ECLI:NL:RBNHO:2022:9157

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
9839950
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding door Q-Park wegens 'treintje rijden'

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in de gemeente op een geheim adres woont, wegens het niet betalen van parkeerkosten na het verlaten van de parkeergarage aan het Museumplein in Amsterdam zonder te betalen. De kantonrechter heeft op 24 augustus 2022 geoordeeld dat de gedaagde het tarief voor een verloren kaart van € 150,00 en een schadevergoeding van € 325,52 aan Q-Park moet betalen, evenals de kosten die Q-Park heeft gemaakt om het bedrag te innen. De gedaagde had de auto uitgeleend aan haar zoon, die op een bepaalde dag een vriend vroeg om de auto uit de garage te halen, wat leidde tot het zogenaamde 'treintje rijden'. Q-Park heeft de vordering verder onderbouwd en de kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet adequaat heeft gereageerd op de vordering. De kantonrechter heeft de algemene voorwaarden van Q-Park beoordeeld en geconcludeerd dat de boetebepaling voor 'treintje rijden' niet oneerlijk is in de zin van de relevante richtlijn. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9839950 \ CV EXPL 22-2044 (WT)
Uitspraakdatum: 24 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.
gevestigd te Maastricht
eiseres
verder te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel, advocaat te Maastricht
tegen
[gedaagde]
wonende in de gemeente [woonplaats] op een geheim adres
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] het tarief “verloren kaart” en een schadevergoeding aan Q-park moet betalen in verband met het zogenaamde “treintje rijden”. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] dit inderdaad moet doen nu Q-Park haar vordering naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] verder heeft onderbouwd en [gedaagde] hierop niet meer heeft gereageerd. De vordering van Q-park wordt toegewezen en [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.

1.Het procesverloop

1.1.
Q-Park heeft bij dagvaarding van 13 april 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Q-Park heeft hierop schriftelijk gereageerd. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] niet meer gereageerd.

2.De vordering

2.1.
Volgens Q-Park heeft [gedaagde] gehandeld in strijd met de tussen partijen gesloten overeenkomst en de bijbehorende algemene voorwaarden, door de parkeergarage aan het Museumplein te Amsterdam te verlaten zonder te betalen. Q-Park wil dat [gedaagde] daarom het tarief voor “verloren kaart” van € 150,00 betaalt, plus een schadevergoeding van € 325,52 die [gedaagde] volgens de algemene voorwaarden verschuldigd is. Ook wil Q-Park dat [gedaagde] de kosten van € 71,33 vergoedt, die Q-Park heeft moeten maken om het bedrag te (proberen te) innen bij [gedaagde] . Q-Park vordert daarom dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 546,85 aan Q-Park, plus de wettelijke rente over dat bedrag en de kosten van deze procedure.

3.Het verweer

3.1.
[gedaagde] erkent dat zij de eigenares van de auto is, maar voert aan dat zij haar auto had uitgeleend aan haar zoon. Op de bewuste dag heeft haar zoon aan een vriend gevraagd de auto uit de garage te halen. Deze vriend heeft vervolgens het zogenaamde “treintje rijden” veroorzaakt. [gedaagde] en haar zoon waren hiervan niet op de hoogte.

4.De beoordeling

4.1.
Het beeldmateriaal laat zien dat de gedraging (treintje rijden) heeft plaatsgevonden in de parkeeraccommodatie Amsterdam-Museumplein met de auto van [gedaagde] ( [merk] ) met kenteken [kenteken] .
4.2.
Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] heeft Q-Park de vordering verder onderbouwd. Daarbij is ook ingegaan op het verweer van [gedaagde] .
4.3.
Nu uit de verdere onderbouwing van Q-Park blijkt hoe de vordering is opgebouwd en [gedaagde] daarop niet meer heeft gereageerd en daar dus ook geen bezwaren tegen heeft aangevoerd, is de vordering van Q-Park in beginsel toewijsbaar. De kantonrechter heeft bij dat oordeel meegewogen dat [gedaagde] haar verweer dat niet zij maar iemand anders heeft gereden, niet heeft onderbouwd.
4.4.
Q-Park heeft in haar algemene voorwaarden, de Algemene Voorwaarden Parkeren, voorschriften opgenomen over de betaling van parkeergeld en over een aanvullende schadevergoeding in geval van ‘treintje rijden’. In artikel 5.7. van de Algemene Voorwaarden Parkeren staat:
(…) 5.7. Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.(…)
4.5.
In artikel 5.8 van de Algemene Voorwaarden staat dat de parkeerder in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “ verloren kaart” verschuldigd is vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding van € 325,52 en dit onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-) schade.
4.6.
Over artikel 5.8. van de Algemene Voorwaarden overweegt de kantonrechter dat zij op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie en de Hoge Raad ambtshalve dient te beoordelen of een beding in algemene voorwaarden behorend bij een, zoals hier, met een consument aangegane overeenkomst, onredelijk bezwarend is. Indien dan wordt vastgesteld dat het beding ‘oneerlijk’ in de zin van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 93/13/EEG jo. punt e van de bij die richtlijn behorende bijlage is, mag de kantonrechter de boete niet matigen maar is hij verplicht dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (tenzij de consument zich daartegen verzet). Van een oneerlijk beding als hier bedoeld is sprake indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voorvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort, zoals bedingen die tot doel of gevolg hebben de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
4.7.
Q-Park stelt gemotiveerd dat de bedingen niet oneerlijk in de zin van gemelde richtlijn zijn. Deze beogen volgens Q-Park primair ‘treintje rijden’ te voorkomen en voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Het ‘treintje rijden’ leidt tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage en door dat gedrag lijdt Q-Park schade. Niet alleen loopt zij hierdoor inkomsten mis, maar ook heeft zij kosten moeten maken door investeringen in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het ‘treintje rijden’. Zij heeft dan ook groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. Ter bestrijding van dit probleem heeft zij in artikel 5.8. van de algemene voorwaarden een boetebepaling opgenomen om het ongeoorloofd gebruik van de parkeergarage tegen te gaan.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat, gelet op de toelichting van Q-Park omtrent de preventieve werking van het boetebeding, de gevaarzetting van ‘treintje rijden’ voor andere verkeersdeelnemers (en zaken) binnen en buiten de parkeergarage, de omstandigheid dat er voor is gekozen de parkeergarage op ongebruikelijke en contractueel niet toegestane wijze te verlaten, en de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van haar kosten en schade door dergelijk gedrag (in zijn algemeenheid), een beding wat zulk gedrag, bij wege van (afschrikwekkende) prikkel tot nakoming, sanctioneert met een boete van € 325,52 inclusief BTW niet oneerlijk in de zin van gemelde richtlijn is.
4.9.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd nu [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd.
4.1
Q-Park maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van € 546,85 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 475,52 vanaf 31 december 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Q-Park tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 107,22
griffierecht € 322,00
salaris gemachtigde € 248,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter