In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het parkeren op een parkeerplaats die bestemd was voor elektrische voertuigen, terwijl het voertuig van betrokkene niet tot de aangegeven categorie behoorde. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting vond plaats op 19 april 2022, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., niet. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verklaring van de verbalisant, die had geconstateerd dat het voertuig van betrokkene ongeveer 10 minuten geparkeerd stond op een parkeerplaats voor elektrische voertuigen.
Betrokkene voerde aan dat hij slechts gebruik had gemaakt van de parkeerplaats om zijn auto te keren, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, omdat de verbalisant geen bestuurder had aangetroffen. De boete was terecht opgelegd aan de kentekenhouder, en het beroep werd ongegrond verklaard. De kantonrechter wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het beroep ongegrond werd verklaard.