ECLI:NL:RBNHO:2022:9254

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/331723 HA RK 22/146
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in een bewindszaak

In deze zaak heeft verzoeker, die onder bewind staat vanwege problematische schulden, de rechter in een bewindszaak gewraakt. Het verzoek tot wraking is ingediend op 8 september 2022, kort na een zitting op 7 september 2022, waar de bewindvoerder een verzoek deed om de grondslag van het bewind te wijzigen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking op 26 september 2022 behandeld. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat deze opmerkingen had gemaakt over de late indiening van documenten en de bewindvoerder meer ruimte gaf om haar standpunt toe te lichten dan verzoeker. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat er geen grond was voor wraking en dat zij het verzoek van de bewindvoerder op de zitting correct had behandeld. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat er geen sprake was van vooringenomenheid of schijn van partijdigheid. Het verzoek tot wraking is afgewezen, en de rechtbank heeft bevolen dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer:C/15/331723 HA RK 22/146
proces-verbaal van de mondelinge behandeling en beslissing van 26 september 2022
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te Medemblik,
hierna: verzoeker of [verzoeker],
gemachtigde drs. J.A. Bajema LLB.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. J.A.C.R.W. Verloren van Themaat-van der Hoeven,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft via zijn gemachtigde op 8 september 2022 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling Kanton & Bewind aanhangige zaak met als zaaknummer 9919648 BM VERZ 22-1486, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. De bewindvoerder van verzoeker heeft eveneens schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 26 september 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voorts is de rechter verschenen. Allen hebben het woord gevoerd. De bewindvoerder van verzoeker is met afbericht niet verschenen.
Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft verzoeker nog schriftelijk gereageerd op de reactie van de rechter en de bewindvoerder.

2.De uitgangspunten

2.1.
Verzoeker staat vanwege “problematische schulden” onder bewind.
2.2.
De hoofdzaak betreft het verzoek van de bewindvoerder om de grondslag van het ingestelde bewind “problematische schulden” te wijzigen in “lichamelijke en geestelijke toestand”. Dit verzoek is door de rechter behandeld op de openbare terechtzitting van 7 september 2022.
2.3.
Verzoeker heeft de dag na de mondelinge behandeling het wrakingsverzoek ingediend.

3.Het standpunt van verzoeker en van de rechter

3.1.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – het volgende aangevoerd. Direct na binnenkomst in de zittingszaal heeft de rechter opmerkingen gemaakt over het late tijdstip van de aanvraag om een zaal met een ringleiding en de late indiening van het verweerschrift.
Vervolgens kreeg de bewindvoerder uitgebreid de gelegenheid haar standpunt toe te lichten, terwijl de (de gemachtigde van) verzoeker niet in de gelegenheid werd gesteld om verweer te voeren tegen het verzoek van de bewindvoerder, anders dan het geven van een reactie op wat de bewindvoerder ter zitting had gezegd. De gemachtigde van verzoeker mocht het ingediende verweerschrift niet toelichten. In dit verweerschrift stond – samengevat – (i) dat sprake is van een belangenverstrengeling bij de bewindvoerder, en (ii) dat het bewind over het vermogen van verzoeker met spoed moet worden opgeheven.
Ook andere belangrijke onderwerpen, zoals de gebrekkige communicatie van en samenwerking met de bewindvoerder bleven op de zitting onbesproken, althans de gemachtigde van verzoeker werd afgekapt toen zij daarover begon.
Daarentegen heeft de bewindvoerder wel alle ruimte gekregen om te reageren op het verweer en om haar standpunt dat het bewind zou moeten voortduren toe te lichten.
De rechter heeft voorts aan de gemachtigde van verzoeker gevraagd of zij “persoonlijk boos” was, wat de gemachtigde als diskwalificerend heeft ervaren.
De rechter en de bewindvoerder hadden de zaak al op voorhand door middel van een “een- tweetje” beklonken. Dit alles aldus verzoeker.
3.2.
De rechter heeft zich in haar schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat er geen grond is die meebrengt dat zij zou moeten worden gewraakt. Ter onderbouwing heeft zij een beschrijving gegeven van het verloop van de op 7 september 2022 gehouden zitting.

4.De beoordeling

4.1
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen, omdat daar geen grond voor is. Hierbij neemt de wrakingskamer tot uitgangspunt dat wraking van een rechter slechts aan de orde is indien, kort samengevat, de rechter (i) jegens een partij een vooringenomenheid koestert of (ii) wanneer de schijn van partijdigheid gewekt is. In deze zaak is van beide gevallen geen sprake.
4.2
Het onderwerp van de mondelinge behandeling van 7 september 2022 was het verzoek van de bewindvoerder om de grondslag van het ingestelde bewind te wijzigen. Dit heeft de rechter aan het begin ook meegedeeld. De zitting ging daarmee niet over het volgens verzoeker aanwezige tegenstrijdig belang bij de bewindvoerder of de eventuele opheffing van het bewind vanwege de problemen in de samenwerking en de communicatie met de bewindvoerder. Dat de rechter op de zitting van 7 september 2022 hierop niet is ingegaan, kan daarom niet tot wraking van de rechter leiden.
4.3
Het dossier waar de rechter op de zitting over beschikte, bestond uit het verzoek van de bewindvoerder en het namens [verzoeker] daartegen ingediende verweerschrift, dat de avond vóór de zitting was binnengekomen.
Uit de door de rechter gegeven toelichting blijkt dat, ondanks de late indiening van het verweerschrift, zowel de rechter als de bewindvoerder kennis hebben kunnen nemen van de inhoud daarvan. Dat de rechter op de mondelinge behandeling geen behoefte had aan een nadere toelichting op dit verweerschrift, maar de gemachtigde van de verzoeker vroeg te reageren op wat de bewindvoerder ter zitting nog naar voren had gebracht, is daarom begrijpelijk en levert geen grond voor wraking op. Overigens heeft de rechter toegelicht dat naar haar oordeel “de neuzen allemaal dezelfde kant op stonden” ten aanzien van een alternatief voor bewind en dat ze daarom geen behoefte had om aanvullende vragen te stellen. De gemachtigde van verzoeker heeft daartegen ingebracht dat de rechter de bewindvoerder verkeerd had begrepen. Of dat zo is, laat de wrakingskamer in het midden. Dat zal mogelijk uit de beslissing in de hoofdzaak blijken.
4.4
Uit de door alle betrokkenen ten overstaan van de wrakingskamer gegeven toelichting is voorts gebleken dat zowel de bewindvoerder als verzoeker en diens gemachtigde zich op de zitting van 7 september 2022 hebben mogen uitlaten over het door de bewindvoerder ingediende verzoek. Iedereen is daarover aan het woord gekomen.
Nadat de rechter alle volgens haar benodigde informatie had gekregen, heeft zij de behandeling afgerond en gesloten om zich te beraden over haar te nemen beslissing.
4.5
Anders dan de gemachtigde van verzoeker heeft aangevoerd, is de wrakingskamer niet gebleken dat de rechter en de bewindvoerder door middel van een “een-tweetje” de zaak op voorhand hebben beklonken. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de wijze waarop de rechter (de gemachtigde van) verzoeker tijdens de zitting heeft bejegend.
4.6
Uit de hiervoor beschreven gang van zaken volgt niet dat de rechter vooringenomen is of de schijn van partijdigheid zou hebben gewekt.
4.7
Het verzoek tot wraking wordt daarom afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
5.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de bewindvoerder een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. S.I.A.C. Angenent- Bakker en mr. N. Boots, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2022.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.