ECLI:NL:RBNHO:2022:9262

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
9665812 \ WM VERZ 22-48
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens overtreding van geslotenverklaring en verzoek om matiging van boetes

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. Betrokkene heeft meerdere boetes ontvangen voor overtredingen van dezelfde geslotenverklaring en heeft beroep ingesteld met het verzoek om matiging van de boetes. De zitting vond plaats op 26 april 2022, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig waren. De gemachtigde heeft betoogd dat het totale bedrag aan boetes niet in verhouding staat tot de overtredingen en heeft verzocht om matiging. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft aangegeven dat hij kan leven met een matiging tot de helft van het bedrag, gezien het totale aantal boetes.

De kantonrechter heeft overwogen dat het beroep op matiging alleen kan slagen bij bijzondere omstandigheden, maar heeft geoordeeld dat betrokkene niet voldoende heeft aangetoond dat dergelijke omstandigheden zich voordoen. De kantonrechter heeft echter de suggestie van de officier van justitie gevolgd en de boete gematigd tot € 70,00. De uitspraak is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de officier van justitie is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, vastgesteld op € 1.138,50. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9665812 \ WM VERZ 22-48
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 6 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. J. Houweling, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene en de gemachtigde van betrokkene zijn ook verschenen.
De gemachtigde van betrokkene heeft op de zitting, kort samengevat, toegelicht dat betrokkene meerdere boetes heeft ontvangen voor overtreding van dezelfde geslotenverklaring en dat het totale bedrag aan boetes in geen enkele verhouding staat tot de gepleegde overtreding. Betrokkene doet daarom een beroep op matiging. Betrokkene zou het redelijk vinden als de eerste drie tot vier boetes in stand worden gelaten en de overige boetes worden vernietigd.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht het beroep daarom ongegrond te verklaren. Vanwege de hoeveelheid boetes heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie nog opgemerkt dat de officier van justitie ermee kan leven als de boetes worden gematigd tot de helft van het bedrag.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met gesloten verklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen.
Betrokkene is het niet eens met de boete. Betrokkene stelt dat de bebording onduidelijk is. Ook heeft betrokkene een beroep op matiging gedaan, zoals op de zitting is toegelicht.
De kantonrechter volgt betrokkene niet in het standpunt dat de bebording ter plaatse onduidelijk is. Uit de overgelegde stukken blijkt voldoende dat de bebording aanwezig is en zichtbaar voor een gemiddelde verkeersdeelnemer. De borden worden ook herhaald. Dat betrokkene de borden heeft gemist, komt voor rekening en risico van betrokkene zelf.
Iedere keer dat betrokkene de geslotenverklaring heeft overtreden, levert een aparte gedraging op waarvoor een boete kan worden opgelegd. Die overtreding hebben immers plaatsgevonden op verschillende data en tijdstippen.
Het beroep van betrokkene op matiging kan in beginsel alleen slagen als sprake is van bijzondere omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden of van bijzondere omstandigheden waarin betrokkene verkeert (zie de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 januari 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL: RBNHO:2022:550). Betrokkene heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zich zulke omstandigheden voordoen. Dat betrokkene de borden over het hoofd heeft gezien en meerdere boetes heeft gehad voor overtreding van dezelfde geslotenverklaring, is geen bijzondere omstandigheid. Er is ook niet gebleken dat betrokkene in zodanig bijzondere omstandigheden verkeert dat dit matiging kan rechtvaardigen.
Echter, de vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting, daarnaar gevraagd, verklaard dat de officier van justitie er vanwege het totale bedrag aan boetes mee kan leven als in dit specifieke geval die boetes worden gematigd tot de helft van het bedrag.
De kantonrechter ziet aanleiding om de officier van justitie daarin te volgen en deze boete (en de overige boetes) daarom te matigen tot de helft van het bedrag, te weten tot € 70,00.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.
De door de gemachtigde verzochte proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk krijgt. Daarbij is rekening gehouden met twee proceshandelingen (het beroepschrift bij de kantonrechter en de zitting bij de kantonrechter), een waarde per punt van € 759,00 en een waardering van het gewicht van de zaak op ‘licht’, met bijbehorende wegingsfactor 0,50.
De gemachtigde van betrokkene is ter zitting verschenen in 20 zaken, die door de kantonrechter als samenhangende zaken worden beschouwd. Deze zaak is immers gelijktijdig met de zaken met het hierna volgende kenmerk behandeld, waarin rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn: 9738601 WM 22-163, 9738608 WM 22-164, 9738633 WM 22-165, 9738635 WM 22-166, 9738638 WM 22-167, 9738649 WM 22-168, 9738652 WM 22-170, 9738656 WM 22-171, 9738663 WM 22-172, 9738673 WM 22-174, 9738680 WM 22-175, 9738698 WM 22-177, 9738714 WM 22-180, 9738717 WM 22-181, 9738725 WM 22-183, 9738729 WM 22-184, 9738733 WM 22-185, 9665806 WM 22-47 en 9817472 WM 22-472. Deze zaken worden op grond artikel 3 lid 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht beschouwd als één zaak. Dat betekent dat de wegingsfactor voor samenhangende zaken wordt toegepast, in dit geval 1,5. De hoogte van de vergoeding zal gelet op het aantal door de gemachtigde van betrokkene verrichte proceshandelingen en met toepassing van wegingsfactor 0,5 worden vastgesteld op € 1.138,50 (2 x € 759,00 x 0.5 x 1.5) voor de 20 genoemde zaken samen.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 70,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.138,50 en wijst de Staat aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat dit bedrag aan proceskosten aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: