ECLI:NL:RBNHO:2022:9335
Rechtbank Noord-Holland
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over achterstallige huur en onredelijk boetebeding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 26 oktober 2022, gaat het om een huurgeschil tussen een eisende partij en twee gedaagde partijen. De eisende partij vorderde een bedrag van € 1.450,00 aan achterstallige huur over september 2021, alsook een boete die kan oplopen tot meer dan 2,5 keer de maandhuur. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 6 juli 2022 de eisende partij de gelegenheid gegeven om haar vordering nader toe te lichten, wat zij deed in een akte van 3 augustus 2022.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gevorderde boete van 40% van de maandhuur onredelijk bezwarend is en niet in verhouding staat tot de door de eisende partij geleden schade. Het boetebeding werd als oneerlijk aangemerkt, waardoor het buiten toepassing werd verklaard. De eisende partij had ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, maar deze vordering werd afgewezen omdat niet was aangetoond wanneer de aanmaning was verzonden.
De kantonrechter heeft de gedaagde partijen grotendeels in het ongelijk gesteld en hen veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten. De wettelijke rente over het toewijsbare bedrag werd toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I. de Greef in aanwezigheid van de griffier.