ECLI:NL:RBNHO:2022:9498

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
15.870488.19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Computervredebreuk door politieambtenaar met schending van ambtsgeheim

Op 26 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politieambtenaar die zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk en schending van zijn ambtsgeheim. De verdachte, werkzaam als hoofdagent bij de eenheid Noord-Holland, heeft herhaaldelijk vertrouwelijke informatie opgevraagd in politiesystemen zonder dat daar een legitieme reden voor was. Dit gebeurde in de periode van 2 januari 2016 tot en met 3 december 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met criminele intenties handelde, maar dat hij zijn autorisatie misbruikte door informatie te delen met onbevoegde derden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een taakstraf van 54 uren passend vond, gelijk aan de duur van zijn voorarrest. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die PTSS heeft, en met het feit dat hij inmiddels strafontslag heeft gekregen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar heeft de computervredebreuk en de schending van het ambtsgeheim bewezen verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en vertrouwelijkheid binnen de politie en de gevolgen van het schenden van deze principes.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870488-19 (P)
Uitspraakdatum: 26 oktober 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 en 12 oktober 2022 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K.J.M. van Bijsterveldt, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. T.P.A.M. Wouters, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 januari 2016 tot en met 3 december 2019 te Haarlem en/of Hoofddorp en/of Beverwijk en/of (elders in) Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
in één of meer (delen van) geautomatiseerde werk(en),
namelijk in één of meer (delen van) server(s) van de politie en/of (politie)systemen, waarop/waarin Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen (BVI-IB) en/of Basis Voorziening Handhaving (BVH) en/of Meer Effectief op Straat (MEOS) en/of Bluespot (Monitor) en/of een of meer andere (daaraan gekoppelde) (politie)systemen, wordt/worden gehost althans bereikbaar is/zijn
is binnengedrongen
met behulp van een of meer valse sleutel(s) en/of signalen en/of door het aannemen van een of meer valse hoedanigheden,
te weten door (telkens) onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of door zich met een gebruikersnaam en/of wachtwoord voor een of meer (hierboven genoemde) applicaties en/of registers en/of systemen toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie, waarop informatie was geplaatst met een ander doel dan waarvoor hem, verdachte, die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stond(en) en/of waarvoor hem die toegang was toegestaan,
namelijk door (telkens) (vertrouwelijke) en/of (gevoelige) (politie)informatie (omtrent een of meer perso(o)n(en) en/of autokenteken(s) en/of adres(sen) en/of telefoonnummer(s) en/of opsporingsonderzoek(en) en/of (mogelijke) (drugs)(vervaardigings/gerelateerde) locatie(s) en/of witwassen en/of vals geld)
en/of (te weten onder meer) (politie)registratie(s)) en/of (politie)mutatie(s)) (in die politie applicaties en/of registers en/of systemen) te bevragen en/of te raadplegen
en/of (vervolgens) (al dan niet) een of meer gegeven(s) die waren opgeslagen en/of verwerkt en/of werden overgedragen door middel van (delen van) die/dat geautomatiseerde werk(en) waarin hij, verdachte, zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of (een) ander(en) heeft overgenomen en/of opgenomen en/of afgetapt,
immers heeft hij, verdachte,
(onder meer)
(zaakdossier 1)
a. a) meerdere keren, althans een keer, (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot (een) kenteken(s) van (een) auto('s) die op dat moment op naam van verdachte stond(en) of had(den) gestaan opgezocht/bevraagd en/of
b) meerdere keren, althans een keer, (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot zichzelf opgezocht/bevraagd en/of
c) meerdere keren, althans een keer, (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot zijn broers, althans een broer, opgezocht/bevraagd en/of
d) meerdere keren, althans een keer, (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot zijn ex-vriendin [naam 1] opgezocht/bevraagd en/of
e) (op of omstreeks 17 maart 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot zijn vriendin [naam 2] en/of haar moeder opgezocht/bevraagd en/of
f) (op of omstreeks 12 november 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot de buurman van zijn vriendin [naam 2] en diens woonadres opgezocht/bevraagd en/of
g) (op of omstreeks 9 juli 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot een (politie)collega van de ex-vriendin van verdachte opgezocht/bevraagd en/of
h) meerdere keren, althans een keer, (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot een contact/bekende van verdachte (te weten [naam 3] ) opgezocht/bevraagd en/of
i. i) (op of omstreeks 11 februari 2018 en/of 20 november 2018 en/of 21 februari 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot het kenteken [nummer 1] en/of [nummer 2] opgezocht/bevraagd (deze kentekens zijn onder notitie 121 aangetroffen in de privé-telefoon van verdachte. Het kenteken [nummer 1] stond op naam van [naam 4] , een contact/bekende van verdachte, het kenteken [nummer 2] stond op naam van een contact/bekende van de partner van [naam 4] ) en/of
j) (op of omstreeks 25 januari 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot het kenteken [nummer 3] op naam van een stucadoorsbedrijf ( [bedrijfsnaam] ) opgezocht/bevraagd en/of
k) (in of omstreeks de periode van 17 april 2016 tot en met 20 april 2016) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot een of twee kenteken(s) opgezocht/bevraagd (welke kentekens op 15 en 16 april 2016 waren aangetroffen in onderschepte PGP communicatie) en/of
(zaakdossier 2)
a. a) (op of omstreeks 28 mei 2018) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot het kenteken [nummer 4] (op naam gesteld van [naam 5] , geboren op [geboortedatum 2] ) en/of de persoon [naam 5] opgezocht/bevraagd (dit betreft de vader van [naam 6] , een contact/bekende van verdachte) en/of
b) (op of omstreeks 27 mei 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot het kenteken [nummer 5] opgezocht/bevraagd (dit kenteken staat afgebeeld op een foto die door [naam 6] , een contact/bekende van verdachte, middels een Whatsapp bericht naar verdachte is verzonden) en/of
c) meerdere keren, althans een keer, (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot de incidentsoort F44 (vervaardigen harddrugs) en/of F45 (vervaardigen softdrugs) en/of F94 (witwassen) (al dan niet inzake incidenten van buiten het werkgebied van verdachte) opgezocht/bevraagd en/of
d) (op of omstreeks l mei 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot het kenteken [nummer 6] opgezocht/bevraagd (dit kenteken staat afgebeeld op een foto die door [naam 7] , een contact/bekende van verdachte, middels een Whatsapp bericht naar verdachte is verzonden) en/of
e) (op of omstreeks 30 oktober 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot de incidentsoort E46 (Meld Misdaad Anoniem melding) inzake het adres [adres 2] te Tilburg en/of inzake het adres [adres 3] te Hoofddorp en/of het adres [adres 4] te Rotterdam opgezocht/bevraagd (deze adressen waren vermeld in een op de privé-telefoon van verdachte (niet volledig) gewiste notitie, te weten notitie 17) en/of
f) (op of omstreeks 23 oktober 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot de incidentsoort F44 en/of F45 inzake het adres [adres 5] te Etten-Leur en/of het adres [adres 6] te Nieuwerkerk aan den IJssel opgezocht/bevraagd (deze adressen waren vermeld in een op de privé-telefoon van verdachte aangetroffen notitie, te weten notitie 24) en/of
(zaakdossier 3)
a. a) (op of omstreeks 2 juli 2016 en/of 19 oktober 2016) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot een neef van verdachte (te weten [naam 8] ) opgezocht/bevraagd en/of
b) meerdere keren, althans een keer, (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot het kenteken [nummer 7] (dat op naam stond van zijn neef [naam 8] ) opgezocht/bevraagd en/of
c) (op of omstreeks 2 augustus 2019 en/of 2 november 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot het kenteken [nummer 9] opgezocht/bevraagd (dit kenteken is aangetroffen in de privé-telefoon van verdachte onder notitie 14 en dit kenteken stond op naam van [naam 9] , de partner van zijn neef [naam 8] ) en/of
(zaakdossier 4)
a. a) meerdere keren, althans een keer, (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot [naam 4] (een contact/bekende van verdachte) en/of kenteken [nummer 10] en/of kenteken [nummer 11] (welke kentekens op naam van [naam 4] stonden) opgezocht/bevraagd en/of
b) (op of omstreeks 23 september 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot BVH registratie [nummer 12] opgezocht/bevraagd (dit registratienummer stond als kenmerk vermeld in een brief die op 6 september 2019 door de politie bij een familielid van [naam 4] is afgegeven en/of
c) (op of omstreeks 24 januari 2017 en/of 21 augustus 2018) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot een (crimineel) contact van [naam 4] , te weten de persoon [naam 10] (een oom/familielid van [naam 4] ) opgezocht/bevraagd en/of
(op of omstreeks 2 maart 2017 en/of 7 april 2017) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot een (crimineel) contact van [naam 4] opgezocht/bevraagd, te weten de persoon [naam 11] en/of het kenteken [nummer 13] (dit kenteken stond op naam van [naam 11] en/of een ander) en/of
(op of omstreeks 6 oktober 2016 en/of 28 juni 2019) (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot een (crimineel) contact van [naam 4] opgezocht/bevraagd, te weten de persoon [naam 12] ;
Feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 24 september 2019 te Haarlem en/of Hoofddorp en/of Beverwijk en/of (elders in) Nederland, (telkens) opzettelijk een of meerdere (ambts)geheim(en)
waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn (toenmalig) ambt en/of beroep, te weten van politieambtenaar (hoofdagent) bij de eenheid Noord-Holland,
en/of wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was het/deze te bewaren,
heeft geschonden,
door (telkens) opzettelijk (vertrouwelijke) informatie over een of meerdere perso(o)n(en) en/of incidenten en/of opsporingsonderzoek(en) en/of kenteken(s) en/of kentekenhouder(s), die hij had verkregen via (digitale) briefings en/of via raadplegingen en/of bevragingen in een of meerdere politiesyste(e)m(en) aan (een) daartoe niet-gerechtigde perso(o)n(en) te verstrekken en/of met deze te delen en/of te openbaren
immers heeft hij, verdachte,
- ( op 24 september 2019) tijdens een telefoongesprek met een vriend/bekende, te weten [naam 13] , (vertrouwelijke) informatie over een poging suïcide van een persoon aan deze [naam 13] verstrekt en/of geopenbaard. Deze informatie was afkomstig uit een digitale briefing (van het basisteam Haarlemmermeer) en/of
- ( op 24 september 2019) tijdens een telefoongesprek met en/of via een Whatsapp-bericht aan een vriend/bekende, te weten [naam 13] , (vertrouwelijke) informatie omtrent een persoon verstrekt en/of geopenbaard. Het betrof een (observatie)foto die door de Dienst Landelijke Recherche op een briefingpagina van de politie was geplaatst met de oproep aan de
politiemedewerkers het te melden als deze persoon werd herkend en/of
- ( op 27 mei 2019) (vertrouwelijke) informatie omtrent een kenteken (te weten [nummer 5] ) en/of de tenaamgestelde van genoemd kenteken in een politiesysteem of applicatie (MEOS) opgezocht/bevraagd en/of (vervolgens via) Bluespot geraadpleegd en twee daarbij vermelde voorvallen/incidenten via Bluespot geraadpleegd en (vervolgens) die (vertrouwelijke) informatie via een Whatsapp-bericht aan een vriend/bekende, te weten [naam 6] , verstrekt en/of geopenbaard met de mededeling dat het "geen goede auto" betreft en/of
- ( op 1 mei 2019) (vertrouwelijke) informatie omtrent een kenteken (te weten [nummer 6] ) en/of de tenaamgestelde van genoemd kenteken in een politiesysteem of applicatie opgezocht/bevraagd en/of (vervolgens via) Bluespot geraadpleegd, en (vervolgens) die (vertrouwelijke)informatie via een Whatsapp-bericht aan een vriend/bekende, te weten [naam 7] , verstrekt en/of geopenbaard met de mededeling(en) dat "er geen bijzonderheden met die auto zijn" en/of dat genoemd kenteken op naam staat van "papa" en/of dat "de zoon (van de tenaamgestelde van het kenteken) verder niet bijzonder is".

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aannemen van een valse hoedanigheid. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte telkens met behulp van een valse sleutel is binnengedrongen in de politiesystemen. Uit het strafrechtelijk onderzoek is niet gebleken van enige werk gerelateerde reden voor de bevragingen van de politiesystemen door de verdachte. Deze bevragingen zijn niet traceerbaar gedaan in het kader van een lopend strafrechtelijk onderzoek of ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. De verdachte heeft daarmee onbevoegd gebruik gemaakt van zijn autorisatie, waardoor sprake is van computervredebreuk.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 erop gewezen dat de verdachte heeft bekend dat hij niet bevoegd was om zijn eigen auto’s, zijn broer(s), (een collega van) zijn ex-vriendin en (de moeder van) zijn huidige vriendin te bevragen, zoals vermeld in de tenlastelegging onder zaakdossier 1, onder a, c, e en g. De rechtbank begrijpt de verdediging aldus dat hieronder ook valt de bevraging opgenomen onder d. Dat de bevragingen onbevoegd zijn gedaan, geldt volgens de verdediging ook voor de kentekens opgenomen onder zaakdossier 2, onder b en d, en het bevragen van (de dochter van) de neef van de verdachte, zoals opgenomen onder zaakdossier 3, onder a en, zoals de rechtbank begrijpt: de bevraging van 2 augustus 2019 zoals in de tenlastelegging is opgenomen onder c, nu deze bevraging immers betrekking heeft op de ‘keno-code’ van de dochter van de neef van de verdachte. Volgens de raadsman kan de in feit 1 ten laste gelegde computervredebreuk voor die onderdelen worden bewezen, met dien verstande dat van het aannemen van een valse hoedanigheid geen sprake was. De verdachte moet van dat onderdeel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de overige bevragingen heeft de raadsman bepleit dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met behulp van een valse sleutel is binnengedrongen in de politiesystemen. Op grond van het dossier kan immers niet worden vastgesteld dat deze bevragingen door de verdachte niet werk gerelateerd zijn geweest.
Nu de verdachte feit 2 heeft bekend, heeft de raadsman zich ten aanzien van dat feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit voor wat betreft de bevragingen opgenomen onder zaakdossier 1, onder a, c, d, e en g, zaakdossier 2, onder b en d, en zaakdossier 3, onder a en c, voor zover dit ziet op de bevraging op
2 augustus 2019. De rechtbank is van oordeel dat, zoals ook gerekwireerd door de officier van justitie en bepleit door de raadsman, daarbij geen sprake is geweest van het aannemen van een valse hoedanigheid zodat de verdachte van dat bestanddeel zal worden vrijgesproken. De rechtbank komt eveneens tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit. De bewijsmiddelen zijn in de bijlage bij dit vonnis opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat wat overigens aan de verdachte is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aanleiding van het onderzoek
In het voorjaar van 2019 is de Rijksrecherche onder de naam Brunete een onderzoek gestart naar de verdachte. De aanleiding van dit onderzoek betrof twee processen-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) en een proces-verbaal van bevindingen van het Team High Tech Crime. Op grond van deze informatie was het vermoeden dat de verdachte op verzoek en al dan niet tegen betaling van personen uit het criminele milieu de politiesystemen zou bevragen en vertrouwelijke informatie aan hen zou verstrekken. Vervolgens zijn de ‘loggegevens’ behorend bij de autorisatie van de verdachte gevorderd en onderzocht. Het onderzoek beslaat de periode van 2 januari 2016 tot en met 3 december 2019, de dag voor aanhouding van de verdachte.
Politieambtenaar
De verdachte is op 1 februari 2015 aangesteld als politiemedewerker in de rang van agent en is geplaatst in het basisteam Kennemerkust (standplaats Zandvoort). Per 1 januari 2017 is de verdachte, eerst tijdelijk en per 2 december 2017 formeel, overgeplaatst naar het basisteam Haarlem. Op 1 februari 2018 is de verdachte bevorderd in de rang van hoofdagent. De verdachte heeft bij zijn aanstelling de belofte van zuivering en de ambtseed afgelegd als voorgeschreven in artikel 9, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie.
Politiesystemen en geheimhoudingsplicht
De verdachte had toegang tot de politiesystemen door in te loggen met zijn persoonlijke gebruikersnaam [KEN...] (dienstnummer) en wachtwoord. Op basis van zijn functie was de verdachte geautoriseerd voor de programma’s Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen (BVI-IB), Basis Voorziening Handhaving (BVH), Meer Effectief op Straat (MEOS) en Bluespot (Monitor).
Bij het inloggen in het politiesysteem verscheen de volgende melding op het beeldscherm:
“Het bevragen van een persoon zonder gegronde reden en/of noodzaak voor uw taak is niet toegestaan. (..) Informatie mag alleen opgevraagd en gebruikt worden in directe relatie tot uw werkzaamheden voor het korps. Alle handelingen via geautomatiseerde systemen worden geregistreerd en bewaard.”Bij het inloggen via de diensttelefoon in het programma MEOS werd een dergelijke melding niet getoond.
Door het invoeren van een zoekvraag, bijvoorbeeld een kenteken, adres of zogenoemde ‘keno-code’ (eerste vier letters van de achternaam, eerste voorletter van de voornaam en de laatste twee cijfers van het geboortejaar), kon de verdachte bevragingen doen in de diverse programma’s, waarna de daarin beschikbare vertrouwelijke (politie)informatie werd getoond. Vanuit de getoonde informatie kon de verdachte ‘doorklikken’ op een nieuwe term, waarna de voor die gekozen term beschikbare informatie werd getoond.
Politietaak en wettelijk kader
De Wet politiegegevens bepaalt in artikel 7, eerste lid, dat de ambtenaar van politie aan wie politiegegevens ter beschikking zijn gesteld verplicht is tot geheimhouding daarvan, behoudens in de wet bepaalde uitzonderingen. Uit diezelfde wet volgt dat politiegegevens slechts mogen worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak als bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012.
Artikel 3 van de Politiewet 2012 bepaalt dat de politie tot taak heeft (…) te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. De rechtbank stelt vast dat de wet hiermee een brede taak aan politieambtenaren heeft gegeven. Deze brede taakopvatting brengt mee dat politieambtenaren een zeer ruime bevoegdheid (moeten) hebben om in het kader van hun functie de politiesystemen te bevragen. In de memorie van toelichting bij de Wet politiegegevens wordt de uitvoering van de dagelijkse politietaak, het basispolitiewerk, ook wel de ogen en oren functie van de politie genoemd. Het is basaal voor een goede uitoefening van het politiewerk dat een politieambtenaar voortdurend breed om zich heen kijkt (“zijn ogen en oren goed de kost geeft”) en de verzamelde gegevens verwerkt en deze waar nodig met elkaar in verband brengt. Het is daarom, zo wil de rechtbank benadrukken, van groot belang dat politieambtenaren niet alleen die ruime bevoegdheid hebben maar ook dat zij zich vrij voelen om bevragingen te doen, ook als dit betekent dat een bevraging buiten het eigen werkgebied of buiten werktijd valt.
Uitgangspunt: werk gerelateerd, tenzij
Uitgaande van deze brede taakopvatting en ruime bevoegdheden van een politieambtenaar en mede gelet op de afgelegde ambtseed en de geheimhoudingsplicht die geldt uit hoofde van het ambt, is de rechtbank van oordeel dat er in beginsel van moet worden uitgegaan dat de politieambtenaar zijn bevoegdheid om politiesystemen te bevragen enkel aanwendt in het kader van de uitoefening van de politietaak en dat de politieambtenaar vervolgens vertrouwelijk omgaat met de verkregen informatie. De rechtbank hanteert dan ook als uitgangspunt dat de door een politieambtenaar gedane bevragingen werk gerelateerd zijn en dus binnen de verkregen autorisatie vallen. Dit geldt ook als bevragingen buiten werktijd worden gedaan of betrekking hebben op voorvallen buiten het werkgebied van de politieambtenaar. Slechts ingeval er sprake is van omstandigheden die maken dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij het doel van een bevraging, mag van een politieambtenaar worden verwacht dat hij uitlegt waarom hij een dergelijke bevraging heeft gedaan.
Het zal van politieambtenaar tot politieambtenaar verschillen op welke wijze en in welke mate in de praktijk wordt omgegaan met zijn/haar bevoegdheden de politiesystemen te bevragen en in welke mate de bevragingen al dan niet worden vastgelegd in de systemen.
In het licht van het voorgaande zal de rechtbank in de onderhavige zaak moeten beoordelen of bepaalde bevragingen al dan niet onder de strafbaarstelling van computervredebreuk vallen. Daartoe moet de rechtbank bezien of de bevragingen binnen of buiten de grenzen van de verkregen autorisatie vallen. De rechtbank zal zich tot die vraag beperken. Het is niet aan de rechtbank om een oordeel te geven over de wijze waarop een individuele politieambtenaar binnen deze wettelijke grenzen met diens bevoegdheden omgaat. Of bepaalde handelswijzen al dan niet
handigof
gewenstzijn, zijn immers kwesties van intern beleid.
Louter privé doeleinden of nieuwsgierigheidNiet in geschil is dat het raadplegen van de politiesystemen louter voor privé doeleinden of uit nieuwsgierigheid van zichzelf of van een ander niet is toegestaan en valt buiten de verkregen autorisatie. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat de bevragingen uit zaakdossier 1, onder a, c, d, e en g, zaakdossier 2, onder b en d, en zaakdossier 3, onder a en c, voor zover deze ziet op de bevraging op 2 augustus 2019, om deze reden zijn gedaan. De rechtbank acht voor deze bevragingen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met behulp van een valse sleutel is binnengedrongen in de politiesystemen, waarbij ook éénmaal sprake is geweest van het vervolgens voor zichzelf (in de privé telefoon) overnemen van gegevens die de verdachte onbevoegd had geraadpleegd.
De rechtbank zal de overige ten laste gelegde bevragingen beoordelen in het licht van het hiervoor geschetste kader.
Ten aanzien van de bevragingen van zichzelf (zaakdossier 1, onder b)
Uit de loggegevens van de verdachte blijkt dat hij meermaals zijn eigen keno-code heeft bevraagd. Deze bevragingen roepen vragen op omtrent het doel daarvan, omdat deze raken aan de privésfeer van de verdachte. De verdachte heeft tijdens het disciplinair onderzoek van het team Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) verklaard, en op de zitting herhaald, dat hij door middel van het intoetsen van zijn eigen keno-code aan politiestudenten heeft laten zien hoe de politiesystemen werkten en op welke wijze(n) informatie kon worden opgezocht. Praktijkbegeleider van politiestudenten [naam 14] heeft bevestigd dat het gebruikelijk is dat studenten beginnen met het opzoeken van de eigen keno-code in het systeem. Ter terechtzitting heeft de verdachte verder verklaard dat hij ook regelmatig zijn eigen keno-code heeft bevraagd om te controleren of het systeem goed stond ingesteld. De rechtbank overweegt dat de verdachte aldus voor deze bevragingen een verklaring heeft gegeven die op voorhand niet onaannemelijk voorkomt. Uit het dossier valt ook niet af te leiden welk ander concreet doel of gewin de verdachte met deze bevragingen zou kunnen hebben gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat deze bevragingen niet werk gerelateerd zijn en door de verdachte onbevoegd zijn gedaan.
Ten aanzien van de bevraging van de buurman van de vriendin van de verdachte (zaakdossier 1, onder f)
Uit de loggegevens van de verdachte blijkt dat hij op 12 november 2019 de buurman van zijn vriendin [naam 2] en diens woonadres heeft bevraagd. De bevraging roept vragen op omtrent het doel daarvan, omdat de bevraging raakt aan de privésfeer van de verdachte. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij destijds vaak bij zijn vriendin verbleef en dat hij van een andere buurtbewoner een concrete melding had gekregen dat er rondom/bij de desbetreffende woning een wietlucht werd geroken. Deze verklaring is bevestigd door [naam 2] . Gelet op deze verklaring is voldoende aannemelijk dat deze bevraging niet voor louter privé doeleinden of uit (eigen) nieuwsgierigheid is gedaan. Dat door de verdachte geen registratie is opgemaakt in het politiesysteem, doet hieraan niet af. De verdachte heeft daaromtrent verklaard dat hij naar aanleiding van de melding onderzoek heeft verricht en dat uit het onderzoek geen bijzonderheden waren gebleken. De verdachte heeft daarom afgezien van het vastleggen van de gegevens van de buurman in een mutatie. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de bevraging niet werk gerelateerd was en de verdachte deze bevraging onbevoegd heeft gedaan.
Ten aanzien van de notities in de privé telefoon van de verdachte
Bij zijn aanhouding heeft de verdachte zijn privé telefoon uitgeschakeld. Uiteindelijk is de telefoon gekraakt en zijn daarin notities aangetroffen met kentekens en/of politie-informatie. Uit de loggegevens van de verdachte blijkt dat hij het merendeel van de genoteerde kentekens heeft bevraagd. Een aantal van deze kentekens staat op naam van (bekenden van) personen uit het criminele milieu, met wie de verdachte in de eerder genoemde TCIinformatie in verband werd gebracht. Uit de loggegevens is ook gebleken dat de verdachte veelvuldig heeft geraadpleegd op incidentcodes F44 (vervaardigen harddrugs) en F45 (vervaardigen softdrugs) en dat de in zijn privé telefoon genoteerde politie-informatie is te herleiden tot door de verdachte geraadpleegde drugsgerelateerde registraties. De wijze waarop de notities waren opgesteld, roept vragen op omtrent het doel van deze bevragingen. In het tekstveld van de notities zijn namelijk telkens vele “enters” gegeven waardoor er ver naar beneden moest worden gescrold om de informatie in beeld te krijgen. In het licht van bovengenoemde TCI-informatie heeft deze handelswijze terecht aanleiding gegeven tot nader onderzoek. Zoals de rechtbank hierna zal overwegen, heeft dit nader onderzoek niet geleid tot de conclusie dat de notities kunnen worden gekoppeld aan niet werk gerelateerde bevragingen.
Ten aanzien van (personen gelieerd aan) [naam 4] (zaakdossier 1, onder h en i, en zaakdossier 4)Bij de aanvang van het onderzoek Brunete waren er – gelet op TCI-informatie – vermoedens dat de verdachte de politiesystemen zou bevragen op verzoek van personen uit het criminele milieu, waaronder [naam 4] , en informatie daaruit aan hen zou verstrekken. In dat licht zijn de bevragingen van (kentekens van) bepaalde personen als mogelijk niet werk gerelateerd aangemerkt. Het gaat dan onder meer om bevragingen met betrekking tot [naam 4] (zaakdossier 1, onder i, en zaakdossier 4, onder a) en van personen die in connectie staan tot deze [naam 4] , zoals [naam 3] (zaakdossier 1, onder h) alsmede [naam 10] , [naam 11] en [naam 12] (zaakdossier 4, onder c).
De rechtbank stelt voorop dat uit het uitvoerige onderzoek dat naar aanleiding van onder meer die TCI-informatie is verricht, waarbij in ruime mate gebruik is gemaakt van de inzet van zogenoemde BOB-middelen, niet is gebleken dat de verdachte op verzoek van en/of tegen betaling van personen uit het criminele milieu de politiesystemen heeft bevraagd en/of daaruit informatie aan hen heeft verstrekt en/of anderszins diensten heeft verricht ten behoeve van personen uit het criminele milieu.
Verder is van belang dat [naam 4] woonachtig is geweest in Zandvoort, meerdere antecedenten heeft en ook veelvuldig in Haarlem en omstreken aanwezig was. De verdachte heeft ook verklaard dat hij beroepsmatig bekend was met de achtergrond van genoemde [naam 4] en aan hem gelieerde personen en dat er op briefings meermalen aandacht voor hem werd gevraagd. Ook kwam het voor dat hij [naam 4] zag rijden en dat de verdachte het kenteken dan bevroeg, al dan niet omdat hem iets opviel in het rijgedrag of anderszins.
Onder deze omstandigheden geldt voor voornoemde bevragingen het uitgangspunt dat deze werk gerelateerd zijn en dus binnen de verkregen autorisatie vallen.
Van omstandigheden die maken dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij het doel van de bevragingen, is de rechtbank niet gebleken. De door de officier van justitie genoemde opvallendheden, zoals het feit dat bevragingen niet in het politiesysteem zijn geregistreerd, dan wel zijn gedaan buiten diensttijd of vlak na een incident, zijn in het licht van de uitleg die de verdachte aan de bevragingen heeft gegeven, niet als dergelijke omstandigheden aan te merken.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verder verklaard dat hij, ook buiten werktijd, bij verdachte situaties op straat of bij overtredingen kentekens heeft genoteerd in zijn privé telefoon, omdat hij op dat moment zijn diensttelefoon niet bij de hand had. Hij deed dit om deze kentekens later te kunnen bevragen in de politiesystemen en/of alsnog een bon uit te schrijven. Hij gaf daar echter niet altijd opvolging aan. Volgens de verdachte kan dit een verklaring zijn voor notitie 121 met de titel ‘Rood licht’
(zaakdossier 1, onder i), waarin de kentekens van [naam 4] en een bekende van diens partner zijn vermeld. Verder heeft de verdachte in zijn algemeenheid verklaard dat hij kentekens bevroeg op het moment dat hij meende dat er iets niet klopte of als er opvallendheden waren. Gelet op deze verklaring, mede bezien tegen de achtergrond dat het noteren en bevragen van kentekens ‘
core business’is voor een politieambtenaar in de uitoefening van zijn dagelijkse politietaak, is voldoende aannemelijk dat de bevragingen van kentekens niet voor louter privé doeleinden of uit (eigen) nieuwsgierigheid zijn gedaan.
Gelet op de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek, en hetgeen de verdachte heeft aangevoerd met betrekking tot het bevragen van kentekens in het algemeen en van de bedoelde personen in het bijzonder, is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de bevragingen met betrekking tot [naam 4] , dan wel aan deze [naam 4] gelieerde (criminele) contacten door de verdachte zijn gedaan
andersdan voor werk gerelateerde doeleinden.
Ten aanzien van het BVH registratienummer (zaakdossier 4, onder b)
Ten aanzien van het BVH registratienummer dat stond vermeld in een (indirect) aan [naam 4] overhandigde brief overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte niet op andere wijze – bijvoorbeeld via een briefing of (digitale) nieuwsbrief – kennis heeft kunnen nemen van dit registratienummer dan door (persoonlijk) contact met [naam 4] . Dit geldt te meer nu dit registratienummer hoort bij een woningoverval in Haarlem, dat binnen het werkgebied van de verdachte viel. De toelichting van de officier van justitie ter terechtzitting dat het registratienummer naar haar herinnering destijds niet op een andere manier is gedeeld of bekend is gemaakt, volstaat niet.
Ten aanzien van [naam 8] (zaakdossier 3, onder b en c)Het voorgaande geldt eveneens ten aanzien van de bevragingen van kentekens van (de partner van) zijn neef [naam 8] . Op grond van TCI-informatie bestond het vermoeden dat de verdachte informatie op verzoek van zijn neef en tegen betaling zou opzoeken en doorgeven. Dit is na het uitvoerige onderzoek niet komen vast te staan. Bovendien heeft de verdachte een verklaring gegeven voor het feit dat hij de kentekens van (de partner van) deze persoon meerdere malen heeft bevraagd gedurende een langere periode. De verdachte wist dat hij antecedenten had en hij zag hem, of zijn auto met daarin andere personen, vaak rijden in zijn werkgebied.
Ten aanzien van [bedrijfsnaam] (zaakdossier 1, onder j)
Uit het politieonderzoek is gebleken dat de verdachte het kenteken van dit stucadoorsbedrijf heeft bevraagd. Vervolgens heeft hij een registratie geraadpleegd over een voorval waarbij de spiegels van twee auto’s elkaar raakten, wat werd gevolgd door een schermutseling en scheldpartij. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de mogelijkheid geopperd dat de verdachte of één van zijn familieleden hierbij betrokken is geweest en dat de verdachte daarom nieuwsgierig was naar deze melding. Dit is echter op geen enkele wijze vast komen te staan. Mede in het licht van de hiervoor geschetste werkwijze van de verdachte rondom het bevragen van kentekens, is dit vermoeden dan ook niet voldoende om aan te nemen dat de raadpleging niet werk gerelateerd is en dus onbevoegd is gedaan. Dat de bevraging is gedaan terwijl de verdachte met verlof was, doet hieraan niet af. De verdachte heeft immers verklaard dat hij ook buiten werktijd dit soort bevragingen deed. Uit het dossier blijkt dat dit niet ongebruikelijk is bij de politie.
Ten aanzien van de kentekens uit de onderschepte PGP-communicatie (zaakdossier 1, onder k)In de onderschepte PGP-communicatie uit 2016 wordt gesproken over het verkrijgen van informatie over twee kentekens die door een politieman zou worden verstrekt. Uit onderzoek volgt dat de kentekens meerdere keren zijn bevraagd door verschillende politieambtenaren. De verdachte is de enige politieambtenaar die in de betreffende periode allebei de kentekens heeft bevraagd. Dit enkele (kale) gegeven is echter onvoldoende, mede gelet op de eerder aangehaalde uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte en hetgeen hiervoor over het bevragen van kentekens is opgenomen, voor de conclusie dat de verdachte (rechtstreeks dan wel indirect) in contact stond met één van de personen uit de PGP-communicatie en op hun verzoek de kentekens heeft bevraagd. Dat sprake was van een niet werk gerelateerde bevraging kan dan ook niet worden vastgesteld.
Ten aanzien van de geraadpleegde registraties op incidentcodes F44 en F45 (zaakdossier 2, onder c, e en f)
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij geïnteresseerd was in hennepzaken, dat hij zowel in Zandvoort als in Haarlem betrokken was bij de zogenoemde ‘hennepkoffer’ en dat hij regelmatig bevragingen deed op de incidentcodes F44 en F45 om zichzelf te onderwijzen over hennepzaken (ter lering over hoe hennepzaken werden opgespoord, onderzocht en vastgelegd). De verdachte legde bepaalde informatie vast in notities in zijn privé telefoon, omdat hij deze altijd bij zich had. Hij gebruikte deze als een notitieblok. De verdachte heeft verder verklaard dat hij de politie-informatie bewust ver naar onderen (met vele enters) in de notities heeft opgeslagen, zodat zijn (toenmalig) partner niet zomaar mee kon lezen. De verdachte heeft hiermee een verklaring gegeven voor de bevragingen en het overnemen van informatie daaruit. Uit het dossier blijkt dat meerdere personen hebben bevestigd dat de verdachte geïnteresseerd was in hennepzaken. Het initiële vermoeden dat de verdachte (informatie over) drugsgerelateerde locaties zou wegtippen aan personen uit het criminele milieu, [naam 4] in het bijzonder, is uitgebreid onderzocht. Uit het strafrechtelijk onderzoek is echter niet gebleken dat de verdachte deze informatie op enigerlei wijze heeft gedeeld met onbevoegde derden. Ook is niet gebleken dat zich nadien incidenten (zoals het rippen van daar aanwezige drugs) hebben voorgedaan bij de adressen die de verdachte in zijn telefoon had genoteerd. Nu de verdachte verder heeft aangevoerd dat hij de informatie heeft opgezocht om zichzelf te bekwamen en niet voor louter privé doeleinden of uit (eigen) nieuwsgierigheid, is niet vast komen te staan dat de verdachte bij deze bevragingen de grenzen van zijn autorisatie te buiten is gegaan.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij in de periode van 2 januari 2016 tot en met 3 december 2019 in Nederland,
telkens opzettelijk en wederrechtelijk
in één of meer (delen van) geautomatiseerde werken,
namelijk in één of meer (delen van) servers van de politie, waarop/waarin Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen (BVI-IB), Basis Voorziening Handhaving (BVH), Meer Effectief op Straat (MEOS), Bluespot (Monitor) en andere (daaraan gekoppelde) (politie)systemen bereikbaar zijn,
is binnengedrongen
met behulp van een valse sleutel,
te weten door telkens onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord voor hierboven genoemde applicaties toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie, waarop informatie was geplaatst met een ander doel dan waarvoor hem, verdachte, die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan, en vervolgens gegevens die waren opgeslagen, verwerkt en werden overgedragen door middel van (delen van) die/dat geautomatiseerde werk(en) waarin hij, verdachte, zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf heeft overgenomen,
immers heeft hij, verdachte,
(zaakdossier 1)
a. a) meerdere keren (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot kentekens van auto's die op dat moment op naam van verdachte stonden of hadden gestaan opgezocht/bevraagd en
c) meerdere keren (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot zijn broers opgezocht/bevraagd en
d) meerdere keren (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot zijn ex-vriendin [naam 1] opgezocht/bevraagd en
e) op 17 maart 2019 (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot zijn vriendin [naam 2] en haar moeder opgezocht/bevraagd en
g) op 9 juli 2019 (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot een (politie)collega van de ex-vriendin van verdachte opgezocht/bevraagd en
(zaakdossier 2)
b) op 27 mei 2019 (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot het kenteken [nummer 5] opgezocht/bevraagd (dit kenteken staat afgebeeld op een foto die door [naam 6] , een contact/bekende van verdachte, middels een Whatsapp bericht naar verdachte is verzonden) en
d) op l mei 2019 (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot het kenteken [nummer 6] opgezocht/bevraagd (dit kenteken staat afgebeeld op een foto die door [naam 7] , een contact/bekende van verdachte, middels een Whatsapp bericht naar verdachte is verzonden) en
(zaakdossier 3)
a. a) op 2 juli 2016 en 19 oktober 2016 (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot een neef van verdachte (te weten [naam 8] ) opgezocht/bevraagd en
c) op 2 augustus 2019 (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot het kenteken [nummer 9] opgezocht/bevraagd (dit kenteken is aangetroffen in de privé-telefoon van verdachte onder notitie 14 en dit kenteken stond op naam van [naam 9] , de partner van zijn neef [naam 8] ).
Feit 2
hij in de periode van 1 mei 2019 tot en met 24 september 2019 in Nederland, telkens opzettelijk geheimen waarvan hij, verdachte, wist dat hij uit hoofde van zijn (toenmalig) ambt, te weten van politieambtenaar (hoofdagent) bij de eenheid Noord-Holland, en wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was deze te bewaren,
heeft geschonden,
immers heeft hij, verdachte,
- op 24 september 2019 tijdens een telefoongesprek met een vriend/bekende, te weten [naam 13] , (vertrouwelijke) informatie over een poging suïcide van een persoon aan deze [naam 13] verstrekt. Deze informatie was afkomstig uit een digitale briefing (van het basisteam Haarlemmermeer) en
- op 24 september 2019 via een Whatsapp-bericht aan een vriend/bekende, te weten [naam 13] , (vertrouwelijke) informatie omtrent een persoon verstrekt. Het betrof een (observatie)foto die door de Dienst Landelijke Recherche op een briefingpagina van de politie was geplaatst met de oproep aan de politiemedewerkers het te melden als deze persoon werd herkend en
- op 27 mei 2019 (vertrouwelijke) informatie omtrent een kenteken (te weten [nummer 5] ) en de tenaamgestelde van genoemd kenteken in een politiesysteem of applicatie (MEOS) opgezocht/bevraagd en twee daarbij vermelde voorvallen/incidenten via Bluespot geraadpleegd en vervolgens die (vertrouwelijke) informatie via een Whatsapp-bericht aan een vriend/bekende, te weten [naam 6] , verstrekt met de mededeling dat het "geen goede auto" betreft en
- op 1 mei 2019 (vertrouwelijke) informatie omtrent een kenteken (te weten [nummer 6] ) en de tenaamgestelde van genoemd kenteken in een politiesysteem of applicatie opgezocht/bevraagd en via Bluespot geraadpleegd, en vervolgens die (vertrouwelijke) informatie via een Whatsapp-bericht aan een vriend/bekende, te weten [naam 7] , verstrekt met de mededelingen dat "er geen bijzonderheden met die auto zijn", dat genoemd kenteken op naam staat van "papa" en dat "de zoon (van de tenaamgestelde van het kenteken) verder niet bijzonder is".
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
computervredebreuk, meermalen gepleegd;
en
computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt en worden overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf overneemt;
Feit 2
enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, met daarnaast een verbod om enig ambt in overheidsdienst, betaald of onbetaald, te bekleden voor de duur van vijf jaren. De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden zijn geëist. De officier van justitie heeft zich voor wat betreft het door de raadsman gestelde vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim ex artikel 359a Sv, omdat na de aanhouding van de verdachte bij hem transporthandboeien zijn aangelegd in strijd met artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: de Ambtsinstructie). Dit vormverzuim dient, gelet op de aard en ernst en het daardoor veroorzaakte nadeel, te leiden tot strafvermindering van vijf procent. Wegens overschrijding van de redelijke termijn met bijna elf maanden dient een op te leggen straf met tien procent te worden verminderd.
De raadsman heeft verder verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Bij de verdachte is een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) vastgesteld. Hij heeft uiteindelijk strafontslag gekregen. De verdachte heeft een vriendin en een dochter van vijf maanden oud.
De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen (althans niet langer dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten), maar te volstaan met een taakstraf voor de duur van 54 uren.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich meermaals schuldig gemaakt aan computervredebreuk. Met de aan hem gegeven autorisatie ten behoeve van zijn functie als politieagent heeft de verdachte bevragingen gedaan in de politiesystemen zonder dat daartoe vanuit de uitoefening van de politietaak enige aanleiding bestond. Daarnaast heeft de verdachte meermaals zijn ambtsgeheim geschonden door vertrouwelijke informatie te delen met onbevoegde derden. De politie heeft toegang tot een enorme hoeveelheid gegevens van burgers. Juist van politieambtenaren mag – mede gelet op de aard van de functie en de ambtseed die moet worden afgelegd – worden verwacht dat zij betrouwbaar en integer handelen en in dat kader zorgvuldig en respectvol omgaan met de gegevens die zij vanuit hun functie kunnen raadplegen. Door toch zo te handelen heeft de verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op de privacy van burgers, maar bovendien het vertrouwen van de samenleving in (de werkzaamheden van) de politie geschaad.
Bij de beoordeling van de ernst van de feiten acht de rechtbank van belang dat uit het strafrechtelijk onderzoek niet is gebleken dat de verdachte criminele intenties heeft gehad bij de bevragingen van de politiesystemen, in die zin dat hij informatie zou hebben doorgespeeld aan personen uit het criminele milieu en/of hen had willen helpen bij criminele activiteiten. Evenmin is gebleken dat de verdachte informatie heeft gedeeld uit eigen (financieel) gewin en/of ter frustratie van lopende strafrechtelijke onderzoeken. Daarmee is deze strafzaak niet te vergelijken met die van zogenoemde politiemollen.
De officier van justitie heeft tijdens de inhoudelijke behandeling meerdere keren opgemerkt dat de verdachte (veelvuldig) contacten onderhield met personen met antecedenten waarvoor hij
aantoonbaarinformatie heeft bevraagd. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de officier van justitie de feiten veel zwaarder waardeert, namelijk in de sleutel van een corrupte ambtenaar, terwijl daarvoor gedurende het uitvoerige onderzoek geen bewijs is gevonden en dit ook niet aan de verdachte is ten laste gelegd. Daarmee heeft de officier van justitie een onterecht – want niet vastgesteld – beeld van de verdachte geschetst als ‘platte pet’ (corrupte agent). Dit acht de rechtbank schadelijk en om die reden kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte, behoudens een veroordeling van de kantonrechter wegens een snelheidsovertreding, niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de door de verdediging overgelegde stukken met betrekking tot de psychische gesteldheid van de verdachte, waaronder het rapport van drs. S. Berk, psychiater, van 4 november 2020. Uit de stukken en de toelichting van de verdachte op de zitting blijkt dat bij de verdachte PTSS is vastgesteld als gevolg van traumatische gebeurtenissen in zijn politiewerk en dat hij hiervan de nodige klachten heeft ervaren. De verdachte heeft meerdere EMDR-sessies gevolgd, maar de behandeling is nog niet afgerond. De verdachte is (deels) arbeidsongeschikt verklaard.
De rechtbank heeft acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 30 september 2021. De reclassering adviseert – bij bewezenverklaring – een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijk strafdeel. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou volgens de reclassering de re-integratie van de verdachte en het herstelproces van de bij hem vastgestelde PTSS kunnen verstoren.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging verder rekening mee dat de aanhouding en het verblijf in volledige beperkingen tijdens de voorlopige hechtenis de verdachte zwaar zijn gevallen. De verdachte is in eerste instantie door zijn werkgever geschorst en uiteindelijk heeft hij strafontslag gekregen. De verdachte heeft een lange tijd in onzekerheid moeten verkeren over de afloop van deze strafzaak, wat blijkens zijn verklaring op de zitting ertoe heeft geleid dat zijn privéleven lang
‘on hold’heeft gestaan.
Vormverzuim ex 359a Sv
Op grond van artikel 22 van de Ambtsinstructie, zoals deze op 4 december 2019 gold, kan een politieambtenaar een persoon, die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, ten behoeve van het vervoer handboeien aanleggen indien de feiten en omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting, dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, van de ambtenaar of van derden. In het proces-verbaal van aanhouding staat dat bij het transport van de verdachte transportboeien zijn aangelegd met als toelichting dat
‘het niet onaannemelijk [lijkt] dat verdachte gedurende het transport zich een toekomstbeeld gaat realiseren dat zijn gedrag doet omslaan naar boosheid en mogelijk verzet.’Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit telefonisch contact met de betrokken verbalisant blijkt dat uit het door de verdachte uitzetten van zijn privé telefoon een niet meewerkende houding werd opgemaakt met het aanleggen van transportboeien tot gevolg. Daargelaten dat de redenen die tot het gebruik van de handboeien hebben geleid schriftelijk moeten worden vastgelegd (zie artikel 23 van de Ambtsinstructie), is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat sprake was van feiten en omstandigheden waaruit gevaar als bedoeld in de Ambtsinstructie kon worden afgeleid. Het aldus in strijd met artikel 22 van de Ambtsinstructie aanleggen van transportboeien bij de verdachte, acht de rechtbank een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Rekening houdende met het belang dat het geschonden voorschrift dient (het voorkomen van onnodige vrijheidsbeperking) en de tamelijk grote ernst van het verzuim, mede gelet op het nadeel dat daardoor is veroorzaakt (pijn en ongemak van de transportboeien alsmede het stigmatiserende effect van het op de openbare weg geboeid worden afgevoerd door zijn collega’s), zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden met dit vormverzuim.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De redelijke termijn van berechting van twee jaren is met ruim tien maanden overschreden, nu de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen op de datum van de inverzekeringstelling op 4 december 2019 en de rechtbank heden vonnis wijst.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Gelet op de duur van de op te leggen straf, is de rechtbank van oordeel dat de geconstateerde verdragsschending voldoende is gecompenseerd met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
De op te leggen straf
Al het voorgaande afwegende en gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, acht de rechtbank een taakstraf die – omgerekend – gelijk is aan de duur van het voorarrest, te weten 54 uren, passend en geboden. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank, mede gelet op het strafontslag van de verdachte, geen aanleiding. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, in verhouding tot de bewezen verklaarde feiten niet passend. De rechtbank acht het opleggen van een beroepsverbod, zoals gevorderd door de officier van justitie, thans niet meer opportuun.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c, 22d, 57, 138ab en 272 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
54 (vierenvijftig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 27 (zevenentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.D. Overbeek, voorzitter,
mrs. C.W.M. Giesen en L. Boonstra, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2022.