ECLI:NL:RBNHO:2022:9201

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/331863 / JU RK 22-1393
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleeggezin na constatering van letsel

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 september 2022 uitspraak gedaan over een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot machtiging voor uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI opgevat als een verzoek tot uithuisplaatsing onder een andere categorie, aangezien er eerder een machtiging was verleend voor een gezinsopname of plaatsing in een moeder-kindhuis. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nieuwe medische informatie beschikbaar is gekomen en dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds de eerdere beschikking. De minderjarige vertoonde onverklaarbaar letsel, wat aanleiding gaf tot de uithuisplaatsing in een pleeggezin. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het letsel veel waarschijnlijker is veroorzaakt door toedoen van derden dan door accidentele oorzaken. Dit maakt een thuisplaatsing op dit moment niet verantwoord. De kinderrechter heeft de GI de opdracht gegeven om een omgangsregeling tussen de minderjarige en haar ouders te faciliteren, waarbij de veiligheid van de minderjarige voorop staat. De kinderrechter heeft de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling tot 17 november 2022 verleend, met de mogelijkheid tot herbeoordeling op basis van de uitkomsten van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
Zaakgegevens : C/15/331863 / JU RK 22-1393
datum uitspraak: 27 september 2022

beschikking machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,

hierna te noemen de GI,
gevestigd te Alkmaar,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. R.A. Remport Urban, kantoorhoudende te Linne,

[de vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. L.M. van den Dungen, kantoorhoudende te Venlo.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 14 september 2022 met de daarin vermelde stukken;
- het e-mailbericht van de advocaat van de moeder van 15 september 2022;
- de pleitnotitie van de advocaat van de moeder van 25 september 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het e-mailbericht van de GI van 26 september 2022;
- het door de advocaat van de moeder ter zitting overgelegde e-mailbericht met bijlagen;
- het door de GI ter zitting overgelegde e-mailbericht van kinderarts [kinderarts] van 27 september 2022.
Op 27 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een Hongaarse tolk;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een Russische tolk;
- namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] , [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
De advocaat van de moeder is telefonisch gehoord, omdat het niet gelukt is een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding tot stand te brengen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beslissing van de kinderrechter van 17 augustus 2022 is [de minderjarige] met ingang van 17 augustus 2022 voorlopig onder toezicht gesteld tot 17 november 2022. Gelijktijdig is een machtiging verleend om [de minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in het [ziekenhuis] en aansluitend in een crisispleeggezin voor de duur van vier weken, waarbij het resterende verzoek van de GI is aangehouden tot de zitting van 25 augustus 2022. Beide beslissingen zijn vastgelegd bij beschikking van 18 augustus 2022.
Bij beschikking van 25 augustus 2022 is een machtiging uithuisplaatsing verleend voor een gezinsopname dan wel opname in een moeder-kindhuis, met ingang van 15 september 2022 tot 17 november 2022.
Bij beschikking van 14 september 2022 heeft de kinderrechter met spoed toestemming verleend om de verblijfplaats van [de minderjarige] te wijzigen naar een voorziening voor pleegzorg met ingang van 15 september 2022, voor de duur van twee weken, onder aanhouding van het overig verzochte.
[de minderjarige] verblijft in een pleeggezin.

Het verzoek

De GI heeft de kinderrechter verzocht toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [de minderjarige] . De GI heeft dit verzoek als volgt onderbouwd.
Om de acute veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen is zij in een pleeggezin geplaatst. Bij [de minderjarige] is namelijk onverklaarbaar letsel aan het hoofd en een been geconstateerd.
Gelet op de jonge leeftijd van [de minderjarige] dient zij zo kort mogelijk gescheiden te worden van haar ouders. Daarom heeft de GI de mogelijkheden tot gezinsopname onderzocht. Daarvoor bestaan echter contra-indicaties.
Zowel tijdens een gezinsopname als in de thuissituatie van de ouders is het niet mogelijk om de veiligheid van [de minderjarige] gedurende de weekend-, avond- en nachtelijke uren te waarborgen. Vanwege de taalbarrière en omdat er geen Russisch- of Hongaarssprekende hulpverlener beschikbaar is, kan er onvoldoende praktische uitvoering worden gegeven aan de begeleiding en kunnen er uit de observaties geen volledige conclusies volgen. Wat de ouders onderling zeggen kan ook niet worden verstaan.
Bovendien is het niet mogelijk om ook het gezin van de zus van de vader op te nemen, terwijl de ouders met dit gezin samenleven. Hierdoor kan de interactie met en veiligheid van dit gezin niet gemonitord worden en zullen de behaalde doelen bij terugplaatsing niet meer overeenkomen na samenvoeging met dit gezin.
Verder zou een gezinsopname of plaatsing in een moeder-kindhuis betekenen dat [de minderjarige] en de ouders danwel de moeder opnieuw uit hun omgeving weggehaald moeten worden. Dit is te belastend voor [de minderjarige] . Zij heeft nu al te maken met elf verschillende professionals.
Bovendien zou een opname elders in het land ook het medische traject van [de minderjarige] doorkruisen of ervoor zorgen dat [de minderjarige] veel reisbewegingen zou moeten maken, wat erg oncomfortabel voor haar is.
De GI vindt daarom dat [de minderjarige] voorlopig in het pleeggezin moet blijven en dat vanuit die situatie onderzocht moet worden hoe de begeleiding en omgang ingericht kan worden om duidelijk te krijgen of de zorg door de ouders goed genoeg is of goed genoeg kan worden. De GI meent dat er vooralsnog continue zicht op [de minderjarige] moet zijn om haar acute en structurele veiligheid in het contact met haar ouders te waarborgen.
De GI heeft een plan opgesteld inhoudende dat [de minderjarige] meermaals per week naar haar ouders toe gaat, met observatie en begeleiding door de Omring. Aanvankelijk was sprake van twee keer een half uur per week begeleide omgang, inmiddels is sprake van drie keer tweeëneenhalf uur per week. Dit zal worden opgebouwd naar vier keer vier uur begeleide omgang per week. Ook zal de ontwikkeling van [de minderjarige] geobserveerd worden door middel van Infant Mental Health (IMH) van Parlan. Er is een veiligheidsplan opgesteld vanuit spoedhulp. Verder is Ambulante Spoedhulp ingezet en is gevraagd het netwerk te onderzoeken.
Uit medisch vervolgonderzoek blijkt dat er bij [de minderjarige] sprake is van twee botbreukjes in haar benen. Er is vooralsnog geen duidelijkheid over hoe deze breuken zijn ontstaan. Naar verwachting zal haar hoofdletsel vanzelf genezen. [de minderjarige] blijft onder controle van het ziekenhuis en de GGD. Verder is fysiotherapie betrokken. De ouders zijn inmiddels aangemerkt als verdachten door de politie. Het LECK heeft aangegeven dat er nog een interpretatiebrief over het gehele medische onderzoek van [de minderjarige] moet komen, dit moet door de ouders via de vertrouwensarts opgevraagd worden.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zal binnenkort starten met een nieuw beschermingsonderzoek. De GI wil de uitkomst van dit onderzoek meenemen in haar conclusie wat nodig is voor de veiligheid en een eventuele thuisplaatsing van [de minderjarige] .
Ter zitting heeft de GI aan het voorgaande nog toegevoegd dat er in de drie weken sinds de vorige zitting vier MDO’s hebben plaatsgevonden om de mogelijkheden van een gezinsopname danwel moeder-kindhuis te bespreken. In opdracht van de GI heeft Horizon meerdere opnameplekken onderzocht. Ook is Parlan betrokken. Dit heeft niet tot resultaat geleid vanwege de genoemde contra-indicaties. Een moeder-kindhuis zou ook te ver af staan van de werkelijkheid in de thuissituatie, zodat observaties daar niets zeggen over de veiligheid van [de minderjarige] als zij weer thuis is. Daarom heeft de GI zich geconcentreerd op de vraag hoe [de minderjarige] en de ouders op termijn weer duurzaam herenigd kunnen worden, met de veiligheid van [de minderjarige] voorop. Met het opgestelde plan hoopt de GI de Raad voldoende te kunnen informeren.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is het standpunt ingenomen dat het verzoek van de GI dient te worden afgewezen dan wel dat de GI niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Er is geen sprake van een nieuwe situatie die een machtiging uithuisplaatsing tot 17 november 2022 zou rechtvaardigen. Het is duidelijk dat de GI geen gehoor heeft gegeven aan de opdracht van de kinderrechter in de beschikking van 25 augustus 2022. Er is namelijk amper onderzoek gedaan naar een gezinsopname en er is helemaal niet gezocht naar een moeder-kindhuis. De GI stelt verder dat er een taalbarrière is, maar de ouders zijn best in staat om alledaagse gesprekjes in het Engels te voeren. De GI stelt verder dat er geen 24/7 toezicht kan worden gehouden, maar deze voorwaarde is niet gesteld door de kinderrechter. Ook de aanwezigheid van het andere gezin waarmee de ouders samen wonen, is geen beletsel voor een gezinsopname. Het monitoren van het andere gezin kan prima gerealiseerd worden, maar de GI heeft niet de moeite genomen om met de zus van de vader en haar gezin te spreken.
Nog steeds is onbekend op grond van welke gegevens de kinderradioloog tot zijn conclusies is gekomen. Weet deze arts wel van de zware bevalling die in elk geval heeft geleid tot een gezwollen hoofd bij [de minderjarige] ? Het kan zo zijn dat de bevalling zelf en/of het medische ingrijpen daaromheen heeft geleid tot de zwelling en de botbreuken bij [de minderjarige] . Verder noemt de GI dat een gezinsopname allerlei nieuwe gezichten voor [de minderjarige] zou opleveren, maar inmiddels wordt de omgang ook alweer door een ‘nieuw gezicht’ begeleid. Men mag ervan uitgaan dat in heel Nederland goede medische zorg wordt verleend. Tot slot onderbouwt de kinderarts in haar email niet op grond waarvan zij tot haar conclusie komt dat het letsel niet bij de bevalling is ontstaan. Subsidiair kan het verzoek van de GI hooguit voor twee weken worden toegewezen om een gezinsopname alsnog mogelijk te maken.
Door en namens de vader is eveneens het standpunt ingenomen dat het verzoek van de GI moet worden afgewezen. Er is door de GI geen hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 25 augustus 2022, terwijl er onvoldoende is ingezet op hetgeen in diezelfde beschikking is besloten. Tijdens die zitting heeft de kinderrechter aangegeven dat als er geen nieuwe medische informatie bekend zou worden, er onvoldoende basis voor een uithuisplaatsing zou zijn. Nog steeds is onduidelijk of de artsen weet hebben van de zware bevalling en van het feit dat [de minderjarige] tijdens de bevalling al een zwaardere baby met een groter hoofd dan gemiddeld was. Tijdens de bevalling ontstond zelfs paniek onder het personeel en is er met redelijk grof geweld aan het lijfje van [de minderjarige] getrokken om haar uit de moeder te krijgen. Op foto’s van vlak na de bevalling is al een duidelijke verdikking van het hoofd zichtbaar. Er kan niet worden uitgesloten dat het is gegaan zoals de ouders beweren. Het is niet duidelijk of dit in de herbeoordeling van de artsen is meegenomen. Wat vaststaat is dat de ouders na de geboorte naar de huisarts zijn gegaan met zorgen over de plekjes op de huid en het grote hoofd van [de minderjarige] . Plekjes waarvan de vader weet dat hij ze zelf als baby ook had. Door het moeizame drinken en spugen is [de minderjarige] doorverwezen, maar bij de huisarts werden aanvankelijk geen hematomen geconstateerd.
De GI kreeg drie opties en één duidelijke termijn. In de stukken is slechts één brief van Horizon bijgevoegd waarin bepaalde eisen naar voren komen die niet eerder zijn besproken, zoals 24/7 toezicht, de taal en de overige familieleden waarmee wordt samengeleefd. De vader spreekt echter goed Engels en vanaf het begin was de thuissituatie van de ouders bekend. Deze brief dient dan ook buiten beschouwing gelaten te worden. Een enkele afwijzing voor een gezinsopname is te mager voor het onderhavige verzoek. Het is kwalijker voor [de minderjarige] om haar ouders maar een paar keer per week in een vaste omgeving te zien dan om te moeten wennen aan een nieuwe omgeving. Iedereen is het erover eens dat een hereniging op zeer korte termijn het allerbelangrijkste voor [de minderjarige] is. In die zin zou een moeder-kindhuis dan ook moeten prevaleren boven allerlei gekunstelde opties.
Verder heeft de GI te weinig gekeken naar het netwerk. Zo zijn de grootmoeder mz en tante mz bereid om bij de ouders in te trekken als dat veiligheidsrisico’s zou kunnen wegnemen. Ook heeft Parlan een plan voor de terugkomst van [de minderjarige] opgesteld, maar een dag later werd gecommuniceerd dat de GI hiermee niet kon instemmen.
De GI stelt dat de ouders als verdachten zijn aangemerkt, maar de politie wordt altijd ingeschakeld in dergelijke gevallen. Dagelijks vragen de ouders wanneer zij op verhoor moeten komen, maar er is nog niets gebeurd. De politie heeft kennelijk geen haast en dat zegt al genoeg. In het door de GI overgelegde e-mailbericht wordt aangegeven dat de vader op 1 september 2022 te horen zou hebben gekregen dat het letsel niet bij de bevalling kan zijn ontstaan, maar hij weet niets van dat gesprek. Dit soort dingen zorgt ervoor dat de ouders niemand meer vertrouwen. De ouders hopen [de minderjarige] deze week thuis te hebben. Mocht dat te snel zijn, dan dient de GI subsidiair zo spoedig mogelijk te worden bewogen tot het uitvoeren van de opdracht gegeven in de beschikking van 25 augustus 2022.

De beoordeling

De kinderrechter constateert dat het verzoek door de GI is ingediend als een verzoek op grond van artikel 1:265i BW. Aangezien [de minderjarige] nog maar vier maanden oud is en kort in het pleeggezin verblijft is geen sprake van een situatie als bedoeld in dat wetsartikel. De kinderrechter heeft ter zitting – met instemming van partijen – het verzoek van de GI aangemerkt als een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing onder een andere categorie. In de beschikking van 25 augustus 2022 is namelijk een specifieke machtiging verleend voor een gezinsopname dan wel plaatsing in een moeder-kindhuis vanaf 15 september 2022 tot 17 november 2022. De GI verzoekt thans evenwel dat een machtiging wordt verleend voor (voortgezet) verblijf in een pleeggezin.
In de beschikking van 25 augustus 2022 heeft de kinderrechter onder meer het volgende overwogen :
“Nu de Raad en de GI tot op heden niet hebben kunnen uitsluiten dat het huidige letsel verband houdt met de bevalling, vindt de kinderrechter het niet verantwoord om de plaatsing in het crisispleeggezin op basis van de nu beschikbare informatie langer dan in totaal vier weken te laten voortduren. Tegelijkertijd zijn de zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] daarmee zeker niet weggenomen. De kinderrechter zal daarom het in het verzoekschrift van de Raad besloten liggende (en minder verstrekkende) verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing voor een gezinsopname, dan wel in een moeder-kindhuis, toewijzen voor de resterende termijn van de voorlopige ondertoezichtstelling. Aan de hand van aanvullende informatie over het letsel zal uiteraard opnieuw beoordeeld kunnen worden of aanvullende beschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn.”
Sinds deze beslissing zijn de omstandigheden gewijzigd. Er is nieuwe medische informatie beschikbaar gekomen en de mogelijkheden voor een gezinsopname danwel plaatsing in een moeder-kindhuis zijn door de GI onderzocht.
Ten aanzien van de medische gegevens is het volgende gebleken.
Op 26 augustus 2022 heeft een herbeoordeling van de herhaalde skeletstatus van [de minderjarige] plaatsgevonden door een Kinderradioloog van het Amsterdam UMC, aangesloten bij het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK). Bij deze herbeoordeling is een tweede (genezen) botbreuk geconstateerd, in het andere beentje van [de minderjarige] . Eerder werd nog van één botbreuk in één beentje uitgegaan. Ook over deze breuk concludeert de Kinderradioloog dat deze veel waarschijnlijker is onder de hypothese toegebracht letsel dan onder de hypothese accidenteel letsel/ziekte.
Verder heeft op 1 september 2022 een gesprek in het [ziekenhuis] plaatsgevonden tussen de kinderarts en de ouders, in aanwezigheid van de jeugdbeschermer. Daarbij is besproken dat niet aannemelijk is dat het letsel van [de minderjarige] verklaard kan worden door geboortetrauma. De kinderarts heeft dit per e-mailbericht van 27 september 2022 aan de jeugdbeschermer bevestigd. Deze e-mail bevindt zich bij de stukken.
Ten aanzien van de gezinsopname of opname in een moeder-kindhuis heeft de GI ter zitting toegelicht waarom deze opties niet haalbaar zijn gebleken en waarom er veel voor te zeggen is om het verblijf van [de minderjarige] in het huidige pleeggezin te laten voortduren en vanuit die stabiele situatie een ruime omgangsregeling in de thuissituatie van de ouders op te zetten. Hoewel de schriftelijke onderbouwing van de inspanningen van de GI mager is, is ter zitting toereikend en overtuigend toegelicht dat de GI zich flinke moeite heeft getroost om aan de opdracht van de kinderrechter in de beschikking van 25 augustus 2022 te voldoen. De kinderrechter heeft geen aanleiding de mondelinge mededelingen van de GI daarover in twijfel te trekken.
Gebleken is dat in drie weken tijd vier (multidisciplinaire) overleggen zijn gevoerd met verschillende ketenpartners om een gezinsopname of plaatsing in een moeder-kindhuis te realiseren. Toen duidelijk werd dat zowel praktische als inhoudelijke belemmeringen daaraan in de weg staan, is ingezet op het optuigen van een ruime begeleide omgangsregeling in de thuissituatie bij de ouders. Op korte termijn zal sprake zijn van 4 keer per week 4 uur begeleide omgang. Hoewel zeer invoelbaar is dat de ouders dit als veel te weinig ervaren, is dit onder de gegeven omstandigheden het maximaal haalbare.
Bij de huidige stand van zaken staat als voorlopige conclusie overeind dat het bij [de minderjarige] aangetroffen letsel veel waarschijnlijker is onder de hypothese toegebracht letsel dan onder de hypothese accidenteel letsel/ziekte. Dit betekent dat een thuisplaatsing van [de minderjarige] op dit moment niet aan de orde is. Een eventuele netwerkplaatsing is op dit moment evenmin aan de orde. Dit is wel onderdeel van het onderzoek dat door de Raad wordt uitgevoerd, zoals eerder overwogen in de beschikking van 25 augustus 2022.
De kinderrechter is, alles afwegend, van oordeel dat het als gevolg van de geschetste gewijzigde omstandigheden thans in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is dat haar verblijf in het pleeggezin langer voortduurt. De kinderrechter zal het verzoek van de GI dan ook toewijzen, zoals hierna is bepaald.
De kinderrechter ziet geen aanleiding om het in de (spoed)beschikking van 14 september 2022 geformuleerde oordeel te wijzigen. Die beschikking dient derhalve te worden gehandhaafd.
De komende periode is het van groot belang dat uitvoering wordt gegeven aan de omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de ouders. Enerzijds wordt daarmee een veilige hechtingsrelatie tussen hen zoveel mogelijk gestimuleerd. Anderzijds kunnen de bevindingen uit de observaties dienstig zijn voor de Raad, die immers zal onderzoeken wat er na 17 november 2022 moet gebeuren en wat er nodig is voor een eventuele thuisplaatsing van [de minderjarige] . Er zal vanuit het LECK nog een interpretatiebrief opgesteld worden over het gehele onderzoek. Die bevindingen kunnen door de Raad kan worden betrokken in hun onderzoek. De bij de ouders levende vraag of het LECK contact heeft gehad met de gynaecoloog die aanwezig was bij de geboorte van [de minderjarige] , kan door de Raad nog aan de orde worden gesteld bij het LECK.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging uithuisplaatsing voor
[de minderjarige]in een voorziening voor pleegzorg tot 17 november 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Drenth, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C. Sinnige als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam