ECLI:NL:RBNHO:2022:9442

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
9685015
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vertraging van een vlucht en de gevolgen voor de passagier

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Delta Air Lines Inc., vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Hartford via Detroit op 5 maart 2021. Door een vertraging van de eerste vlucht heeft de passagier zijn aansluitende vlucht gemist. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de passagier niet met de vertraagde vlucht had meegevlogen, maar dit verweer werd door de kantonrechter als tardief beschouwd.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder in strijd had gehandeld met de concentratie van verweer en dat de vordering van AirHelp tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente, toewijsbaar was. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum waarop de passagier schade had geleden, te weten 5 maart 2021. Daarnaast werden de proceskosten aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9685015 \ CV EXPL 22-947
Uitspraakdatum: 26 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Delta Air Lines Inc.
gevestigd te Atlanta (Verenigde Staten) en kantoorhoudend te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 20 januari 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder Airhelp diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Detroit Metropolitan Wayne County Airport (Verenigde Staten) naar Bradley International Airport Hartford (Verenigde Staten) op 5 maart 2021.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht (van Amsterdam naar Detroit met vluchtnummer DL135) is vertraagd uitgevoerd.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht aan Airhelp gecedeerd.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van het primaire verweer van de vervoerder dat Airhelp niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, overweegt de kantonrechter als volgt. Airhelp heeft in de dagvaarding gesteld dat vlucht DL135 van Amsterdam naar Detroit vertraagd is uitgevoerd, als gevolg waarvan de passagier zijn aansluitende vlucht naar Hartford heeft gemist. Bij repliek heeft Airhelp toegelicht dat de passagier is omgeboekt naar vlucht DL3683, waarmee hij om 22:18 uur lokale tijd (vier uur later dan gepland) op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van Airhelp hersteld.
4.3.
De vervoerder heeft eerst bij dupliek aangevoerd dat de passagier niet met de vertraagde vlucht DL135 is meegevlogen. Volgens de vervoerder is de passagier reeds op Schiphol omgeboekt naar een alternatieve vlucht van Amsterdam via Atalanta naar La Guardia (een andere luchthaven in de regio). De vervoerder heeft niet toegelicht waarom hij het standpunt dat de passagier niet met de oorspronkelijke vlucht is meegevlogen niet al in de conclusie van antwoord naar voren heeft kunnen brengen. Dit verweer is immers niet afhankelijk van de precieze aankomsttijd van de passagier op de eindbestemming of het vluchtnummer van de alternatieve vlucht van Detroit naar Hartford. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder in strijd heeft gehandeld met de in artikel 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde vereiste concentratie van verweer gehouden, zodat dit verweer tardief is..
4.4.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
4.5.
De vervoerder betwist de wettelijke rente verschuldigd te zijn over de hoofdsom. Hoewel Airhelp hier niet op is ingegaan, kan niet worden geoordeeld dat Airhelp zijn vordering op dit punt niet handhaaft. Anders dan de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de passagier schade heeft geleden. Deze schade wordt zowel geleden door passagiers van geannuleerde vluchten als door passagiers van vertraagde vluchten, indien de tijd om hen naar hun bestemming te vervoeren langer duurt dan oorspronkelijk door de luchtvaartmaatschappij is vastgesteld (Sturgeon-arrest van het Hof van 19 november 2009 in de gevoegde zaken C‑402/07 en C-432/07). Zoals de vervoerder heeft aangevoerd, heeft het Hof in het Nelson-arrest van 23 oktober 2012 (C581/10) overwogen dat met een vertraagde vlucht gepaard gaand tijdverlies niet als “schade voortvloeiend uit vertraging” in de zin van artikel 19 van het Verdrag van Montreal kan worden aangemerkt en daarmee niet binnen de werkingssfeer van artikel 29 van dat Verdrag kan vallen. Dat laat echter onverlet dat sprake kan zijn van schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De compensatie betreft een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 BW. Deze schade is gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop de passagier oorspronkelijk op de eindbestemming zou aankomen, te weten 5 maart 2021. .
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,03;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter