daaruit verkregen resultaten van het bewijs uitgesloten dienen te worden. Dit dient volgens de raadsvrouw tot vrijspraak te leiden.
De raadsvrouw heeft in dit verband aangevoerd dat de verdachte in 2015 tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld wegens het overtreden van de artikelen 240b en 254a van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarbij door de rechtbank onder meer als bijzondere voorwaarde is opgelegd dat de veroordeelde:
zal meewerken aan computercontroles (maximaal zes keer per jaar) door de reclassering. Daartoe dient veroordeelde de reclassering toegang tot zijn computer(s) te geven door middel van het verstrekken van zijn wachtwoorden en overige toegangscodes en, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, tijdelijk afstand te doen van zijn computer(s) en/of internetverbinding thuis.
De raadsvrouw heeft zich onder verwijzing naar rechtspraak van de Hoge Raad op het standpunt gesteld dat deze bijzondere voorwaarde in strijd is met artikel 14c lid 2 onder 14 Sr, omdat deze bijzondere voorwaarde in feite neerkomt op het meewerken aan uit te oefenen ingrijpende dwangmiddelen. Voor zover de rechtbank in 2015 beoogde met deze bijzondere voorwaarde het toezicht op de naleving van de overige bijzondere voorwaarden te regelen, is dat onvoldoende duidelijk tot uitdrukking gebracht. Bovendien blijkt uit de voorwaarde niet op welke wijze de controles van de gegevensdragers mogen worden uitgevoerd, welke functionarissen daarbij betrokken mogen zijn en hoe is gewaarborgd dat de persoonlijke levenssfeer van de verdachte niet verder wordt beperkt dan nodig is voor het beoogde toezicht.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat nu in het kader van deze onrechtmatige bijzondere voorwaarde de gegevensdragers van de verdachte in zijn woning met behulp van de politie zijn gecontroleerd, er bij het binnentreden van de woning en die controle onherstelbare vormfouten zijn gemaakt. Dat de verdachte heeft ingestemd met het binnentreden en de controle doet hier niet aan af, nu dit geen vrijwillige keuze was gelet op de gevangenisstraf die hij zou riskeren bij het schenden van de bijzondere voorwaarde, aldus de raadsvrouw.
Door de onrechtmatige bewijsgaring is het recht van de verdachte op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer ernstig geschonden, aangezien de reclassering en de politie op elk willekeurig moment, door in de gegevensdragers te kijken, een vrijwel volledig beeld van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de verdachte konden krijgen. Volgens de raadsvrouw levert dit nadeel op voor de verdachte en dient dit primair tot bewijsuitsluiting te leiden. Deze sanctie is nodig om soortgelijke inbreuken op voornoemd grondrecht in de toekomst te voorkomen. Uit de door het Openbaar Ministerie overgelegde werkafspraken tussen de reclassering en de politie blijkt dat de onderhavige, onbegrensde controle van gegevensdragers bij herhaling voorkomt en een structureel karakter heeft. Nu er niet voldoende ander bewijs voorhanden is, moet dit tot vrijspraak leiden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met dit vormverzuim.
Overig bewijsverweren
Ten aanzien van de aangetroffen afbeeldingen op de Hema USB stick heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat deze afbeeldingen geen afbeeldingen van seksuele gedragingen zijn zoals bedoeld in artikel 240b Sr. Het betreffen afbeeldingen van niet-kinderpornografische foto’s van minderjarigen waarvoor een penis is gehouden en/of waarop kennelijk is geëjaculeerd en sperma zichtbaar is. De Hema USB stick was in het eerdere onderzoek “Healy”, dat heeft geleid tot de veroordeling in 2015, reeds onder de verdachte inbeslaggenomen en in dat onderzoek werden deze afbeeldingen als niet kinderpornografisch beoordeeld, aldus de raadsvrouw. De USB stick is na het onderzoek aan de verdachte teruggegeven.
Subsidiair verzoekt de raadsvrouw om ontslag van alle rechtsvervolging op dit onderdeel nu de verdachte handelde in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van het voorhanden hebben van deze afbeeldingen.
Voorts heeft de raadsvrouw nog aangevoerd dat 113 van de 152 aangetroffen afbeeldingen zogenoemde thumbnails zijn die alleen kunnen worden ingezien met gespecialiseerde software. Dergelijke software is niet aangetroffen op de gegevensdragers van de verdachte, waardoor er onvoldoende bewijs is dat de verdachte deze afbeeldingen heeft kunnen bekijken.
Slechts 31 van de 152 aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen waren toegankelijk (‘accessible’). Het aantreffen van 31 toegankelijke afbeeldingen over een periode van vijf jaren is onvoldoende om te kunnen spreken van een gewoonte maken van het bezit van kinderporno, aldus de raadsvrouw. De verdachte dient in zoverre te worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Rechtmatigheid van het verkregen bewijs
Ten aanzien van het door de raadsvrouw gevoerde verweer met betrekking tot het onrechtmatig verkregen bewijs overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte is op 26 maart 2015 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank veroordeeld wegens het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografisch en/of dierenpornografisch beeldmateriaal, zoals bedoeld in de artikelen 240b en 254a Sr (ECLI:NL:RBNHO:2015:2996). Aan de verdachte is een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met een proeftijd van 5 jaren, waarbij aan het voorwaardelijk deel onder meer de hiervoor onder 3.2 genoemde bijzondere voorwaarde is verbonden, naast andere bijzondere voorwaarden het gedrag van de veroordeelde betreffende.
Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld, waarmee het vonnis onherroepelijk is geworden.
De rechtbank benadrukt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat na het onherroepelijk worden van het vonnis door de uitvoerende instanties in de executiefase van de juistheid daarvan dient te worden uitgegaan.
De vraag die thans voorligt is of bij de onderhavige concrete controle van de gegevensdragers van de verdachte, in het kader van de aan de verdachte bij voormeld vonnis opgelegde bijzondere voorwaarde, onrechtmatig is gehandeld en een ontoelaatbare inbreuk is gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer.
Bij de beoordeling daarvan heeft de rechtbank het document dat in het kader van deze strafzaak op 26 april 2022 is opgesteld, getiteld
“Passages uit de Werkafspraken van juni 2017 tussen OM, politie en Reclassering met betrekking tot de controle van gegevensdragers”, in ogenschouw genomen. Deze werkafspraken houden onder meer in:
“De paragraaf over de werkwijze:
Vaststellen noodzaak van een controle aan de gegevensdrager
Wanneer de toezichthouder daartoe aanleiding ziet kan, voortvloeiend uit de bijzondere voorwaarden, een onderzoek aan een digitale gegevensdrager worden voorgesteld. De politie en de reclassering bepalen samen wanneer de controle op de digitale gegevensdrager plaatsvindt.
De controle tijdens het huisbezoek
Reclassering en politie brengen samen een onaangekondigd huisbezoek. De controle aan digitale gegevensdragers wordt uitgevoerd door de politie. Ter plaatse controleert de politiemedewerker de gegevensdrager(s). Indien een nieuwe verdenking ontstaat, dan start de politie een opsporingsonderzoek en vindt het nader onderzoek aan de gegevensdragers plaats in het kader van dat opsporingsonderzoek.
Uit de paragraaf over het wettelijk kader:
De feitelijke controle aan huis berust in alle gevallen op de medewerking van de betrokkene. Een weigering van de betrokkene de reclassering en/of de politie toegang te geven tot de woning dan wel de weigering mee te werken aan de controle van de gegevensdrager(s), biedt in beginsel geen andere optie dan terug te treden.”
In het kader van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde heeft de reclassering op 3 september 2019 een onaangekondigd huisbezoek uitgevoerd op het adres van de verdachte. Ter terechtzitting is gebleken dat dit het eerste huisbezoek was sinds de veroordeling op 26 maart 2015, waarbij door de officier van justitie is benadrukt dat dit plaatsvond op initiatief van de reclassering. De toezichthouder van de reclassering liet zich bij dit huisbezoek, conform voornoemde werkafspraken, bijstaan door twee digitaal specialisten van de politie en een gecertificeerde zeden- en kinderpornorechercheur.
Uit het dossier blijkt dat – nadat er omstreeks 11.00 uur was aangebeld en door de verdachte was open gedaan – voorafgaand aan het betreden van de woning door de reclasseringsambtenaar uitleg is gegeven over het doel van het huisbezoek en de aanwezigheid van de politie. Hierna werd de woning betreden. Op verzoek van de reclassering heeft de verdachte zijn telefoon overhandigd waarna deze op de aanwezigheid van kinderpornografische afbeeldingen is gecontroleerd door de digitaal specialist van de politie. Hieruit kwam naar voren dat in de mailapplicatie van de telefoon vermoedelijk kinderpornografische afbeeldingen aanwezig waren. Een aantal van alleen die afbeeldingen is vervolgens ter plaatse bekeken door de gecertificeerd zeden- en kinderpornorechercheur, die drie foto’s van poserende meisjes tussen de 6 en 12 jaar als kinderpornografisch classificeerde. Daarmee ontstond de verdenking van een strafbaar feit (zie hierna). Omstreeks 13.00 uur is de woning van de verdachte verlaten.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde controle is gehouden op initiatief van de reclassering in het kader van het toezicht op de aan de verdachte in het kader van een onherroepelijke veroordeling voor onder meer bezit van kinderpornografische afbeeldingen opgelegde bijzondere voorwaarde. Het betrof een eerste controle binnen een toezichtperiode van meer dan vier jaren, waarbij aan de toezichthouder van de reclassering bij de controle bijstand is verleend door twee digitale specialisten en twee gecertificeerde kinderpornorechercheurs van de politie. Er is geen rechtsregel die zich hiertegen verzet. De feitelijke controle heeft zich vervolgens beperkt tot één gegevensdrager, waarbij het onderzoek was gericht op het wel of niet aantreffen van kinderpornografisch materiaal. Dit onderzoek heeft in de woning van de verdachte in diens aanwezigheid plaatsgevonden. Gelet op deze concrete feiten en omstandigheden en gelet op de bij deze controle gehanteerde werkwijze, die in lijn is met voormelde samenwerkingsafspraken tussen het Openbaar Ministerie, de politie en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval van enige onrechtmatigheid niet is gebleken en dat de persoonlijke levenssfeer van de verdachte niet verder is beperkt dan nodig was voor het beoogde toezicht in het kader van de onherroepelijke veroordeling. Met de controle zijn evenmin belangrijke strafvorderlijke beginselen geschonden, waaronder in het bijzonder het nemo tenetur beginsel. Dit leidt tot de conclusie dat de verrichte controle rechtmatig heeft plaatsgevonden.
Vervolgens werd direct na het aantreffen van de in het kader van de controle aangetroffen drie afbeeldingen, ter plaatse op grond van de gerezen verdenking een nieuw opsporingsonderzoek gestart en werden in dat verband diverse gegevensdragers onder de verdachte in beslag genomen, na een vordering tot uitlevering op grond van artikel 551 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Deze gegevensdragers zijn meegenomen en op het politiebureau onderzocht, waaruit naar voren is gekomen dat zich op diverse gegevensdragers meerdere kinderpornografische afbeeldingen bevonden.
De rechtbank is van oordeel dat zowel de via de controle verkregen afbeeldingen alsmede de in het hierop volgende strafrechtelijk onderzoek verkregen bewijzen rechtmatig zijn verkregen. De rechtbank verwerpt daarom het verweer met betrekking tot de onrechtmatige bewijsgaring.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage I bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Nadere bewijsoverwegingen
Voor zover de verdediging heeft beoogd te bepleiten dat de ten laste gelegde periode moet worden beperkt tot 2018 en 2019 – de verdachte zou in die tijd een ‘terugval’ hebben gehad – kan zij daarin niet worden gevolgd omdat naar het oordeel van de rechtbank de gehele ten laste gelegde periode wettig en overtuigend kan worden bewezen. Naast de gegevens in het strafdossier, waaruit blijkt dat er op de gegevensdragers van de verdachte afbeeldingen zijn aangetroffen met creatiedata in 2017, 2018 en 2019, heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode tussen de doorzoeking in zijn woning in de vorige zaak in 2014 en zijn verhoor in die zaak in 2015 uit recalcitrantie kinderpornografische afbeeldingen uit de cloud heeft teruggehaald en op zijn Acer laptop heeft gezet. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij in juni en juli 2018 mails met kinderpornografische afbeeldingen heeft ontvangen en heeft verstuurd naar andere emailgebruikers in het buitenland.
De rechtbank gaat ook voorbij aan het verweer dat de op de Hema USB stick aangetroffen afbeeldingen niet aangemerkt zouden kunnen worden als afbeeldingen van een seksuele gedraging als bedoeld in artikel 240b Sr. Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van de inhoud van het dossier vast dat zich op de Hema USB stick flash drive onder meer 3 afbeeldingen bevonden, die voor de gebruiker toegankelijk waren. In het dossier bevindt zich een nadere beschrijving van de drie op de USB stick aangetroffen foto’s, die vermoedelijk uitgeprinte foto’s betreffen die allen voorzien van kennelijk sperma opnieuw zijn gefotografeerd. Op 1 foto is bovendien een deel van een stijve penis zichtbaar.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij op een foto van de minderjarige dochter van zijn email contact [betrokkene] uit Duitsland heeft geëjaculeerd, dat hij vervolgens een foto heeft gemaakt van voornoemde foto met zijn sperma erop en deze foto via de mail weer heeft verzonden aan [betrokkene] in Duitsland. Ook ontving hij van [betrokkene] een foto terug van een geprinte foto van een minderjarige die door de verdachte aan [betrokkene] was gestuurd en waarop door [betrokkene] zou zijn geëjaculeerd. Deze foto heeft verdachte vervolgens opgeslagen.
Door het maken van nieuwe foto’s waarbij op geprinte foto’s van minderjarigen afbeeldingen van sperma en een stijve penis zijn toegevoegd, hebben deze onmiskenbaar een seksuele lading en strekking gekregen. Mede gelet op de ratio van de strafbaarstelling van artikel 240b Sr moeten dergelijke afbeeldingen als kinderpornografisch worden aangemerkt.
Uit het voorgaande volgt tevens dat, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, de verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan het versturen van ten minste 1 door hem zelf vervaardigde kinderpornografische afbeelding.
Dat dit alles zich ver voor de ten laste gelegde periode zou hebben afgespeeld, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
De bewezen verklaarde handelingen van de verdachte komen er op neer dat de verdachte gedurende meerdere momenten in een periode van vijf jaren structureel bezig was met kinderpornografisch materiaal, dat verspreid over vijf verschillende gegevensdragers bij hem is aangetroffen. Gelet hierop acht de rechtbank ook bewezen dat de verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
De overige verweren van de raadsvrouw vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 3 september 2019 in de gemeente [plaats] , afbeeldingen en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten
- een mobiele telefoon, merk Huawei, en
- een harde schijf, merk Toshiba, en
- een laptop, merk Toshiba, en
- een laptop, merk Acer, en
- een usb stick, merk Hema flashdrive, en
- een usb stick, merk Maxell,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft
verspreid,
aangeboden,
vervaardigd,
verworven,
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het aanraken van het geslachtsdeel van een persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past en/of door het camerastandpunt, de onnatuurlijke pose en/of de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk het geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het ejaculeren op het lichaam en het houden van een (stijve) penis naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding – of een gegevensdrager bevattende een afbeelding – van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, aanbieden, vervaardigen, verwerven, in bezit hebben of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte is gemaakt.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft zich, zoals hiervoor reeds vermeld, ten aanzien van de op de Hema USB stick aangetroffen afbeeldingen subsidiair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu hij handelde in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van het voorhanden hebben van deze afbeeldingen. De USB stick waarop deze foto’s stonden zou na het onderzoek “Healy” aan hem zijn geretourneerd en in dat onderzoek zijn de afbeeldingen niet als kinderpornografisch beoordeeld. De verdachte heeft aangegeven dat deze foto’s toen ook al op de USB stick stonden.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw feitelijke grondslag mist. Uit het dossier blijkt dat op de Hema USB stick naast niet meer toegankelijke bestanden ook 3 voor de gebruiker gewoon toegankelijke bestanden zijn aangetroffen in twee mappen. Ten aanzien van 1 daarvan (toonmap 3: file name [bestandsnaam]) heeft de verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij deze zelf heeft vervaardigd. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, is niet aannemelijk geworden dat dit voorafgaand aan de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht uitgesloten dat politie en justitie een dergelijke foto (op een USB stick) aan de verdachte heeft teruggegeven. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte die de Hema USB stick met deze afbeeldingen in zijn bezit had, deze afbeeldingen daar zelf in de bewezen verklaarde periode op heeft gezet. Het verweer wordt verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, rekening houdend met de ouderdom van de zaak en rekening houdend met het aantreffen van een beperkte hoeveelheid kinderpornografisch materiaal, ondanks zijn recidive, zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met een proeftijd van vijf jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan de voorwaardelijke straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen en om de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden te gelasten.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan te koppelen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, passend is. Ook kan, indien nodig, daarnaast aan de verdachte (in combinatie met één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf) een taakstraf worden opgelegd.
Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou ernstige gevolgen hebben. “
Als de [verdachte] naar de gevangenis zou moeten, verliest hij zijn uitkering en kan hij zijn huur niet meer betalen. Hij zal – opnieuw – zijn sociale netwerk verliezen. Iets wat in het verleden juist tot een terugval heeft geleid”, aldus de raadsvrouw.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij de verdachte zijn op vijf verschillende gegevensdragers in totaal 184 kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen. Gedurende een periode van vijf jaren heeft de verdachte op meerdere momenten kinderpornografische afbeeldingen van meisjes, grotendeels onder de 14 jaar, in bezit gehad, verworven, aangeboden, verspreid, vervaardigd en zich middels de computer en het internet daartoe toegang verschaft. Dergelijke feiten zijn buitengewoon ernstig, met name omdat bij de vervaardiging van kinderporno in de regel kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen kinderen, die hieraan bloot worden gesteld, grote psychische schade op, die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Door zijn verwerpelijke handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag naar kinderporno en hiermee de keten, waar het misbruik van kinderen onlosmakelijk mee verbonden is, in stand gehouden. Bij de door hemzelf, dan wel zijn bekende, vervaardigde afbeeldingen waarbij sperma is toegevoegd aan foto’s, worden jonge meisjes geobjectiveerd tot niet meer dan een lustobject. Dit alles slechts ter bevrediging van de behoeftes van de verdachte.
De rechtbank rekent het de verdachte voorts zwaar aan dat hij meermalen eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij tijdens de lopende proeftijd van een voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd wegens een soortgelijk feit, en terwijl hij onder toezicht stond van de reclassering en in dat kader werd behandeld, is doorgegaan met het plegen van deze feiten. De verdachte, die het ter terechtzitting over een terugval heeft gehad, heeft dit op geen enkele wijze in zijn contacten met de reclassering en de behandelaren, ter sprake gebracht.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive van de verdachte kan uit een oogpunt van normhandhaving in beginsel niet worden volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf; er dient, ook gezien de ratio van het taakstrafverbod, ook een onvoorwaardelijk deel gevangenisstraf te worden opgelegd.
De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van 21 januari 2022 en van het aanvullende advies van de reclassering van 18 september 2022. Vanwege eerdere veroordelingen voor vergelijkbaar delictgedrag en vanwege het feit dat de verdachte binnen de proeftijd en onder toezicht van de reclassering heeft gerecidiveerd, wordt door de reclassering de kans op recidive van een gelijksoortig feit ingeschat als gemiddeld.
De achterliggende persoonlijkheidsstoornissen en het feit dat er thans geen sprake meer is van een ambulante behandeling – de eerdere proeftijd van vijf jaren is verstreken en het toezicht is geëindigd – maakt dat de reclassering een forensische ambulante behandeling indiceert bij een voorwaardelijk strafdeel.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Tevens wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht geadviseerd.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, dient te worden opgelegd.
In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank geen reden om hiervan af te wijken.
In de inmiddels verstreken termijn van drie jaren sinds het huisbezoek waarbij de onderhavige verdenking jegens de verdachte is ontstaan en zijn gegevensdragers in beslag zijn genomen na een vordering tot uitlevering op grond van artikel 551 Sv (wat als startpunt van de redelijke termijn wordt aangemerkt), ziet de rechtbank wel aanleiding om het onvoorwaardelijk gedeelte van de straf enigszins te matigen. De overschrijding van de in dit verband als redelijk te achten termijn waarbinnen de verdachte berecht had moeten zijn stelt de rechtbank vast op één jaar.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf van 10 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat 6 maanden daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zullen worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, met daaraan gekoppeld de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank doet de eis van de officier van justitie onvoldoende recht aan de ernst van het feit.
Tevens acht de rechtbank het gelet op het recidivegevaar noodzakelijk hierna te noemen bijzondere voorwaarden het internet (computer) gedrag van de verdachte betreffende, en de controle daarop door de reclassering, op te leggen. Bij de formulering van die voorwaarden heeft de rechtbank zich rekenschap gegeven van de recente jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt.
Het toezicht en de controle op de in het dictum onder 3. vermelde bijzondere voorwaarden kan onder andere bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers. De verdachte werkt daaraan mee tijdens een huisbezoek. Ter voorkoming van een te ingrijpende inbreuk op het privéleven van de verdachte zal de rechtbank bepalen dat deze controles worden beperkt in die zin dat zij gedurende de proeftijd van 3 jaren maximaal 6 keer per jaar uitgevoerd mogen worden door de reclassering, waarbij de reclassering zich kan laten bijstaan door digitale specialisten en een of meer zeden/kinderpornografie rechercheur(s) van de politie die ter plaatse gegevensdragers van de verdachte handmatig of met software-programmatuur zal onderzoeken waarbij gericht wordt gefocust op het naleven van de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gelasten, nu naar het oordeel van de rechtbank niet is voldaan aan het criterium dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat
gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaamvan een of meer personen (artikel 14e Sr)
.Om dezelfde reden is een proeftijd van meer dan drie jaren niet mogelijk (artikel 14b lid 2 Sr).

7.Beslag

Onder de verdachte zijn diverse goederen inbeslaggenomen die niet zijn teruggegeven. Deze voorwerpen zijn opgenomen in een lijst die als bijlage II aan dit vonnis is gehecht.
De rechtbank is van oordeel dat deze goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Wat betreft de goederen 1-6 geldt dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen – waarop kinderporno staat – is in strijd met de wet of het algemeen belang. Wat betreft de goederen 7-9, twee foto’s van minderjarige meisjes en een filmcamera, is de rechtbank van oordeel dat deze voorwerpen op grond van artikel 36d Sr voor onttrekking aan het verkeer in aanmerking komen. De voorwerpen behoren de verdachte toe en zijn in handen van deze verdachte, gelet op de bewezenverklaring ter zake van ‘vervaardigen’, van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. De voorwerpen kunnen onmiskenbaar dienen tot het begaan van nieuwe, soortgelijke strafbare feiten.
Het verzoek van de raadsvrouw om afbeeldingen op de inbeslaggenomen harde schijf van de Toshiba computer, voor zover het geen strafbare afbeeldingen betreft, aan de verdachte terug te geven, wordt afgewezen. Naast hetgeen de rechtbank daar in 2015 in het eerdere vonnis al over heeft overwogen, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat door de vermenging van niet strafbare afbeeldingen met strafbare afbeeldingen het risico om ook de niet strafbare afbeeldingen te verliezen voor rekening komt van de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 63 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot
6 (zes) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie (3) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
zich meldt voor afspraken bij de reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102, 1824 DX Alkmaar, of op spreekuur locaties elders in de regio. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Huisbezoeken vormen een vast onderdeel van de meldplicht contacten;
zich laat behandelen door de GGZ Noord Holland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de fase van de intake. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Medicatie kan eventueel een onderdeel vormen van de behandeling;
zich gedurende de proeftijd op welke wijze dan ook:
- onthoudt van contact met personen waarvan hij weet dat ze zich met kinderpornografisch materiaal bezig houden;
- onthoudt van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- onthoudt van het maken van fotografische afbeeldingen van minderjarigen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Het toezicht en de controle op de onder 3. vermelde bijzondere voorwaarden kan onder andere bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers. De veroordeelde werkt daaraan mee tijdens een huisbezoek.
Deze controles mogen gedurende de proeftijd van 3 jaren maximaal 6 keer per jaar worden uitgevoerd door de reclassering, waarbij de reclassering zich kan laten bijstaan door digitale specialisten en een of meer zeden/kinderpornografie rechercheur(s) van de politie die ter plaatse gegevensdragers van de veroordeelde handmatig of met software-programmatuur zal onderzoeken waarbij gericht wordt gefocust op het naleven van de bijzondere voorwaarden.
Onttrekt aan het verkeer: de voorwerpen opgenomen in een lijst die als bijlage II aan dit vonnis is gehecht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J.M. Uitermark, voorzitter,
mr. S. Jongeling en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2022.
Mr. Uitermark en mr. Rogmans zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.