ECLI:NL:RBNHO:2022:9159

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
9878504
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een procedure voor geringe vorderingen. Verzoeker, die in persoon procedeerde, vorderde een bedrag van € 2.630,64 van verweerder, die niet verschenen was. De vordering was gebaseerd op de stelling dat verzoeker in opdracht van verweerder goederen naar Polen had gebracht en dat verweerder de kosten van dit transport niet had terugbetaald, ondanks herhaalde beloften. Verzoeker had ook buitengerechtelijke incassokosten gemaakt, waarvoor hij vergoeding vorderde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Europese procedure voor geringe vorderingen van toepassing was, aangezien de vordering onder de grens van € 5.000,00 viel. Verweerder had de gelegenheid gekregen om verweer te voeren, maar had dit nagelaten. De kantonrechter oordeelde dat de niet-betwiste vordering niet onrechtmatig of ongegrond was en heeft deze toegewezen. Verweerder werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Tevens werd een certificaat betreffende de beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen aan de beschikking gehecht.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving in grensoverschrijdende civiele zaken en de mogelijkheden voor verzoekers om hun vorderingen te innen, zelfs wanneer de wederpartij niet verschijnt. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9878504 \ EJ VERZ 22-155 (WT)
Uitspraakdatum: 25 augustus 2022
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats 1]
verzoekende partij
verder te noemen: verzoeker
procederende in persoon
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats 2] , Polen
verwerende partij
verder te noemen: verweerder
niet verschenen

1.Het procesverloop

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken.
1.1.
Het standaard vorderingsformulier A in zake een procedure voor geringe vorderingen zoals bedoeld in de Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007, op 16 december 2015 gewijzigd bij nr. 2015/2421, tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen, ter griffie ingekomen bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem op 24 januari 2022.
1.2.
De beschikking van de kantonrechter te Haarlem van 11 mei 2022 waarin deze zich onbevoegd heeft verklaard van het verzoek kennis te nemen en de zaak in de stand waarin zij zich toen bevond heeft verwezen naar de sectie kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar.
1.3.
De aangetekende brief aan verweerder waarbij verweerder in de gelegenheid is gesteld binnen 30 dagen na dagtekening van die brief verweer te voeren tegen de vordering. Bij het schrijven heeft de griffier gevoegd antwoordformulier C met een kopie van vorderingsformulier A met producties en bijlage II van de Betekeningsverordening 1393/2007, waarbij verweerder de mogelijkheid is geboden de stukken te weigeren omdat ze in een taal zijn gesteld die hij niet begrijpt.

2.Vordering

2.1.
Verzoeker vordert in voormeld vorderingsformulier, dat verweerder wordt veroordeeld tot betaling van € 2.630,64, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.287,50 vanaf 28 augustus 2020 tot de dag van betaling en met de proceskosten.
2.2.
Verzoeker stelt dat hij in opdracht en voor rekening van verweerder goederen naar Polen heeft gebracht. Verweerder heeft aan verzoeker gevraagd om de kosten van dit transport voor te schieten. Dit heeft verzoeker gedaan op voorwaarde dat hij dit geld uiterlijk augustus 2020 terug zou krijgen. Ondanks vele beloften heeft verweerder het geld nog niet aan verzoeker terugbetaald. Verzoeker heeft haar incassogemachtigde in moeten schakelen. Daarom is verzoeker ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

3.Verweer

3.1.
Verweerder heeft, ofschoon hiertoe in de gelegenheid gesteld, niet binnen 30 dagen na ontvangst van het vorderingsformulier met bijlagen inhoudelijk gereageerd op de vordering van verzoeker.

4.De beoordeling

4.1.
De Europese procedure voor geringe vorderingen is – zakelijk weergegeven – in grensoverschrijdende gevallen van toepassing in burgerlijke en handelszaken, indien de waarde van een vordering, alle rente kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie van de rechtbank wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan € 5000,00, behoudens de in artikel 2 van de Verordening genoemde uitzonderingen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Verordening valt en dat zij bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
4.3.
De niet-betwiste vordering komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
4.4.
Op verzoek van verzoeker zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen (formulier D van bijlage IV van de Verordening) aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
Veroordeelt verweerder om aan verzoeker te betalen een bedrag van € 2.630,64, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.287,50 vanaf 28 augustus 2020 tot aan de dag der voldoening.
5.2.
Veroordeelt verweerster in de proceskosten, die tot heden voor verzoeker worden vastgesteld op een bedrag van € 244,00 voor griffierecht.
5.3.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. B. Voogd, kantonrechter en op 25 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter