ECLI:NL:RBNHO:2022:9264

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
10062290
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering tot verhuisvergoeding in kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang en ontbinding van huurovereenkomst

In deze zaak heeft eiser Ronald Jan Ymere gedagvaard in kort geding, waarbij hij een verhuisvergoeding vorderde van € 6.505,00. Eiser stelt dat hij recht heeft op deze vergoeding omdat hij moet verhuizen vanwege renovatiewerkzaamheden in de door hem gehuurde woning. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 september 2022, na de dagvaarding op 19 september 2022. Eiser heeft sinds juni 2022 niet meer in de woning gewoond en heeft de huur niet betaald. Ymere betwist de vordering en stelt dat er geen huurovereenkomst meer bestaat, aangezien deze in 2017 is ontbonden en de ontruiming is aangezegd. De kantonrechter oordeelt dat eiser geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, omdat hij familie heeft die hem kan helpen met verhuizen. Bovendien is het onduidelijk of er nog een huurovereenkomst bestaat, wat essentieel is voor de toewijsbaarheid van de verhuisvergoeding. De kantonrechter wijst de vordering af en legt de proceskosten op aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10062290 \ VV EXPL 22-110
Uitspraakdatum: 14 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
Ronald Jan [eiser]
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A.T. Leigh
tegen
de stichting
Stichting Ymere
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
verder te noemen: Ymere
gemachtigde: mr. M. Stokvis

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft Ymere op 19 september 2022 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 september 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, Ymere mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Ymere bij e-mail d.d. 28 september 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurt sinds 2017 de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning) van Ymere.
2.2.
Bij vonnis van 27 september 2017 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland de ontbinding van de huurovereenkomst uitgesproken en de door Ymere gevorderde ontruiming van de woning toegewezen, waarbij [eiser] ook is veroordeeld tot betaling van (onder andere) de op dat moment openstaande huurachterstand.
2.3.
Op 20 maart 2018 is de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) op [eiser] van toepassing verklaard. Als gevolg daarvan is de tenuitvoerlegging van het vonnis van 27 september 2017 opgeschort voor de duur van de schuldsaneringsregeling en is de huurovereenkomst voor de duur van de schuldsaneringsregeling verlengd.
2.4.
In de woning hebben zich sinds juni 2019 lekkages voorgedaan, waarover [eiser] bij Ymere heeft geklaagd. Door de lekkages is er schimmelvorming in en schade aan de woning ontstaan. De lekkages zijn inmiddels verholpen.
2.5.
Per e-mail d.d. 22 juli 2021 heeft Ymere aan de gemachtigde van [eiser] geschreven dat zij op basis van de door hem gestuurde foto’s van de schade en schimmelplekken in de woning van [eiser] een opdracht gaat aanmaken voor firma Dolmans om de schimmel te bestrijden en de plafonds te herstellen. Tot op heden is dit echter nog niet gebeurd.
2.6.
Op 30 juni 2022 is de schuldsanering van [eiser] geëindigd zonder uitdeling en zonder schone lei.
2.7.
Sinds ongeveer vier maanden voorafgaand aan de zitting van 30 september 2022 woont [eiser] niet meer in de woning en betaalt hij om die reden de huur ook niet meer.
2.8.
Op 27 september 2022 heeft Ymere het vonnis van 27 september 2017 opnieuw aan [eiser] betekend met het bevel aan [eiser] om de woning binnen drie dagen na betekening te ontruimen en te verlaten, bij gebreke waarvan ontruiming is aangezegd tegen 8 november 2022.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening Ymere veroordeelt tot betaling van € 6.505,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2022 met veroordeling van Ymere in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er door de werkzaamheden die Ymere gaat uitvoeren in de woning sprake is van renovatie in de zin van artikel 7:220 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Omdat het gaat om werkzaamheden die gepaard gaat met een grote hoeveelheid bouwpuin door het slopen van vier wanden en mogelijk van het gipswerk van de plafonds, terwijl [eiser] ernstige longproblemen heeft, is noodzakelijk dat hij gedurende de werkzaamheden verhuist. Gelet hierop heeft [eiser] recht op een verhuisvergoeding.
3.3.
Er is sprake van een spoedeisend belang omdat Ymere spoedig wil starten met de werkzaamheden, waardoor [eiser] moet verhuizen. [eiser] kan echter de verhuiskosten niet zelfstandig dragen.

4.Het verweer

4.1.
Ymere betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat er primair geen huurovereenkomst geldt tussen partijen. Bij vonnis van 27 september 2017 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: het vonnis) is de huurovereenkomst tussen Ymere en [eiser] met betrekking tot de woning vanwege een huurachterstand ontbonden en is [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning en tot betaling van de huurachterstand, rente en de proceskosten. Het vonnis is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan en het vonnis heeft gezag van gewijsde. Omdat op 20 maart 2018 de WNSP op [eiser] van toepassing is verklaard, is de tenuitvoerlegging van het vonnis opgeschort en de huurovereenkomst verlengd voor de duur van de schuldsaneringsregeling. Op 20 juni 2022 is de schuldsanering geëindigd zonder uitdeling en zonder schone lei, welke uitspraak op 30 juni 2022 onherroepelijk is geworden, zodat de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis en de verlening van de huurovereenkomst is geëindigd. Omdat er tussen partijen geen huurovereenkomst geldt, is de vordering van [eiser] niet toewijsbaar. Subsidiair voert Ymere aan dat er geen sprake is van renovatie maar van herstelwerkzaamheden na een lekkage. Ook de noodzakelijkheid van de verhuizing wordt door Ymere betwist. Tot slot betwist Ymere dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. [eiser] woont inmiddels niet meer in de woning en heeft aangegeven dat zijn schoonzoon hem kan verhuizen.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Hiervan is sprake indien een onverwijlde voorziening is geboden en de afloop van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Het ligt op de weg van [eiser] om te stellen en te onderbouwen dat hij een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen die hij instelt.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
[eiser] vordert betaling van een geldsom. In kort geding is een dergelijke vordering slechts toewijsbaar als het bestaan en de omvang van de vordering in voldoende mate aannemelijk zijn, terwijl uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat.
5.4.
[eiser] heeft gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering omdat Ymere spoedig wil starten met de werkzaamheden maar dat hij de verhuiskosten niet zelfstandig kan dragen. Ymere heeft de spoedeisendheid betwist.
5.5.
Ter zitting heeft [eiser] aangegeven dat hij inmiddels al vier maanden niet meer in de woning woont en dat zijn schoonzoon een vrachtwagen en een loods heeft, zodat de spullen snel uit de woning kunnen worden gehaald en kunnen worden opgeslagen. Verder heeft hij aangegeven dat hij niet begrijpt waarom de firma Dolmans, die Ymere voor hem wilde inschakelen om hem te verhuizen, daar aan zou moeten verdienen, terwijl zijn schoonzoon het gratis zou moeten doen. Daarom is hij van mening dat hij recht heeft op een verhuisvergoeding.
5.6.
Gelet op het feit dat [eiser] zelf aangeeft dat hij familie heeft die hem kan helpen bij de verhuizing, is er naar het oordeel van de Voorzieningenrechter geen spoedeisend belang bij zijn vordering tot betaling van zijn verhuiskosten. Gesteld noch gebleken is waarom de schoonzoon van [eiser] hem niet zou kunnen verhuizen en op een later moment een vergoeding van zijn gemaakte kosten zou kunnen vragen. Dat een professioneel verhuisbedrijf daartoe niet zou willen overgaan, zou nog te begrijpen zijn, maar bij een familielid is dat zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet aannemelijk. Alleen al om die reden is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] niet (voldoende) heeft onderbouwd waarom er dan nog uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Dit geldt temeer nu [eiser] heeft aangegeven al vier maanden niet meer in de woning te wonen.
5.7.
Gelet op het bovenstaande heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter geen spoedeisend belang bij zijn vordering. Daarbij komt nog dat, los van het antwoord op de vraag of er wel sprake is van renovatie en zo ja, of een verhuizing wel noodzakelijk is, het ook nog maar de vraag is of er op dit moment sprake is van een huurovereenkomst tussen partijen, omdat de huurovereenkomst in het vonnis van 27 september 2017 is ontbonden en de ontruiming van de woning op basis van dat vonnis inmiddels is aangezegd. Daarnaast heeft [eiser] ter zitting zelf verklaard dat hij al vier maanden geen huur meer heeft betaald, zodat er opnieuw een (ruime) huurachterstand is ontstaan, waarbij het de vraag is of [eiser] terecht is gestopt met het betalen van de huur. De gemachtigde van [eiser] heeft weliswaar aangegeven dat zij tegen de ontruiming zullen opkomen, maar gelet op het feit dat het vonnis van 27 september 2017 er wel ligt, terwijl [eiser] ook een nieuwe huurachterstand van in elk geval vier maanden heeft laten ontstaan, kan niet worden uitgesloten dat een (bodem)rechter die hierover moet oordelen tot de conclusie komt dat Ymere terecht de ontruiming heeft aangezegd en dat de huurovereenkomst inderdaad is ontbonden dan wel dat die rechter de huurovereenkomst alsnog ontbindt. Zonder huurovereenkomst kan [eiser] sowieso geen aanspraak maken op een verhuisvergoeding, zodat het op dit moment niet in voldoende mate waarschijnlijk is dat de vordering tot betaling van de verhuisvergoeding in een nog te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Ook om die reden kan de vordering van [eiser] niet worden toegewezen in dit kort geding.
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Ymere worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van Ymere.
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter