ECLI:NL:RBNHO:2022:9110

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
331794
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van ondertoezichtstelling en afwijzing van uithuisplaatsing in een complexe gezinssituatie met minderjarigen

Op 19 september 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige 1], die in een 24-uurs voorziening verblijft, en voor [minderjarige 2], die bij de ouders verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige problemen zijn in de gezinssituatie, waaronder verbale agressie en een verstoorde communicatie tussen de gezinsleden. De ouders zijn niet in staat om de kinderen de benodigde veiligheid en ondersteuning te bieden, wat leidt tot een ontwikkelingsbedreiging voor beide minderjarigen.

De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling gehandhaafd en de verzoeken tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat de situatie niet zo ernstig is dat uithuisplaatsing de enige oplossing is. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders eerst hulp moeten accepteren en dat er diagnostisch onderzoek bij de moeder moet plaatsvinden. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden toegewezen, met de verwachting dat de ouders hun verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen binnen een aanvaardbare termijn kunnen dragen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks mogelijke hoger beroep.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van systeemtherapie en andere hulpverlening voor het gezin, waarbij de moeder de eerste stap moet zetten door zich aan te melden voor diagnostisch onderzoek. De kinderrechter heeft de ouders en de minderjarigen aangespoord om samen te werken aan een oplossing voor de problematiek in het gezin.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummers: C/15/331709 / JURK 22-1368 (voorlopige ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsing) en C/15/331794 / JU RK 22-1386 (ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 19 september 2022
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en (verlenging) machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Haarlem, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] , hierna te noemen: de moeder,

wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. R. Shahbazi, kantoorhoudende te Den Haag,

[de vader] , hierna te noemen: de vader,

wonende te [plaats] ,

de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers,

gevestigd te Haarlem, hierna te noemen: de GI.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek van de Raad van 8 september 2022, ontvangen op 8 september 2022;
- de beschikking voorlopige ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsing van 8 september 2022 van deze rechtbank;
- het verzoek van de Raad van 12 september 2022, ontvangen op 12 september 2022;
- het rapport van de Raad van 15 september 2022, ingekomen bij de griffie op 16 september 2022.
Op 19 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
Ten behoeve van de moeder was eveneens aanwezig haar coach, [coach] .
De vader is niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] verblijft in een 24-uurs voorziening. [minderjarige 2] verblijft bij de ouders.
Bij beschikking van 8 september 2022 is [minderjarige 1] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 7 september 2022, voor de duur van drie maanden. Ook is een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] verleend, met ingang van 7 september 2022, voor de duur van vier weken. De beslissing tot uithuisplaatsing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het verzoek is voor het overige aangehouden. De behandeling van het verzoek is bepaald op 19 september 2022 om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen door de kinderrechter te worden gehoord.

De verzoeken

De Raad heeft een voorlopige ondertoezichtstelling verzocht voor [minderjarige 1] en verzocht een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van 3 maanden.
Vervolgens heeft de Raad verzocht om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. Daarnaast wordt de uithuisplaatsing in een 24-uurs voorziening verzocht voor beide kinderen; [minderjarige 1] voor de duur van zes maanden en [minderjarige 2] voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ter onderbouwing van de voorlopige ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsing van [minderjarige 1] voert de Raad het volgende aan.
[minderjarige 1] is een 15-jarige jongen die zelfbepalend gedrag laat zien. Er is sprake van ernstige problemen in de gezinssituatie. De communicatie tussen de gezinsleden onderling is kwetsend en grof en er is sprake van systemische problematiek. Ook is er sprake van eigen problematiek bij de moeder, waarbij in ieder geval sprake is van angst en dwang. De moeder doet zeer negatieve, grove uitspraken tegen en over [minderjarige 1] en ook de vader geeft aan dat de problemen aan [minderjarige 1] liggen. De moeder is aangesproken op haar kwetsende en schadelijke uitspraken. Zij zegt haar gedrag niet aan te passen, omdat de kinderen haar ook uitschelden.
Op 7 september 2022 is er een conflict ontstaan in de thuissituatie. Moeder wil naar aanleiding van dit incident niet langer dat [minderjarige 1] thuis woont. [minderjarige 1] zou het liefste thuis wonen. [minderjarige 1] trekt zich weinig aan van wat er mag en niet mag. Hij toont zich ongevoelig voor consequenties. De ouders hebben geen grip meer op hem en de relatie tussen [minderjarige 1] en de ouders is verstoord. Ook op school kan [minderjarige 1] fors verbaal agressief zijn en is daarin niet te corrigeren. Mede om deze reden is hij na het beschieten van een docent met een gelblaster van school geschorst. Hierdoor heeft [minderjarige 1] geen dagstructuur meer.
De Raad is bezorgd dat [minderjarige 1] zich in de huidige gezinssituatie eenzaam, niet gesteund en afgewezen voelt door zijn ouders. Het maakt de ouders niet uit waar en met wie [minderjarige 1] dan wel verblijft. Ook is er geen netwerk waar hij kan verblijven.
Ter onderbouwing van het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voert de Raad het volgende aan.
Uit het onderzoek is gebleken dat bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] thuis bijna dagelijks wordt geschreeuwd en gescholden. De kinderen krijgen regelmatig te horen dat ze niet goed genoeg zijn. Tussen de gezinsleden is een dynamiek ontwikkeld waarin zij elkaar uitschelden en naar beneden halen.
[minderjarige 2] trekt zich terug. Zij vindt het moeilijk om sociale relaties aan te gaan en heeft weinig vrienden. Zij heeft geen veilige plek waar zij naartoe kan gaan en sluit zich af voor wat er thuis gebeurt. De school heeft zorgen over het verzuim van [minderjarige 2] en ziet ook dat het haar steeds minder goed lukt om haar emoties te reguleren. Een zorg is dat [minderjarige 2] steeds minder vertrouwen krijgt in de hulpverlening.
De moeder heeft het gevoel dat zij er thuis alleen voor staat. Zij voelt zich zowel door haar gezin als door de hulpverlening onvoldoende gesteund en gehoord. Het lukt de moeder niet om het patroon te doorbreken, haar aandeel te zien en te praten over de pedagogische en emotionele behoeftes van de kinderen. De Raad ziet bij de moeder geen onwil, maar wel onmacht en onvermogen. De vader was aanvankelijk steunend voor de kinderen, maar is dat nu steeds minder. De kinderen ervaren daardoor minder veiligheid dan voorheen. Beide ouders geven aan dat het probleem zit in het gedrag van de kinderen en dat de kinderen moeten veranderen. Zij zien onvoldoende in dat de manier waarop zij de kinderen benaderen schadelijk is. Hoewel de ouders zeggen open te staan voor hulpverlening, lukt het hen onvoldoende hier gebruik van te maken.
De Raad vindt dat de kinderen uit de destructieve dynamiek thuis moeten worden gehaald. Ze hebben afstand en rust nodig. Er zal vervolgens eerst zicht moeten komen op welke hulpverlening nodig is. Daarvoor zal er diagnostisch onderzoek bij de moeder moeten plaatsvinden, om te kijken met welke problematiek de moeder te maken heeft en welke hulp zij nodig heeft. Ook is het belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een hulpverlener krijgen die er alleen voor hen is.
Een uithuisplaatsing is volgens de Raad nodig. Zowel de kinderen als de ouders kunnen dan tot rust komen om vanuit een rustigere basis het contact met elkaar te herstellen en op te bouwen. De band tussen [minderjarige 1] en de ouders is dermate beschadigd dat de Raad verwacht dat een langere tijd gewerkt moet worden aan het relatieherstel. Voor [minderjarige 2] wordt een kortere machtiging verzocht omdat de band met haar ouders minder beschadigd is. Ook heeft Kenter Jeugdhulp vanwege een eerder verblijf van [minderjarige 2] bij het JCK al meer zicht op wat [minderjarige 2] nodig heeft.
Tijdens de zitting heeft de Raad hieraan toegevoegd dat de moeder steeds zegt te willen meewerken aan de hulpverlening, maar dat het niet lukt om het systeem te veranderen. De kinderen groeien al lange tijd op in een onveilige situatie. De moeder heeft momenteel nog onvoldoende vaardigheden om haar kinderen voldoende veiligheid te bieden. Zij zal zelf eerst een diagnostisch traject moeten ingaan. Pas daarna kan de systeemtherapie starten.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens
de moederis tijdens de zitting verklaard dat de moeder geen verweer voert tegen het verzoek tot ondertoezichtstelling. Zij vindt het fijn als er hulp komt. De moeder ziet in dat dingen anders moeten en staat open voor systeemtherapie. De moeder begrijpt ook dat voor [minderjarige 1] een spoedmaatregel is afgegeven omdat de situatie met hem was geëscaleerd. De moeder heeft [minderjarige 1] niet uit huis willen zetten maar bedoelde dat de situatie tussen hen moest afkoelen.
De moeder verzet zich wel tegen de verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en de uithuisplaatsing van [minderjarige 2] . Uithuisplaatsing is volgens de moeder niet nodig. Binnen de verzochte termijnen zal het namelijk niet mogelijk zijn om hulpverlening op te starten. Daarnaast willen de kinderen zelf ook niet uithuisgeplaatst worden. Als de kinderen uithuisgeplaatst worden zal het gezin alleen maar uit elkaar groeien. De hulpverlening moet juist in de thuissituatie ingezet worden.
Volgens de moeder houdt [minderjarige 1] zich niet aan de regels thuis. Hij wil alles zelf bepalen. Het conflict thuis wordt daardoor steeds groter. De moeder heeft een jaar lang om hulp gevraagd, maar deze hulp niet gekregen. Zij krijgt de schuld van alle problemen. Het klopt niet dat er al jaren zorgen zijn. Het is begonnen met de pubertijd van de kinderen. Mocht het opnieuw uit de hand (dreigen te) lopen thuis, dan kan de moeder zelf het huis tijdelijk verlaten en bij haar familie verblijven als time-out.
De
GIheeft tijdens de zitting desgevraagd verklaard dat de moeder zich zelf via de huisarts zal moeten aanmelden voor een diagnostisch traject. Er is geen plek binnen het netwerk waar de kinderen als time-out naartoe zouden kunnen gaan.

De mening van de minderjarigen

De minderjarige
[minderjarige 2]heeft in een gesprek met de kinderrechter verteld dat zij niet uit huis geplaatst wil worden. Ze vindt het wel goed als er een ondertoezichtstelling komt. Het is gezellig thuis en [minderjarige 2] wil dat het gezin compleet is. Wel wil [minderjarige 2] dat haar moeder hulp krijgt. De moeder kan hard reageren, waarbij zij scheldt en niet aardig is. Soms zegt de moeder dat [minderjarige 2] het huis uit moet. De moeder kan over hele kleine dingen heel boos worden. Eerst werd haar vader niet boos, maar nu staat hij achter de moeder en wordt hij ook boos. De vader scheldt niet.
De minderjarige
[minderjarige 1]heeft in een gesprek met de kinderrechter verteld dat hij inmiddels al twee weken bij het JCK in [plaats] verblijft. Hij kan daardoor tijdelijk afstand nemen van zijn moeder. [minderjarige 1] wil het beste voor zijn moeder en denkt dat zijn moeder over twee weken voldoende afgekoeld is. Daarna wil [minderjarige 1] weer terug naar huis. Een langere uithuisplaatsing wil [minderjarige 1] niet. Zijn moeder praat nu met een coach en daarmee gaat het goed. [minderjarige 1] zelf zal niet veranderen. Hij wil alles zelf bepalen, buiten met vrienden zijn en laat thuis komen. Dit zijn gewoon puberdingen. Op school gedraagt [minderjarige 1] zich hetzelfde als thuis. Hij heeft nu een coach en deze helpt hem wel. [minderjarige 1] kan niet naar familie toe als het thuis niet goed gaat. Momenteel gaat hij niet naar school.

De beoordeling

Rechtsmacht en toe te passen recht
Door de omstandigheid dat de moeder en de minderjarigen de Nederlandse en de vader de Turkse nationaliteit heeft, moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek van de Raad.
Omdat de gewone verblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich in Nederland bevindt, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek jo. artikel 7 Brussel II ter rechtsmacht toe ter zake van het verzoek.
Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht op het verzoek van toepassing is. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
Voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging uithuisplaatsing
In wat tijdens de zitting naar voren is gekomen ziet de kinderrechter geen aanleiding om het in de beschikking van 8 september 2022 geformuleerde oordeel ten aanzien van de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging te wijzigen. Die beschikking moet daarom worden gehandhaafd.
Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat uit de ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de kinderen die nu respectievelijk 16 en 13 jaar zijn. Er zijn vrijwel dagelijks conflicten tussen vooral de moeder en de kinderen waarbij door de moeder veel gescholden wordt. Een andere manier om met conflicten om te gaan kent het gezin niet, waardoor er sprake is van een dysfunctioneel gezin met het risico dat de kinderen niet leren hoe ze met conflicten moeten omgaan. Mogelijk is ook sprake (geweest) van enig fysiek geweld jegens de kinderen maar het verbale geweld staat op de voorgrond en wordt door het hele gezin erkend. [minderjarige 1] stelt zich zeer zelfbepalend op, houdt zich niet aan de regels van zijn ouders en zoekt de confrontatie op. Ook op school heeft dit gedrag tot problemen geleid, waardoor [minderjarige 1] is geschorst en nu geen zinvolle dagbesteding heeft. [minderjarige 2] is niet alleen getuige van de spanningen tussen haar ouders en [minderjarige 1] maar wordt ook zelf blootgesteld aan verbaal geweld vanuit (met name) de moeder. Zij lijkt daardoor zich steeds verder af te sluiten.
Vasstaat dat het gezin onder meer systemische hulp nodig heeft en dat diagnostisch onderzoek van de moeder noodzakelijk is. Dat is in het vrijwillige kader niet van de grond gekomen. Uit wat de moeder ter zitting heeft gezegd over de hulp die zij vroeg maar niet heeft gekregen, maakt de kinderrechter op dat de moeder weliswaar bereid is om hulp te accepteren, maar dat het haar onvoldoende is gelukt om deze hulp ook daadwerkelijk te benutten. Volgens de Raad zal het diagnostisch onderzoek van de moeder eerst moeten gebeuren en kan pas daarna,- als duidelijk is of en zo ja, welke (psychiatrische) problematiek bij de moeder speelt-, verdere hulpverlening (zoals systeemtherapie) ingezet worden. De kinderrechter volgt de Raad hierin. Dit betekent concreet dat de moeder de eerste stap zal moeten zetten en haar huisarts moet vragen om een doorverwijzing. De kinderrechter vindt dat de moeder dat zo snel mogelijk moet doen om er voor te zorgen dat daarna de hulp aan het gezin als geheel kan starten.
Verder lijkt de verwachting nu nog gerechtvaardigd dat de ouders die het gezag uitoefenen, in staat zullen zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een gelet op hun persoon en de ontwikkeling aanvaardbaar te achten termijn.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de aanwezige problematiek en de tijd die het kost om de hulpverlening in te zetten en af te ronden, zal de kinderrechter de kinderen onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Het verzoek tot (verlenging van de) uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wordt afgewezen. De kinderrechter heeft van de kinderen en de moeder begrepen dat zij als gezin, ondanks alle strijd, graag bij elkaar willen blijven. Hoewel de escalerende conflicten in het gezin erg schadelijk zijn voor de gezonde sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen, schat de kinderrechter op dit moment de situatie niet zo ernstig in dat uithuisplaatsing de enige resterende mogelijkheid is om een einde te maken aan die ontwikkelingsbedreiging. Daarbij speelt een rol dat het gaat om kinderen van zestien en dertien, dat er vooral sprake is emotionele onveiligheid door verbaal geweld, - waartegen de kinderen zich (helaas) gewapend lijken hebben – waarbij doorslaggevend is dat de noodzakelijke systeemtherapie naar verwachting niet zal kunnen beginnen binnen de verzochte termijn van uithuisplaatsing. Tot slot is van belang dat de moeder heeft toegezegd dat zij bij een dreigende escalatie zelf uit de situatie zal stappen en als time-out naar haar familie zal gaan.
In de komende periode zal de moeder zich dus eerst moeten aanmelden voor diagnostisch onderzoek en zal er zo snel mogelijk systeemtherapie of andere door de GI geïndiceerde hulpverlening ingezet moeten worden.
De uithuisplaatsing van [minderjarige 1] loopt nog door tot 5 oktober 2022. Zoals ter zitting gezegd heeft [minderjarige 1] ook zelf een aandeel bij de verbetering van de situatie thuis. Als zestienjarige is [minderjarige 1] nog minderjarig en staat hij onder het gezag van zijn ouders. Dit betekent dat zijn ouders regels en grenzen voor hem
moetenen mogen bepalen en dat hij zich daaraan moet houden. Ook betekent het dat [minderjarige 1] nog leerplichtig is en gewoon naar school moet. Het is aan [minderjarige 1] zelf om daarin ook verantwoordelijkheid voor zichzelf te nemen.

De beslissing

De kinderrechter:
handhaaft de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot spoeduithuisplaatsing van
[minderjarige 1]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (24-uurs voorziening) tot 5 oktober 2022;
stelt
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]onder toezicht van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te Haarlem met ingang van 19 september 2022 tot 19 september 2023;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. van Lede-Terhaar sive Droste, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en ondertekend op 7 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.