ECLI:NL:RBNHO:2022:9434

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
9325058
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van passagiers tegen Singapore Airlines wegens annulering van vlucht en vergoeding van kosten

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff van EUClaim B.V., een vordering ingesteld tegen Singapore Airlines Ltd. naar aanleiding van de annulering van hun vlucht SQ119 van Kuala Lumpur naar Amsterdam op 28 en 29 maart 2020. De annulering werd op 23 maart 2020 aan de passagiers gemeld, waarna zij zelf een alternatieve vlucht boekten. De passagiers vorderden vergoeding van extra kosten die zij hadden gemaakt als gevolg van de annulering, waaronder kosten voor de vervangende vlucht en taxi's. De vervoerder, Singapore Airlines, betwistte de vordering en stelde dat de Europese Verordening inzake luchtreizen niet van toepassing was, omdat zij geen communautaire luchtvaartmaatschappij is. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij na de annulering zonder vertraging op hun eindbestemming hadden kunnen aankomen. De rechter concludeerde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de gemaakte kosten, omdat de passagiers niet voldoende contact met de vervoerder hadden opgenomen om alternatieve vluchtopties te bespreken. De vordering werd afgewezen en de proceskosten werden aan de passagiers opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9325058 \ CV EXPL 21-4540
Uitspraakdatum: 2 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser 1],pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2],
[eiser 2],allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUClaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Singapore Airlines Ltd.
gevestigd te Singapore, mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J. Croon

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 30 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld en op 14 juli 2021 nog een productie overgelegd. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 28 en 29 maart 2020 met vlucht SQ119 diende te vervoeren van Kuala Lumpur (Maleisië) naar Changhi Airport (Singapore) en vervolgens met vlucht SQ324 (hierna: de vlucht) van Changhi Airport naar Amsterdam Schiphol Airport.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. Dit is op 23 maart 2020 om 15:37u (Singapore tijd) aan de passagiers gemeld. De passagiers hebben vervolgens op 23 maart 2020 zelf een alternatieve vlucht geboekt.
2.3.
De passagiers hebben vergoeding van additionele kosten van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure te voeren namens hun minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2].

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.733,16, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 mei 2020, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 314,57 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat zij als gevolg van de annulering van de vlucht en het gebrek aan (redelijk) alternatief vervoer georganiseerd door de vervoerder, genoodzaakt waren om extra kosten te maken.
3.3.
Zij stellen dat de vervoerder op grond van artikel 5 en/of 6 juncto artikel 8 en/of 9 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) dan wel op grond van artikel 19 van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal) gehouden is de extra gemaakte kosten, bestaande uit de kosten voor de vervangende vlucht (€ 2.253,52) en de taxi van London Heathrow Airport naar London Gatwick Airport (€ 89,36), te vergoeden. Volgens de passagiers heeft de vervoerder voorafgaand aan de dagvaarding reeds een bedrag van € 609,72 aan restitutie voldaan, waardoor er een hoofdsom van € 1.733,16 resteert. Op 2 november 2021 – na het uitbrengen van de dagvaarding – heeft de vervoerder volgens de passagiers nog een bedrag van € 107,90 voldaan.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de Verordening niet van toepassing is. Ten aanzien van de subsidiaire grondslag voert de vervoerder aan dat niet aan de voorwaarden van artikel 19 van het Verdrag van Montreal is voldaan. Er is immers geen sprake van vertraging. Bovendien hebben de passagiers nog dezelfde dag van de annulering een alternatieve vlucht geboekt zonder eerst contact op te nemen met de vervoerder. De vervoerder heeft daardoor nooit de mogelijkheid gehad om een alternatieve vlucht te organiseren. Ten aanzien van de hoogte van de vordering stelt de vervoerder zich op het standpunt dat hij reeds een bedrag van € 781,62 heeft overgemaakt aan de reisagent van de passagiers (hierna: Supersaver) ten behoeve van de restitutie voor de niet-genoten terugvluchten, maar dat Supersaver kennelijk een gedeelte van deze restitutie heeft achtergehouden. Om deze reden heeft de vervoerder vervolgens onverplicht nog een bedrag van € 171,90 aan de gemachtigde van de passagiers voldaan. Ten slotte voert de vervoerder aan dat er sprake was van overmacht.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De primaire grondslag van de vordering is de Verordening. Artikel 3 van de Verordening bepaalt de werkingssfeer van de Verordening. In artikel 3 lid 1 sub b staat dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals in deze zaak Kuala Lumpur, naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam Schiphol Airport. Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b echter wel dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De vervoerder is echter geen communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De vervoerder is immers gevestigd in Singapore en dus niet in een lidstaat. De conclusie is dat de Verordening niet van toepassing is op de vlucht.
5.3.
De passagiers hebben hun vordering mede gebaseerd op artikel 19 van het Verdrag van Montreal. Dit artikel luidt: “De vervoerder is aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit vertraging in het luchtvervoer van passagiers, bagage of goederen. De vervoerder is echter niet aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit vertraging indien hij bewijst dat hij en zijn hulppersonen alle maatregelen hebben genomen die redelijkerwijs gevergd konden worden om de schade te vermijden, of dat het onmogelijk was dergelijke maatregelen te nemen”.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat aan de voorwaarden van artikel 19 van het Verdrag van Montreal niet is voldaan. Van vertraging is volgens de vervoerder in het onderhavige geen sprake is geweest. De vlucht is immers geannuleerd en de door de passagiers zelf geboekte vlucht is drie dagen eerder, namelijk op 25 maart 2020, vertrokken.
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de passagiers na de annulering van de vlucht alsnog zonder vertraging op de eindbestemming hadden kunnen aankomen. Het moet er om die reden voor gehouden worden dat de beslissing van de passagiers om een andere vlucht te boeken, is ontstaan uit ‘een vertraging in het luchtvervoer’. Artikel 19 van het Verdrag van Montreal is niet van toepassing in een situatie van ‘niet-vervoeren’ of gehele wanprestatie. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is. Het enkele feit dat de passagiers met de (zelf geboekte) vervangende vlucht eerder zijn aangekomen dan gepland, betekent dan ook niet dat er per definitie geen recht op vergoeding van de gemaakte kosten bestaat.
5.6.
Ten aanzien van de hoogte van de door de passagiers gevorderde kosten, wordt overwogen dat het onduidelijk is welke bedragen er nu reeds door de vervoerder zijn betaald. De kantonrechter zal hier echter verder aan voorbijgaan, omdat de vordering sowieso zal worden afgewezen. Daartoe wordt als volgt overwogen. Als onweersproken staat vast dat de vervoerder de passagiers bij e-mail van 23 maart 2020 om 07:38 uur UTC (productie 2 conclusie van antwoord) de mogelijkheid heeft geboden om een nieuwe vlucht te boeken door contact op te nemen met de vervoerder dan wel met hun reisagent. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat de passagiers blijkens de bij dagvaarding overgelegde “status van boeking” nog op dezelfde dag waarop de annulering is meegedeeld (23 maart 2020), een alternatieve vlucht hebben geboekt bij “Travelgenio” vanuit Kuala Lumpur via Londen naar Amsterdam. Ook dit hebben de passagiers niet betwist. Zij stellen zich op het standpunt dat de vervoerder geen concreet aanbod van redelijk alternatieve vluchten heeft aangeboden en dat dit wel mogelijk was, omdat het de passagiers zelf ook gelukt is om vervangend vervoer te boeken, nadat zij eerst geprobeerd hebben via de vervoerder vervangend vervoer te krijgen. Naar het oordeel van de kantonrechter is het gelet op het voorgaande niet aannemelijk dat de passagiers voorafgaand aan het maken van de boeking van de vervangende vlucht contact hebben geprobeerd op te nemen met de vervoerder. Dit blijkt ook nergens uit, terwijl de passagiers daarnaast ook niet hebben gesteld waarom het niet is gelukt om via de vervoerder vervangend vervoer te regelen. Overigens volgt uit de omstandigheid dat de passagiers een vervangende vlucht konden boeken die drie dagen eerder vertrok dan de oorspronkelijke vlucht, niet zonder meer dat de vervoeder de passagiers op eigen initiatief naar deze vlucht had moeten omboeken, in die zin dat dit een maatregel was die redelijkerwijs van de vervoerder gevergd kon worden. Zonder mededeling van de passagiers – waarvan niet is gebleken – hoefde de vervoerder immers niet te begrijpen dat de passagiers na de annulering van de vlucht hun verblijf in Maleisië eerder wensten te beëindigen. De vervoerder heeft in dit verband nog aangevoerd dat de passagiers al ruim voor de annulering van de vlucht bezig zijn geweest om een alternatieve vlucht vanuit Maleisië te vinden, hetgeen de passagiers evenmin hebben weersproken. Volgens de vervoerder bevestigt dit dat de passagiers geen contact met de vervoerder hebben opgenomen.
5.7.
Gelet op het voorgaande is voldoende komen vast te staan dat het voor de vervoerder in de gegeven omstandigheden onmogelijk was om de passagiers om te boeken naar een passende alternatieve vlucht, omdat de vervoerder hiertoe geen, althans onvoldoende gelegenheid heeft gekregen van de passagiers, terwijl de vervoerder op zijn beurt wel hulp heeft aangeboden. De passagiers hadden naar aanleiding van het annuleringsbericht op zijn minst contact moeten opnemen met de vervoerder en moeten aangeven dat zij in aanmerking wilden komen voor een alternatieve vlucht. Dit geldt eens te meer omdat de annulering een aantal dagen voor de vlucht al bekend werd gemaakt, zodat ervan moet worden uitgegaan dat de passagiers daartoe ook nog de gelegenheid hadden. In elk geval is gesteld noch gebleken dat zij hiervoor geen gelegenheid hadden. Hieruit volgt dat het voor de vervoerder buiten zijn schuld niet mogelijk was om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs gevergd konden worden om de schade te vermijden, zoals bedoeld in de tweede volzin van artikel 19 van het Verdrag van Montreal. De conclusie is dat het verweer van de vervoerder slaagt en dat de vordering wordt afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.
5.9.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, en tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt,
te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter