ECLI:NL:RBNHO:2022:9265

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
9722801
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schilderwerkzaamheden en geschil over fixed price in verbintenissenrecht

In deze zaak heeft Consilium Total Care B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van een openstaand bedrag van € 3.193,68, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op werkzaamheden die Consilium heeft verricht aan de woning van [gedaagde], waaronder schilderwerk, loodvervanging en houtrotreparatie. Consilium stelt dat er een fixed price is afgesproken, terwijl [gedaagde] dit betwist en aanvoert dat hij al een deel van de factuur heeft betaald. De kantonrechter heeft op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de vordering van Consilium is afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een fixed price, omdat de offerte verschillende onderdelen apart benoemde. Ook heeft de rechter geoordeeld dat Consilium niet heeft aangetoond dat alle werkzaamheden zijn uitgevoerd zoals gefactureerd. De proceskosten zijn toegewezen aan [gedaagde], omdat Consilium ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9722801 \ CV EXPL 22-1260
Uitspraakdatum: 26 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Consilium Total Care B.V.
gevestigd te Rutten
eiseres
verder te noemen: Consilium
gemachtigde: mr. P.J. de Booij
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: E.A.J. Dekkers

1.Het procesverloop

1.1.
Consilium heeft bij dagvaarding van 14 februari 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 29 september 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Op 25 juni 2021 heeft Consilium aan [gedaagde] een offerte gestuurd voor het uitvoeren van verschillende werkzaamheden aan de woning van [gedaagde]. Op de offerte staat het volgende:
2.2.
In juli 2021 heeft [gedaagde] de offerte geaccordeerd, waarna Consilium in augustus 2021 met de werkzaamheden is begonnen.
2.3.
Op 10 oktober 2021 heeft Consilium aan [gedaagde] een factuur gestuurd van € 1.792,30 inclusief btw voor houtrotreparatie werkzaamheden. Bij de factuur zit een specificatie gevoegd.
2.4.
Op 12 oktober 2021 heeft Consilium [gedaagde] een totaalfactuur gestuurd voor de werkzaamheden voor een bedrag van € 10.496,73. Op de factuur staat het volgende:
Betreft: Schilderwerkzaamheden / loodherstel incl. houtrotherstel (meerwerk)Werkzaamheden BTW TotaalbedragBuitenschilderwerk 9 % € 6.275,00
Loodvervanging dakkapellen voor-en achtergevel 21 % € 480,00
Bereikbaarheidskosten 21 % € 750,00
Houtrotherstel conform OB 10-10 21 % € 1.792,30
2.5.
Per e-mail d.d. 12 oktober 2021 heeft [gedaagde] aan Consilium geschreven dat de factuur niet klopt en dat er diverse werkzaamheden/kosten niet goed zijn opgenomen waaronder het schilderwerk, de steiger en de kosten voor houtrot. Per e-mail d.d. 12 november 2021 heeft Consilium hierop gereageerd en onder meer geschreven:
ik snap je reacties echter heb je opdracht gegeven voor een fixed prijs en of wij er nou een week over doen of een maand dat is niet van belang het gaat per slot van rekening gaat het om de kwaliteit en de garantie. Je reactie over het gebruik van wel of niet een steiger is niet van toepassing ook daarvoor geld dat het deel uitmaakte van de Fixed prijs.
2.6.
Tussen (de gemachtigden van) partijen is hierna nog veelvuldig gecorrespondeerd over de situatie.
2.7.
Op 3 januari 2022 heeft [gedaagde] een bedrag van € 7.303,05 betaald aan Consilium.

3.De vordering

3.1.
Consilium vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 3.193,68 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 30 november 2021 met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten inclusief na-en betekeningskosten vermeerderd met de wettelijke rente na 14 dagen.
3.2.
Consilium legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Consilium werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde]. Deze werkzaamheden bestonden uit schilderwerk, loodvervanging en aanvullend op basis van verrekeneenheden het herstel van houtrot aan de voor- en achtergevel van de woning. Tussen partijen is een fixed prijs afgesproken zodat er geen sprake kan zijn van meer- of minderwerk en de houtrotwerkzaamheden zijn gebaseerd op redelijke prijzen. Consilium heeft [gedaagde] een factuur gestuurd voor zijn werkzaamheden maar deze heeft [gedaagde] niet volledig betaald. Het nog openstaande bedrag vordert Consilium nu van [gedaagde]. Inmiddels is [gedaagde] ook de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat hij inmiddels het deel van de factuur heeft betaald dat hij verschuldigd is. Het overige deel, dat Consilium nu nog van hem vordert, is [gedaagde] niet verschuldigd. Hoewel het afbranden van het hout is opgenomen in de offerte heeft Consilium dit werk niet uitgevoerd zodat [gedaagde] het bedrag hiervoor van
€ 625,00 inclusief btw niet hoeft te betalen. Verder heeft Consilium een bedrag van € 750,00 gefactureerd voor een steiger maar deze steiger heeft Consilium helemaal niet gebruikt zodat Consilium dit bedrag niet kon doorbelasten aan [gedaagde]. Omdat Consilium wel gebruik gemaakt heeft van een halve rolsteiger en lange ladder, waarvan de kosten ongeveer € 110,00 bedragen, is [gedaagde] alleen dit bedrag verschuldigd. Ten aanzien van het bedrag van € 1.792,30 voor de houtrot-werkzaamheden voert [gedaagde] aan dat partijen daar geen (prijs)afspraken over hebben gemaakt zodat Consilium voor de werkzaamheden toestemming van [gedaagde] had moeten vragen en achteraf slechts een redelijke prijs voor de werkzaamheden kan vragen. [gedaagde] betwist daarnaast dat alle werkzaamheden die Consilium noemt, zijn uitgevoerd. [gedaagde] heeft slechts akkoord gegeven voor werkzaamheden aan: de onderdorpel van de erker, de onderdorpel van de eerste verdieping en een plankje bovenop de dakkapel aan de voorzijde. Alleen deze werkzaamheden heeft Consilium uitgevoerd. Een redelijke prijs voor deze werkzaamheden is een bedrag van € 453,75 welk bedrag [gedaagde] reeds aan Consilium heeft voldaan. Omdat [gedaagde] alle door hem verschuldigde bedragen reeds aan Consilium heeft voldaan, dient de vordering van Consilium worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat Consilium werkzaamheden aan de woning van [gedaagde] heeft verricht. Dat heeft [gedaagde] ook niet betwist. [gedaagde] heeft wel betwist dat Consilium alle op de door Consilium gestuurde factuur genoemde werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat er tussen partijen een fixed price is afgesproken. Het geschil spitst zich toe op de werkzaamheden ten aanzien van het afbranden van het hout en de houtrotreparatie. Daarnaast zijn partijen het niet eens of Consilium de kosten voor de steiger (volledig) in rekening mocht brengen bij [gedaagde].
5.2.
Ten aanzien van het afbranden van het hout heeft [gedaagde] aangevoerd dat Consilium deze werkzaamheden niet heeft uitgevoerd zodat hij hiervoor ook niet hoeft te betalen. Consilium heeft daartegenin gebracht dat, omdat partijen een fixed price hebben afgesproken het niet uitmaakt of Consilium het afbranden wel of niet heeft uitgevoerd. Als Consilium het werk kan doen zonder afbranden maar dezelfde kwaliteit van het werk heeft aangeboden, mag hij aanspraak maken op de aanneemsom. De kantonrechter volgt deze stelling niet. Uit de offerte blijkt niet dat er sprake is van een fixed price; de verschillende onderdelen zijn juist apart benoemd en apart geoffreerd terwijl bij een fixed price één totaalbedrag wordt genoemd voor alle werkzaamheden, materialen en arbeidsuren. Na de betwisting van [gedaagde] dat er sprake is van een fixed price heeft Consilium deze stelling ook niet nader onderbouwd. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat er geen fixed price is afgesproken tussen partijen. Consilium heeft verder erkend de werkzaamheden van het afbranden van het hout niet te hebben uitgevoerd zodat [gedaagde] dat deel van (de niet uitgevoerde) werkzaamheden niet hoeft betalen.
5.3.
Hetzelfde geldt voor de steiger. Voor de steiger is een bedrag van € 750,00 geoffreerd en bij [gedaagde] in rekening gebracht. Consilium heeft gesteld dat, omdat partijen een fixed price hebben afgesproken, de steiger niet als minderwerk kan worden gezien. Nu niet is komen vast te staan dat tussen partijen sprake was van een fixed price, gaat het erom wat partijen hebben afgesproken. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat partijen mondeling hebben afgesproken om een meerlaagse bouwsteiger te gebruiken maar dat Consilium uiteindelijk een kleine steiger en een ladder heeft gebruikt. [gedaagde] heeft zijn stelling onderbouwd met foto’s van de steiger die voor zijn woning stond en kostenberekeningen van zo’n zelfde steiger als Consilium heeft gebruikt. Consilium heeft dit niet betwist. Omdat Consilium geen gebruik gemaakt heeft van een meerlaagse bouwsteiger en [gedaagde] voldoende heeft onderbouwd waarom het bedrag van € 110,00 voor de gebruikte steiger redelijk is, volgt de kantonrechter dit standpunt van [gedaagde] en zal het door Consilium gevorderde bedrag ten aanzien van de steiger worden afgewezen.
5.4.
Ten aanzien van de werkzaamheden aan het houtrot is geen offerte of factuur overgelegd zodat niet is vast komen te staan wat partijen voor (prijs)afspraken hebben gemaakt. [gedaagde] heeft wel erkend dat hij akkoord heeft gegeven om houtrotwerkzaamheden te verrichten aan de onderdorpel van de erker en de 1e verdieping en een plankje bovenop de dakkapel aan de voorzijde maar niet voor alle werkzaamheden zoals Consilium die in haar factuur heeft opgesomd en ook niet voor de prijs die Consilium daarvoor heeft gerekend. Consilium heeft, na de betwisting hiervan door [gedaagde], niet nader onderbouwd dat zij meer werkzaamheden dan de werkzaamheden die [gedaagde] heeft genoemd, heeft uitgevoerd. Ook heeft zij niet nader onderbouwd waarom de prijzen die Consilium heeft gerekend, redelijk zouden zijn. Gelet hierop wijst de kantonrechter de vordering van Consilium ten aanzien van de houtrotwerkzaamheden af.
5.5.
Ter zitting heeft Consilium nog bewijs aangeboden in de vorm van foto’s van de (volgens Consilium) uitgevoerde werkzaamheden maar de kantonrechter zal dit bewijsaanbod passeren. Het bewijsaanbod is pas voor de eerste keer ter zitting gedaan, hetgeen tardief is, zeker gelet op het feit dat de gemachtigde van [gedaagde] in de e-mail d.d. 1 december 2021 aan Consilium de werkzaamheden reeds had betwist. Dat de e-mail Consilium niet zou hebben bereikt, komt voor risico van Consilium omdat [gedaagde] de e-mail naar het in het KvK opgenomen e-mailadres van Consilium heeft verstuurd.
5.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Consilium zal afwijzen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Consilium, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Consilium tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde].
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter