ECLI:NL:RBNHO:2022:9435

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
8784382
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers wegens vertraging van vlucht en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, die met de vervoerder een vervoersovereenkomst hadden gesloten, een vordering ingesteld wegens vertraging van hun vlucht op 21 juli 2018. De passagiers waren oorspronkelijk geboekt op een vlucht van Bangkok naar Amsterdam met een tussenstop in Helsinki, maar door een vertraging van de eerste vlucht arriveerden zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder, Finnair OYj, betwistte de vordering en voerde aan dat de passagiers omgeboekt waren naar andere vluchten, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd om deze stelling te onderbouwen. De kantonrechter concludeerde dat de passagiers met 24 uur en 8 minuten vertraging op hun eindbestemming waren aangekomen en dat de vervoerder niet had aangetoond dat er geen eerdere vluchten beschikbaar waren. De vordering tot betaling van de hoofdsom werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens aan de vervoerder opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8784382 \ CV EXPL 20-8179
Uitspraakdatum: 12 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]beiden wonende te [plaats],
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair OYj
gevestigd te Helsinki (Finland), mede kantoorhoudende te Schiphol-Rijk
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 9 juli 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven, waarbij een productie is overgelegd. De passagiers hebben bij akte op deze productie gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Bangkok International Airport (Thailand) via Helsinki-Vantaa Airport (Finland) naar Amsterdam Schiphol Airport op 21 juli 2018.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht van Bangkok naar Helsinki (AY142) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij met meer dan 3 uur vertraging op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 juli 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 september 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers leggen aan de vordering ten grondslag de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Tussen partijen is ten eerste in geschil met welke vervangende vlucht(en) de passagiers naar de eindbestemming zijn vervoerd. De passagiers stellen onder verwijzing naar productie 1 bij dagvaarding dat zij zijn omgeboekt naar vlucht AY1305 van Helsinki naar Amsterdam op 22 juli 2018.
5.3.
De vervoerder betwist dat de passagiers met vlucht AY1305 op 22 juli 2018 zijn vervoerd, en voert aan dat de passagiers zijn omgeboekt naar de vluchten AY1145 van Helsinki naar Warschau en aansluitend L0269 van Warschau naar Amsterdam op 21 juli 2018.
5.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. De passagiers hebben als productie 1 bij dagvaarding onder andere twee boardingpassen voor vlucht AY1305 op 22 juli 2018 overgelegd. Hieruit blijkt dat aan passagier sub 1 stoel 24A en aan passagier sub 2 stoel 24B is toegekend op die vlucht. Gelet op het voorgaande had het op de weg van de vervoerder gelegen om zijn stelling dat de passagiers niet met de AY1305 maar met de AY1145 en de LO269 zijn vervoerd met stukken te onderbouwen. Nu hij dit niet heeft gedaan, gaat de kantonrechter ervan uit dat de passagiers op 22 juli 2018 vanuit Helsinki met vlucht AY1305 naar Amsterdam zijn gevlogen.
5.5.
De passagiers hebben bij repliek gesteld dat vlucht AY1305 op 22 juli 2018 om 17:54 uur lokale tijd in Amsterdam is aangekomen. Dit is niet door de vervoerder betwist. Daarmee staat vast dat de passagiers met 24 uur en 8 minuten vertraging op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
5.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen, dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg van het begrip ‘dag’, zijnde een tijdsduur van 24 uur. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij 24 uur en 8 minuten later op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen. Het is onder deze omstandigheden aan de vervoerder om te stellen en te bewijzen dat er geen eerdere vluchten beschikbaar waren bij andere luchtvaartmaatschappijen. Dit heeft de vervoerder nagelaten. De conclusie is dat niet is gebleken dat de alternatief aangeboden vlucht een redelijke maatregel vormde. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief inclusief btw, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.381,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 21 juli 2018, en over € 181,50 vanaf 9 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter