ECLI:NL:RBNHO:2022:9145

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
AWB-21_1560
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Tozo 2-uitkering wegens te hoge gezamenlijke inkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een Tozo 2-uitkering. Eiser, die eerder een Tozo 1-uitkering ontving, had een aanvraag ingediend voor een Tozo 2-uitkering, maar deze werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de gezamenlijke inkomsten van eiser en zijn partner hoger waren dan de geldende bijstandsnorm. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij en zijn partner niet over voldoende inkomsten beschikten om rond te komen, vooral door de coronacrisis.

De rechtbank heeft het procesverloop in detail bekeken, inclusief de besluiten van verweerder en de argumenten van eiser. Eiser betwistte de berekeningen van verweerder en stelde dat de besluitvorming onzorgvuldig was verlopen en zelfs discriminatoir van aard. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder de inkomsten op de juiste wijze had berekend en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De rechtbank benadrukte dat de Tozo-regeling specifiek is ontworpen om zelfstandig ondernemers te ondersteunen die door de coronamaatregelen in financiële problemen zijn gekomen, en dat de partnerinkomenstoets een essentieel onderdeel van de regeling is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1560

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: K.K. Sharma),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: D.Tijl).

Procesverloop

In het besluit van 15 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo 2) afgewezen.
In het besluit van 22 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft aan de rechtbank en verweerder voor aanvang van de zitting zijn pleitaantekeningen en een nader stuk gedateerd 11 februari 2021 toegezonden.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding (skype) op zitting behandeld. Daartoe zijn partijen op 31 december 2021 door de rechtbank skype-links verzonden. Eiser en zijn partner hebben daaraan deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De termijn voor het doen van uitspraak is bij brief van 1 april 2022 verlengd.

Overwegingen

Vooraf
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank nog een aantal nadere stukken, gedateerd op 22 februari 2022, van eiser ontvangen. De rechtbank vat, gelet op de tekst en de aard van die stukken, het toezenden daarvan niet op als een verzoek om heropening van het onderzoek en de rechtbank ziet daar evenmin aanleiding toe. De rechtbank laat deze stukken dan ook buiten beschouwing. De rechtbank heeft de stukken wel toegevoegd aan het dossier en heeft een afschrift van de stukken bij brief van 23 februari 2022 aan verweerder toegestuurd
Waar gaat het geschil over?
1. Eiser heeft van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 een Tozo 1-uitkering voor levensonderhoud ontvangen. Bij het primaire besluit van 15 september 2020 heeft verweerder de aanvraag om een Tozo 2-uitkering van eiser en zijn partner vanaf 1 juni 2020 afgewezen omdat het gezamenlijke inkomen hoger is dan de geldende bijstandsnorm.
2. Het geschil ziet op de afwijzing van de aanvraag om inkomensondersteuning op grond van de Tozo 2 over de maanden juni 2020 tot en met september 2020.
Standpunt eiser
3. Eiser heeft kort samengevat aangevoerd wel in aanmerking te komen voor een Tozo 2-uitkering. Hij en zijn partner beschikken namelijk niet over voldoende inkomsten om rond te kunnen komen omdat zijn bedrijf door de coronacrisis stil ligt. Eiser betwist de door verweerder uitgevoerde berekeningen. Volgens eiser is de besluitvorming zeer onzorgvuldig verlopen. Hij stelt, kort gezegd, dat de besluitvorming een discriminatoir karakter heeft en sprake was van vooringenomenheid. Ook claimt eiser schade (€ 6000,-) door de onrechtmatige besluitvorming en betaling van een dwangsom ad € 25,- per dag voor het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag en op zijn bezwaarschrift, waarvoor hij verweerder ook in gebreke heeft gesteld.
Standpunt verweerder
4. Verweerder stelt dat de inkomsten die de partner van eiser in de maanden juni en juli 2020 heeft ontvangen boven de geldende norm liggen en bij Tozo 2 het inkomen van de partner volledig meetelt voor de hoogte van de uitkering. Verweerder stelt eiser in bezwaar in de gelegenheid te hebben gesteld zijn bezwaren nader te onderbouwen, maar niet te hebben kunnen vaststellen of eiser nog recht had op een Tozo 2-uitkering over de maanden augustus en september 2020. Verweerder heeft voorts aangegeven dat er door de enorme toename van de aanvragen en bezwaren die de Tozo met zich heeft gebracht een achterstand is ontstaan in de afhandeling van de bezwaren en dat betreurt verweerder. Verweerder wijst erop dat het bezwaar na een verdaging wel binnen de bezwaartermijn is afgehandeld. Verder stelt verweerder niet bekend te zijn met een aanvraag Tozo 2 eerder dan op 13 augustus 2020. Volgens verweerder blijkt uit het verantwoordingsformulier Tozo 1 van 15 juni 2020 niet dat hij zijn aanvraag voor Tozo daarin had verwerkt. Er is niet eerder dan op 13 augustus 2020 een aanvraag Tozo 2 geregistreerd en die aanvraag is meteen in behandeling genomen.
Beoordeling rechtbank
5. De rechtbank stelt voorop dat de Tozo een speciale regeling is die in het leven is geroepen om zelfstandig ondernemers te helpen die door de coronacrisis en door de maatregelen van de overheid om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan in de financiële problemen zijn gekomen. De Tozo regeling bestaat uit (1) een aanvullende uitkering voor levensonderhoud wanneer het inkomen als gevolg van de coronacrisis tot onder het sociaal minimum daalt, en (2) een lening voor bedrijfskapitaal om liquiditeitsproblemen als gevolg van de coronacrisis op te vangen.
De basis voor de Tozo ligt in artikel 78f van de Participatiewet (Pw). Op grond van artikel 78f van de Pw kan voor de daarin bepaalde, specifieke bepalingen uit de Pw bij AMvB worden afgeweken. Voor zover in de Tozo niet expliciet van die bepalingen is afgeweken, gelden de bepalingen uit de Pw.
De verlengde regeling (Tozo 2) loopt van 1 juni tot en met 30 september 2020 en kon met terugwerkende kracht worden aangevraagd vanaf 1 juni 2020. In tegenstelling tot de procedure voor Tozo 1, geldt voor Tozo 2 een partnerinkomenstoets. Bij de aanvraag wordt gevraagd om de (geschatte) hoogte van de inkomens van aanvrager en partner door te geven. De partnerinkomenstoets houdt in dat het inkomen van de partner meetelt voor het bepalen van de hoogte van de uitkering. Als het gezamenlijke huishoudinkomen boven het sociaal minimum komt kan geen aanspraak worden gemaakt op een Tozo 2-uitkering voor levensonderhoud.
Berekening van het inkomen
6. Eiser betwist de door verweerder uitgevoerde (wijze van) berekening van het inkomen. Die acht eiser niet reëel. Hij betoogt dat verweerder niet alleen van het (netto-) salaris van zijn partner moet uitgaan, maar moet kijken naar het financiële totaalplaatje, dus ook naar zijn lasten. Doordat hij geen omzet draait kan hij de lasten niet betalen. Zijn verlies (van € 1440,-) moet worden afgetrokken van het inkomen van zijn partner. Eiser acht de berekening op zich van de netto inkomsten van zijn partner evenmin correct. Eiser stelt dat daarbij rekening dient te worden gehouden met de werkelijke reiskosten en het salaris niet kan en mag worden verhoogd met vakantietoeslag. Ook heeft verweerder ten onrechte de vakantieweek meegeteld. Bovendien heeft hij de aanvraag gedaan voor vier maanden en is het eerlijk de inkomsten dan te middelen over die periode.
7. De rechtbank vindt dat verweerder de in aanmerking te nemen inkomsten op de juiste wijze heeft berekend. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij dit vindt.
8. Uit paragraaf 2.2 van de toelichting bij de Tozo (Stb. 2020, 118) volgt dat uitsluitend degene met een verwacht (netto) inkomen van ten hoogste 100 procent van de op de zelfstandige van toepassing zijnde bijstandsnorm recht heeft op inkomensondersteuning. Bij Tozo 2 gaat het dan om het gezamenlijke huishoudinkomen. Bij het vaststellen van het recht op inkomensondersteuning op grond van de Tozo wordt het inkomensbegrip op grond van artikel 32 van de Pw als uitgangspunt gehanteerd.
In artikel 32, eerste lid, van de Pw wordt onder inkomen verstaan de op grond van artikel 31 van de Pw in aanmerking te nemen middelen voor zover deze betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid en betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
zakelijke lasten
9. De (aanvullende) Tozo uitkering is bedoeld om te kunnen voorzien in de kosten van het levensonderhoud. De zakelijke lasten (zoals kantoorhuur, kosten telefoon/internet en energie/water) worden daarin niet meegenomen. Voor het betalen van (zakelijk) vaste lasten zijn andere regelingen in het leven geroepen, bijvoorbeeld de TVL en TOGS regeling. Eiser kan het wel selectief en onrealistisch vinden, maar dit is hoe de Tozo-regeling is bedoeld. Dit betekent dus dat verweerder niet, zoals eiser voorstaat, kijkt naar het financiële totaalplaatje.
reiskosten
10. Verweerder heeft de reiskostenvergoeding die eisers partner ontvangt van haar werkgever vrijgelaten. Dat, zoals eiser betoogt, rekening dient te worden gehouden met de werkelijke reiskosten die veel hoger zijn kan niet worden gevolgd. Zodanige kosten zijn verwervingskosten en bij het in de Pw gehanteerde inkomensbegrip wordt geen rekening gehouden met de voor de ontvangen inkomsten gemaakte verwervingskosten. Die kosten hoeft verweerder dus niet eerst in mindering te brengen op de inkomsten van de partner.
vakantietoeslag
11. De Pw voorziet in een netto inkomensverrekening. Omdat in de bijstandsnorm de vakantietoeslag is inbegrepen (en bij inkomen uit arbeid niet) moet, voor een juiste afspiegeling, het netto inkomen uit arbeid nog worden verhoogd met de netto vakantietoeslag. De Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ bevat hierover regels. Die aanspraak op vakantietoeslag die over een inkomen bestaat, wordt op grond van de Regeling niet vastgesteld op het te zijner tijd feitelijk uit te betalen bedrag, maar wordt op grond van het maandinkomen forfaitair, dus op basis van een vooraf vastgelegde norm, vastgesteld. Verweerder heeft dan ook terecht het inkomen verhoogd met vakantietoeslag.
vakantieweek12. Een uitkering op grond van de Pw wordt per kalendermaand vastgesteld en betaald. Dat staat in artikel 45, eerste lid, van de Pw. In artikel 5 van de Tozo 1 is bepaald, voor zover van belang, dat de aanvrager verklaart en informatie verstrekt (…) (b) dat hij voor de kalendermaanden waarover bijstand wordt aangevraagd, verwacht in aanmerking te nemen inkomen te hebben dat lager is dan de bijstandsnorm.
Het inkomen van eisers partner wat in aanmerking wordt genomen is dus het inkomen over een kalendermaand. Dat in een bepaalde kalendermaand een week niet is gewerkt vanwege vakantie maakt dit niet anders. Uitgangspunt is en blijft, ook dan, het inkomen over die kalendermaand.
middelen van het inkomen over meerdere maanden13. Zoals hiervoor is overwogen wordt bijstand per kalendermaand vastgesteld en betaald. Dit betekent dus ook dat als een aanvraag wordt gedaan over vier maanden, het recht per maand moet worden beoordeeld en niet kan worden gemiddeld over die vier maanden, zoals eiser bepleit.
inkomen in augustus en september 2020
14. Uit raadpleging van Suwinet kwam naar voren dat het inkomen in de maanden juni tot en met september 2020 boven de bijstandsnorm lag. Het is dan aan eiser als aanvrager om dat te weerleggen aan de hand van nadere gegevens. In beginsel berust de bewijslast van de bijstandsbehoevendheid op de aanvrager zelf. Dit geldt ook voor bijstand op grond van de Tozo. In bezwaar is eiser nog in de gelegenheid gesteld om met nadere stukken te onderbouwen dat hij in de maanden augustus en september wel recht zou hebben op een (aanvullende) Tozo 2 uitkering, maar eiser heeft geen nadere stukken ingebracht. Verweerder mocht dus afgaan op de gegevens zoals die uit Suwinet bleken.

Zorgvuldigheid van de besluitvorming

15. Eiser stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, doordat verweerder hem en zijn partner hebben beoordeeld op basis van afkomst en ras. Eiser ziet in het onderzoek van verweerder discriminatie en etnische profilering.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van verweerder niet onzorgvuldig is. Uit de door eiser aangedragen feiten en vermoedens volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij en zijn partner zijn gediscrimineerd of etnisch geprofileerd. Uit de beschikbare gegevens valt wel af te leiden dat er bij de automatische invulling van de persoonsgegevens in het systeem verkeerde gegevens zijn overgenomen, zoals verweerder op 26 februari 2021 in reactie op een klacht van eiser ook heeft aangegeven. Daarvoor heeft verweerder ook excuses aangeboden aan eiser en hem geïnformeerd dat de gegevens inmiddels correct zijn ingevoerd. Dat er een fout is gemaakt bij de gegevensverwerking is vervelend voor eiser, echter dat betekent nog niet dat er dan gediscrimineerd of etnisch geprofileerd wordt. De perceptie van eiser dat de nationaliteit een rol heeft gespeeld in de besluitvorming wordt niet gesteund door de feiten. Bovendien is de aanvraag afgewezen vanwege de hoogte van het huishoudinkomen en daarop is de nationaliteit van eisers partner niet van invloed.
16. Eiser heeft ook gewezen op de aanduiding ‘categorie blauw’ in gedingstuk 17, waaruit hij afleidt dat er kennelijk een onderscheid wordt gemaakt in zaken. Eiser vermoedt dat dit wellicht betekent een categorie die afgewezen moet worden.
De rechtbank ziet geen enkele grond voor dit wantrouwen jegens verweerder. Naar de rechtbank aanneemt heeft de aanduiding ‘categorie blauw’ onder de betreffende e-mails te maken met de mogelijkheid die webmaildiensten bieden om e-mails te ordenen op basis van kleurcategorieën.
17. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er evenmin aanknopingspunten aanwezig voor de door eiser gestelde vooringenomenheid van een medewerker van verweerder.
Nergens uit de stukken is gebleken dat de betreffende medewerker blijk heeft gegeven van vooringenomenheid jegens eiser, althans dat daarmee de bij hem bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Aanvraagdatum
18. Eiser maakt ook nog een punt van de aanvraagdatum. Hij stelt dat hij zijn aanvraag al heeft gedaan op 15 juni 2020 en niet pas op 13 augustus 2020, waar verweerder vanuit gaat. De rechtbank stelt vast dat de verlengde Tozo 2 -regeling loopt van 1 juni tot en met 30 september 2020 en met terugwerkende kracht kon worden aangevraagd vanaf 1 juni 2020. Verweerder heeft de aanvraag ook beoordeeld vanaf 1 juni 2020. Voor de beoordeling maakt het dus niet uit op welke datum eiser de aanvraag heeft ingediend.
Ingebrekestelling en dwangsom
19. Het betoog van eiser aangaande een dwangsom slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat verweerder een separaat besluit hierover heeft genomen op 12 januari 2021. Daarin heeft verweerder beslist dat eiser hem prematuur in gebreke heeft gesteld en daarom geen dwangsom verschuldigd is. Dat is een andere procedure. Eiser heeft dat op de zitting ook bevestigd. Hij heeft op de zitting ook aangegeven daar op 11 februari 2021 bezwaar tegen te hebben gemaakt. Eisers bezwaren tegen het besluit van 12 januari 2021 kunnen in de huidige procedure in ieder geval niet worden meegenomen.
Schadevergoeding
20. Eiser heeft in beroep tevens verzocht om veroordeling van verweerder in de schade die hij zegt te hebben geleden. De rechtbank begrijpt dat eiser hiermee een verzoek als bedoeld in artikel 8:88 in samenhang met artikel 8:91 van de Algemene wet bestuursrecht doet. Echter kan er alleen grond zijn voor een schadevergoeding als er sprake is van een onrechtmatig besluit. Nu hier niet is gebleken van een onrechtmatig besluit, ziet de rechtbank geen grond voor een schadevergoeding. Om die reden wijst de rechtbank het verzoek van eiser om schadevergoeding dan ook af.
21. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.