ECLI:NL:RBNHO:2022:9100

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/323146 / HA ZA 21-647
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor diefstal door ondergeschikten in logistieke context

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Holland op 19 oktober 2022, staat de aansprakelijkheid van Worldwide Flight Services Holland B.V. (WFS) centraal voor schade die Panalpina World Transport (PRC) en AXA XL hebben geleden door diefstal van goederen door ondergeschikten van WFS. De rechtbank concludeert dat WFS aansprakelijk is voor de onrechtmatige daad van haar werknemers, die tijdens werktijd op de werkvloer goederen hebben ontvreemd. De rechtbank oordeelt dat WFS als hulppersoon van PRC moet worden beschouwd, waardoor zij zich kan beroepen op de aansprakelijkheidsbeperkingen van het Verdrag van Montreal. De vordering van PRC en AXA XL wordt toegewezen tot een bedrag van USD 234.749,00 en € 20.882,10, alsook de kosten van onderzoek naar aansprakelijkheid ter hoogte van € 29.580,39. De rechtbank wijst de vordering van WFS tot niet-ontvankelijkheid van PRC c.s. af en veroordeelt WFS in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/323146 / HA ZA 21-647
Vonnis van 19 oktober 2022
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar het recht van de Volksrepubliek China
PANALPINA WORLD TRANSPORT (PRC) LTD,
gevestigd te Shanghai, China,
2. de Europese naamloze vennootschap (SE) met rechtspersoonlijkheid
XL INSURANCE COMPANY SE,
gevestigd te Dublin, Ierland,
eiseressen,
advocaat mr. G.J.H. de Vos te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WORLDWIDE FLIGHT SERVICES HOLLAND B.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
advocaat mr. R. de Bondt te Hoofddorp.
Partijen zullen hierna PRC c.s. en WFS genoemd worden. Eiseressen zullen afzonderlijk PRC en AXA XL genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 mei 2022;
  • de aanvullende productie 7 van de zijde van WFS;
  • de akte overlegging aanvullende producties, tevens houdende wijziging van eis;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van PRC c.s.;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van WFS;
  • de mondelinge behandeling van 18 augustus 2022 en de daarvan door de griffier bijgehouden aantekeningen;
  • een akte uitlatingen van 7 september 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Deze zaak gaat over de aansprakelijkheidstelling van WFS voor schade die PRC c.s. hebben geleden wegens diefstal door werknemers van WFS tijdens werktijd op de werkvloer. De rechtbank concludeert dat sprake is van een onrechtmatige daad van ondergeschikten waarvoor WFS aansprakelijk is. Gelet op de raamovereenkomst tussen PRC en de ladingbelanghebbenden - waarop het verdrag van Montreal van toepassing is - dient WFS als hulppersoon te worden beschouwd, zodat zij zich op de aansprakelijkheid beperkende bepaling van artikel 22 lid 3 van dat verdrag kan beroepen. Het standpunt van PRC c.s. dat een hogere aansprakelijkheidsgrens met de ladingbelanghebbenden is overeengekomen, volgt de rechtbank niet. PRC c.s. hebben dit onvoldoende onderbouwd. De vordering wordt daarom toegewezen tot bedragen van USD 234.749,00 en € 22.882,10. De vordering van kosten gemaakt in verband met het onderzoek naar aansprakelijkheid en de omvang van de schade, tegen de nadere onderbouwing waarvan WFS geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd, wordt toegewezen.

3.Feiten

3.1.
PRC is een in Shanghai gevestigde onderneming. Zij voert op grond van (raam)overeenkomsten in opdracht van derden het vervoer van goederen tussen China en Europa uit.
3.2.
AXA XL is de verzekeraar van PRC.
3.3.
WFS is een grondafhandelingsorganisatie en levert onder meer vracht- en platformdiensten aan luchtvaartmaatschappijen en logistieke dienstverleners.
3.4.
Panalpina World Transport B.V. (hierna: Panalpina Nederland) voerde in opdracht van PRC de regie over het verzamelen en opslaan van goederen en over het vervoer over de weg vanaf Europese luchthavens naar de plaatsen van bestemming van de goederen in Europa. De onderneming van Panalpina Nederland is in 2020 overgegaan op DSV Air & Ocean B.V (hierna: DSV). Panalpina Nederland is daarna geliquideerd.
3.5.
Tussen WFS en Panalpina Nederland bestond een ‘Master Services Agreement’ (hierna: MSA WFS) op grond waarvan WFS in opdracht van Panalpina Nederland goederen in de loods aan de Rangoonweg 7 te Schiphol (hierna: de loods) in ontvangst nam en controleerde, kortstondig opsloeg en deze vervolgens verzend gereed maakte voor verder vervoer over de weg.
3.6.
Panalpina Nederland had een deel van de loods aan WFS (onder)verhuurd voor eigen werkzaamheden van WFS. In het niet verhuurde deel van de loods verrichtte WFS de overeengekomen werkzaamheden uit hoofde van de MSA WFS. De delen van de loods waren van elkaar gescheiden door een raster waar doorheen gekeken kon worden. De loods is inmiddels gesloopt en bestaat niet meer.
3.7.
Op 5 juni 2019 zijn uit de loods veertig pallets met goederen ontvreemd (hierna: de diefstal). De ontvreemde goederen bestonden uit zesentwintig pallets van Lenovo met Motorola telefoons, twaalf pallets met DJI drones en camera’s en twee pallets met In-Lite tuinverlichting (hierna: de goederen).
3.8.
De goederen behoorden in eigendom toe aan respectievelijk Lenovo PC HK Ltd (hierna: Lenovo), Shenzen Daijang Baiwang Technology co., LTD (hierna: DJI) en In-Lite Design B.V. (hierna: In-Lite). Lenovo, DJI en In-Lite zullen hierna samen ‘ladingbelanghebbenden’ genoemd worden.
3.9.
Panalpina Nederland heeft op 7 juni 2019 aangifte van de diefstal gedaan.
3.10.
In processen-verbaal van verdenking tegen twee medewerkers van WFS, te weten G. [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) en [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), van 17 juni 2019 staat onder meer:
Aangifte
Op 7 juni 2019 is er door [betrokkene 3] , businessoperations manager bij het bedrijf Panalpina, aangifte gedaan van diefstal. Kort en zakelijk verklaarde hij het volgende:
Hij is verantwoordelijk voor het gehele operationele proces voor wat betreft inkomende goederen bestemd voor klanten in Nederland. (….)
Op 5 juni 2019 is gebleken dat er meerdere pallets met goederen vermist werden. Hierop zijn de camerabeelden van het bedrijf bekeken waaruit het volgende is gebleken:
Op 5 juni 2019 om 3.29 rijden er twee vrachtwagens het bedrijfsterrein van Panalpina op. (…) Zonder te stoppen rijden de vrachtwagens naar de dockdeuren 15 en 16 en worden daar geparkeerd. Een chauffeur loopt vervolgens naar de chauffeursingang welke toegang geeft tot de loods. Vervolgens loopt de chauffeur naar dockdeur 16 en opent deze. Er wordt een palletwagen uit de vrachtwagen gepakt en vervolgens worden meerdere pallets geladen. Nadat de vrachtwagen aan dock 16 vol was rijdt de vrachtwagen weg en verlaat omstreeks 04.00 uur het terrein. Vervolgens opent de chauffeur de roldeur van dock 15 en loopt via de loods in de richting van de chauffeursbalie en loopt daar naar buiten, De tweede vrachtwagen verlaat omstreeks 05.09 het terrein van Panalpina.
Getuigenverklaring [betrokkene 3]
Op 7 juni 2019 is van voornoemde [betrokkene 3] tevens een getuigenverklaring opgenomen. Hierin verklaarde hij kort en zakelijk weergegeven het volgende:
De chauffeur van één van de vrachtwagens is ’s nachts het bedrijf binnengekomen via de chauffeurs doorgang. Hierop kom je in een ruimte terecht met een chauffeursbalie. Deze persoon heeft zich vervolgens niet gemeld bij de chauffeursbalie maar is rechtstreeks de loods ingelopen. Normaal gesproken zit de deur, vanaf de chauffeursbalie de loods in, op slot en moet de baliemedewerker de deur met een knop openen. De deur was echter al een tijd defect waardoor de chauffeur de loods binnen kon lopen.
Alle weggenomen pallets stonden op de eerste bulkrijen (import locatie 0) en dat is niet normaal. De pallets met goederen die weg zijn genomen stonden allemaal voor in de loods. Dit was dichtst bij de roldeuren (15 en 16) en dat is niet de normale gang van zaken.
Op 17 juni 2019 heeft [betrokkene 3] verklaard dat Panalpina zeker geen opdracht heeft gegeven om de weggenomen pallets met vracht op locatie 0 in de loods neer te zetten.
Getuigenverklaringen [betrokkene 4] en [betrokkene 5]
Op 7 juni 2019 is van de getuigen [betrokkene 4] en [betrokkene 5] , beiden werkzaam voor Worldwide Flight Services Holland (WFS), een getuigenverklaring opgenomen. Hierin verklaarden zij kort en zakelijk weergegeven het volgende:
Het bedrijf Panalpina besteed de warehousing van hun vracht uit aan een externe partij en WFS is die externe partij. Zij beschikken over de kennis van de afhandeling van de vracht van Panalpina.
Op 5 juni 2019 werd bekend dat er meerdere pallets vermist waren. Hierop hebben zij de camerabeelden van het bedrijf teruggekeken. Daarop was te zien dat er op 5 juni omstreeks 03:45 een chauffeur het bedrijf binnen komt lopen via de chauffeursingang. De chauffeur heeft zich vervolgens niet gemeld aan de balie, Vervolgens is hij de loods ingelopen en heeft hij de dockdeur 16 opent. Om de dockdeuren te openen is er geen pas nodig, de deuren kunnen gewoon met een knop geopend worden. Vervolgens begint de chauffeur meerdere pallets in een vrachtwagen te laden, Het bedrijf is in principe van 03:00 tot en met 07:00 gesloten.
Tijdens het terugkijken van de camerabeelden op 4 juni 2019, de dag voor de diefstal, zijn bij hun een aantal dingen opgevallen. Het gaat hierbij voornamelijk om de camerabeelden van de locatie waar de pallets met weggenomen goederen stonden op het moment dat ze zijn weggenomen, deze locatie betreft import nul (0). Op de camerabeelden van 4 juni 2019 zien zij het navolgende:
Om 16:15 uur staan er meerdere pallets met vracht op de import locatie nul. Om 16:15 uur komt [betrokkene 1] , zijnde een crewchief WFS, samen met [betrokkene 2] , zijnde warehouse medewerker WFS, aan bij locatie 0. Hierbij wijst [betrokkene 1] de vracht aan. Vervolgens gaan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] alle vracht op locatie 0 elders in het warehouse neerzetten, Het is geen dagelijkse business dat er een hele locatie wordt leeggeruimd. Om 16:24 uur worden er twee nieuwe pallets met vracht op locatie 0 neer gezet, op dat moment was locatie 0 leeg. Vervolgens wordt er door [betrokkene 2] vanaf meerdere andere locaties in het bedrijf pallets met vracht verzameld en op locatie 0 neergezet. De reden is daarvan bij van der Kraan niet bekend.
Om 16:35 loopt [betrokkene 1] naar de vracht op locatie 0 en kijkt erna. Hij is op dat moment met zijn mobiel bezig en het lijkt erop alsof hij een foto maakt van de vracht. Het is voor de medewerkers verboden om foto’s van vracht te maken en dat is bekend bij de medewerkers. Medewerker [betrokkene 6] van de afdeling import heeft onderzocht welke pallets met vracht allemaal op locatie 0 zijn neergezet. Het zijn Lenovo pallets met daarop telefoons. We weten dus exact welke pallets er in de vrachtwagen zijn geladen. De medewerkers weten eigenlijk niet wat er in de vracht zit. Op de beelden is rond 16:39 te zien dat [betrokkene 2] allemaal pallets terug zet op locatie import 0. Dat zijn waarschijnlijk allemaal pallets van Lenovo.
Het is niet gebruikelijk om alles op locatie 0 neer te zetten. Elke vracht heeft een Huaser airwaybilnummer en die eindigt op een bepaald cijfer van 0 tot en met 9. Het systeem dat gebruikt wordt is dat de vracht gestored wordt op de locatie van het laatste eindcijfer van de airwaybilnummer, In dit geval waren het allemaal airwaybilnummers met verschillende eindcijfers, het is hun niet bekend waarom ze allemaal op locatie 0 zijn neergezet. Als locaties vol staan kan het wel eens op een andere locatie gestored worden maar er was nog plaats om pallets neer te zetten.
(…)
Op de beelden is vervolgens te zien dat er nog meer pallets op locatie import 0 worden neer gezet. Dat zijn pallets die allemaal in de nacht geladen worden. Als er pallets van een locatie afgehaald worden en ergens anders neergezet worden is het normaal dat je dat registreert. Dat gebeurt met een scanner waarmee je een barcode scant en waarbij je dan de (nieuwe) locatie vermeld. Op de camerabeelden is niet te zien dat de vracht gescand wordt. Nog niet alle zendingen zijn bekeken maar ze zijn er wel achter gekomen dat een hoop zendingen die kwijt zijn niet op die locatie (locatie 0) gestored zijn. Ze zijn op dat moment dus niet gescand en het is wel gebruikelijk om in het systeem aan te geven waar een zending zich op dat moment bevindt. Het kan een keer gebeuren dat het vergeten wordt maar over het algemeen niet. Degene die de pallets verplaatst naar een andere locatie moet de vracht storen (aangeven war het staat), in dit geval was dat [betrokkene 2] .
Omstreeks 16:43 uur is op beelden te zien dat [betrokkene 1] naar bepaalde vracht staat te kijken en dat hij vervolgens daar in het midden [betrokkene 2] treft. Vervolgens rijdt [betrokkene 2] naar die locatie toe en gaat hij daar ook bepaalde vracht vandaan halen. Hierbij is te zien dat [betrokkene 2] een pallet opzij zet om bij andere vracht te komen.
Om 16:53 uur is te zien dat [betrokkene 1] weer langsloopt en met zijn mobiel bezig is en om 17.00 uur is te zijn dat hij een paar minuten langs de vracht loopt en het lijkt alsof hij om 17:03 met zijn mobiel richting de vracht een foto maakt. De vracht die om 17:03 uur klaar staat is in korte tijd verzameld. In de loop van de uren worden hier nog meer zendingen bij gezet.
Omstreeks 18:05 uur loopt [betrokkene 1] weer langs de vracht en weer zit hij op zijn mobiel. Het lijkt alsof hij weer een foto maakt van de vracht die er op dat moment op locatie 0 staat. Het lijkt alsof hij uit verschillen hoeken foto’s maakt.
Om 18:16 uur is te zien dat er door een onbekende persoon vracht wordt geplaatst op locatie 0 en om 18:21 uur is te zien dat [betrokkene 2] de vracht verplaatst naar een andere locatie.
Om 18:45 uur is te zien dat [betrokkene 1] weer tussen de vracht loopt en dat hij overlegd met [betrokkene 2] . Vervolgens stapt [betrokkene 2] op zijn heftruck en [betrokkene 1] blijft bij de vracht staan met een papiertje. Om 18:48 uur zet [betrokkene 2] ander soortig pallets dan de eerder op de locatie import 0. Dat zijn de (weggenomen) drones en drone onderdelen.
Om 20:30 uur loopt [betrokkene 1] bij de vracht en gaat tussen de pallets kijken, Hierbij heeft hij een papier bij zich. Het lijkt erop dat hij aan het checken is wat daar staat.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] hadden op 4 juni allebei dienst van 15:30 tot 00:00 uur.
Op het moment dat locatie 0 leeggehaald werd en met andere vracht weer gevuld werd waren er geen supervisors aanwezig. De supervisor controleert de crewchief maar de crewchief is in staat om zelf zijn diensten te draaien. Het is onbekend waarom die pallets met vracht op locatie 0 zijn neergezet. Een dusdanige reorganisatie van vracht zou niet moeten kunnen zonder instructies van Panalpina.
3.11.
Camerabeelden opgenomen in een ‘proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Panalpina van 04 juni 2019’ bevestigen de bewegingen waarover de getuigen [betrokkene 4] en [betrokkene 5] hebben verklaard en zoals hiervoor in het citaat onder r.o. 3.10 zakelijk zijn weergegeven.
3.12.
In het strafdossier zijn onder meer de volgende getuigenverklaringen in diverse processen-verbaal opgenomen:
7 juni 2019 Dhr. [betrokkene 3] , voornoemd:
Verder heb ik te horen gekregen van [betrokkene 7] dat er meerdere medewerkers, in een periode van 12 uur, de pallets die zijn weg genomen waren verplaatst van de juiste bulkrij waar ze stonden naar de eerste twee bulkrijen voor in de loods. Dit was het dichtst bij de roldeuren. Dit is niet de normale gang van zaken. Het kan wel eens voorkomen dat ze pallets klaar zetten, maar dit gebeurd dan bij tegen de roldeur aan zodat de vervoerder direct de pallets kan inladen als hij aankomt. Deze zending stond in de agenda wel gepland voor de volgende dag, maar niet voor in de ochtend.
17 juni 2019 Dhr. [betrokkene 8] , opperwachtmeester bij de Koninklijke Marechaussee:
Op 7 juni 2019 werd er door getuigen [betrokkene 4] en [betrokkene 5] , beieden werkzaam voor World Flight Services Holland (WFS) verklaard dat:
“Het is onbekend waarom die pallets met vracht op locatie 0 zijn neergezet. Er zal aan de medewerkers gevraagd moeten worden of zij een opdracht van Panalpina hebben gekregen om die vracht daar te plaatsen. Een dusdanige reorganisatie van vracht zou niet moeten kunnen zonder instructie van Panalpina.”
Op maandag 17 juni omstreeks 13:40 heb ik, Van [betrokkene 8] , contact opgenomen met [betrokkene 3] , Operations Manager Airfreight Panalpina. Ik, van [betrokkene 8] , heb aan [betrokkene 3] gevraagd of er door het bedrijf Panalpina opdracht was gegeven om de pallets met vracht, welke later werden weggenomen, op locatie -0- in de WFS loods neer te zetten. Hierop antwoorde [betrokkene 3] dat hier zeker geen opdracht toe was gegeven door het bedrijf Panalpina.
[betrokkene 9] – waarbij voor ‘V’ vraag (verbalisanten) en voor ‘A’ antwoord moet worden gelezen –:
V: Er zijn dus ook beelden van twee jongens van WFS die plaats nul (0) leeghalen. Dan gaan ze in de loods en halen ze overal goederen die later die dag worden weggenomen. Klopt dat?
A: Nee dat is raar. Want die opdracht moet je krijgen van kantoor. Als hun dat hebben klaar gezet dan komt dat uit eigen initiatief. Ik heb hier al vaker over nagedacht van hoe kan het nou dat je dat allemaal klaarzet en die mensen weten gewoon wat ze moeten pakken en het staat allemaal klaar. Het moet is die geweest zijn, Maar stel die mannen hebben er niks mee te maken dan moet het gewoon van kantoor komen. Ik weet niet wie er bij hun op kantoor die lijsten stuurt. Maar ze bereiden nooit voor op die plek waar hun hebben voorbereid.
(…)
V: Op die beelden zie je ze echt door de hal heen struinen en de een geeft opdracht aan de andere om dingen te pakken.
A: Ik denk dan niet dat het van kantoor komt. Ik denk dan gewoon dat het tussen hun twee is.
V: Ze moeten wel weten waar bepaalde dingen staan in die loods..
A: Heeft een van die twee een oranje hesje aan?
Ja.
A: Dan is het gewoon hun twee. Het is niet van kantoor dan. Die gozer wordt je niet zomaar crewchief, je moet weten waar je over praat, je moet weten als er ineens zo’n papiertje voor je neus hangt wat je moet doen. Dat moet je ook kunnen vertellen aan je mensen waar dat zou kunnen staan.
Dhr. Meeuwsen en [betrokkene 3] :
V: Jullie hebben de camerabeelden waarschijnlijk ook zelf gezien. Je ziet op een gegeven moment een van die jongens van WFS loopt met een blaadje in zijn hand, Hij loopt met dat blaadje en dirigeert die andere in die vorkheftruck waar hij bepaalde pallets moet weghalen. Wat voor blaadje zou dit zijn geweest?
A: Geen opdracht…. Als er een opdracht naar beneden naar de loods wordt gestuurd van die zendingen gaan weg. Dat is dan een loadguide een loadguide zet je in de kalender van de loods. Zo van vervoerder X komt zending 1,2 en 3 morgen ophalen, Die loadguide nemen ze dan mee de loods in om de vracht aan de docks te laden, Dat is het enige wat ik mijzelf kan bedenken wat voor document dit kan zijn. Nogmaals van deze ontvreemde vracht was geen opdracht gegeven om die klaar te zetten.
3.13.
In het strafdossier zijn verklaringen van verschillende medewerkers van zowel Panalpina als WFS opgenomen waarin zij verklaren [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op de getoonde camerabeelden te herkennen.
3.14.
[betrokkene 1] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. In het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] zijn onder meer de volgende belastende verklaringen afgelegd, over zowel zijn eigen rol als die van [betrokkene 1] :
V: Hoe kreeg jij die opdracht van [betrokkene 1] om die pallets te verplaatsen?
A: Gewoon mondeling.
(…)
V: Hoe wist jij welke goederen jij moest pakken.
A: Ik moest de Lenovo’s pakken, Dit zei [betrokkene 1] .
(…)
V: Maar vertel ons nou een wat je weet?
A: [betrokkene 1] was hier al langer mee bezig. Hij zei dan dat er een vrachtwagen zou komen en spullen weg ging halen. Maar heel vaak ging dit ook niet door. Hij vertelde mij dit dan,. En we moesten dan spullen klaar zetten. Als [betrokkene 1] zei zet dit klaar, dan deed ik dat.
V: Dus het was niet de eerste keer
A: Nee. Het gebeurde vaker. Maar het bleef dan vaak staan. Dit was de eerste keer bij Panalpina dat er ook één keer echt diefstal is geweest.
V: Vanaf wanneer was [betrokkene 1] met de plannen voor de diefstal bezig of was hij ervoor al bezig met het plannen voor de diefstal.
A: Al heel lang. Ongeveer een jaar. Vanaf dat hij leidinggevende was. V: Hoe ging het met deze diefstal? Hoe wist jij van de voorbereiding?
A: Gebeurde al maanden geleden, ik dacht dat het kletspraat was. En de eerste paar keer voelde ik me er zo slecht bij, Maar ik wilde de pilitie niet bellen, ik wilde geen verrader spelen.
(…)
V: En toen, toen waren de spullen gestolen. Hoe verliep het contact met [betrokkene 1] ?
A: Toen zei hij dat het gebeurd was. De volgende dag voordat hij mij kwam ophalen voor het werk. Hij kwam naar mijn huis. Eerst zakte ik helemaal door de grond heen. Het was iets dat ik niet wou. (…)
V: Wist je gelijk waar het over ging?
A: Ik vroeg wat, heb je ze echt laten komen? Ja zei [betrokkene 1] ze zijn geweest.
V: Toen ben jij in de auto gestapt om naar je werk te gaan. Bij [betrokkene 1] in. Wat is er toen in de auto besproken?
A: Ik was helemaal van slag af. Ik zei dat we gepakt zouden worden. Maar [betrokkene 1] zei dat ik niks had gedaan. Hij zei steeds: ‘jij hebt geen contact met ze toch’?
V: Wat hebben jullie voor de rest nog besproken toen jullie naar het werk gingen.
A: het liefst wilde ik me ziek melden, vluchten. Toen zijn we naar het werk gereden. [betrokkene 1] zei dat ik maar één ding moest doen, en dat was normaal doen.
(…)
V: En hoe wist je dat hij ermee bedoelde dat het over diefstal ging, en niet over andere zaken.
A: Hij zei: ‘De spullen die we hebben neergezet die laat ik vanavond weghalen’ Hij is niet echt in details getreden.
(…)
V: Uit opsporingsmiddelen die wij hebben ingezet op 13 januari 2020 blijkt dat jij en [betrokkene 1] zegt: ‘Ik heb [betrokkene 10] al geappt, ben je al weg? Waarop jij zegt: ‘Daarom hebben ze eerst mij gebeld, sowieso’. Wat bedoelen jullie hiermee?
A: Dat kan ik uitleggen. Ik was van slag af. [betrokkene 1] zei je moet je niet druk maken. Ik voelde me in het ootje. [betrokkene 1] zei; zelfs heb ik [betrokkene 10] geappt in de nacht, om te kijken of hij weg was.
V: Wat heeft [betrokkene 1] nog meer gezegd?
A: Dat ik me niet druk hoefde te maken.
O: Dus als we het goed begrijpen, heeft [betrokkene 1] in de nacht van de diefstal naar [betrokkene 10] geappt, om te vragen of hij al weg was, om er zeker van te zijn of hij weg was toe die gasten kwamen om de diefstal te plegen en daar ging het gesprek over op de dag dat jij bent gebeld door de Marechaussee?
A: Ja dat klopt.
3.15.
EVH Surveys International B.V. (hierna: EVH) heeft in opdracht van PRC drie rapporten de dato 26 juni respectievelijk 6 augustus 2019 (hierna: de rapporten) uitgebracht waarin de omvang van de schade als gevolg van de diefstal ten aanzien van de ladingbelanghebbenden afzonderlijk is vastgesteld. In de rapporten is de schadeomvang vastgesteld voor:
- Lenovo op USD 1.553.372,00 (6.835,50 kg);
- DJI op USD 650.284,92 (2.522,51 kg);
- In-Lite op USD 23.566,00 (1.238,15 kg).
3.16.
EVH heeft op 23 augustus 2019 een bedrag van € 29.580,39 voor haar werkzaamheden aan de advocaat van PRC c.s. in rekening gebracht met referentie S 19/06-04765 en ‘invoice’ nummer 19000169. AXA XL heeft deze kosten vergoed.
3.17.
Nadat Lenovo PRC had aangesproken tot vergoeding van de schade, heeft PRC met Lenovo een schikking getroffen voor USD 1.300.000,00. PRC heeft in het kader van de schikking alle vorderingsrechten van Lenovo aan zich laten overdragen.
3.18.
AXA XL heeft krachtens verzekeringsovereenkomst een deel van het aan Lenovo betaalde bedrag ter hoogte van USD 888.000,00 aan PRC vergoed.
3.19.
DJI heeft PRC aansprakelijk gesteld en voor een bedrag van USD 100.000,00 verrekend met facturen van PRC.
3.20.
Panalpina Nederland en In-Lite hebben op 13 september 2019 een schikking getroffen voor USD 20.882,10. AXA XL heeft dit bedrag vergoed.
3.21.
Volgens een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee van 2 december 2019 zijn op 12 september 2019 alle goederen van In-Lite die bij de diefstal waren weggenomen in beslag genomen. Deze goederen zijn op enig moment daarna aan DVS terug gegeven.
3.22.
Het Openbaar Ministerie heeft strafrechtelijk vervolging naar de diefstal ingesteld (hierna: de strafzaak). Er zijn meerdere verdachten waaronder de twee hiervoor genoemde oud-werknemers van WFS, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . De strafzaak is nog niet afgerond zodat nog geen veroordelingen hebben plaatsgevonden.

4.Het geschil

4.1.
PRC c.s. vorderen - na wijziging eis - voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, WFS te veroordelen om aan PRC en AXA XL gezamenlijk, althans aan één van hen te betalen:
1. in hoofdsom een bedrag van USD 1.300.000,00 en USD 100.000,00 alsmede een bedrag van EUR 20.882,10, alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
2. een bedrag groot EUR 29.580,39 aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
een en ander met veroordeling van WFS in de kosten van het geding.
4.2.
PRC c.s. leggen aan hun vorderingen - kort samengevat - ten grondslag dat WFS uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de als gevolg van de diefstal ontstane schade, omdat zij niet de van haar te verlangen professionele zorg heeft betracht over de (waardevolle) goederen die zij als logistiek dienstverlener onder haar hoede had. Daarnaast is WFS ook aansprakelijk uit hoofde van aansprakelijkheid voor een ondergeschikte, omdat de schade is toegebracht door (opzettelijke) toerekenbare onrechtmatige gedragingen van haar werknemers, welke gedragingen tijdens diensttijd en in de uitvoering van hun werkzaamheden voor WFS zijn begaan.
4.3.
WFS voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van PRC c.s. in hun vorderingen of tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van PRC c.s. in de kosten van het geding.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De overwegingen

Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht

5.1.
Omdat PRC c.s. in het buitenland zijn gevestigd en de vorderingen uit dien hoofde een internationaal karakter dragen, moet allereerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is en welk recht van toepassing is. Voor wat betreft de bevoegdheid van de rechtbank moet die beoordeling voor elke eiser afzonderlijk plaatsvinden.
5.2.
AXA XL is gevestigd in Ierland en dus moet de bevoegdheid van de Nederlandse rechter wat haar betreft worden bepaald aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Vo Brussel I
bis). Aangezien de grondslag die aan de vorderingen ten grondslag ligt onrechtmatige daad is en het schade brengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan, is op grond van art. 7 sub 2 Vo Brussel I
bisde Nederlandse rechter bevoegd om van de vorderingen van AXA XL jegens WFS kennis te nemen.
5.3.
PRC is niet in een land van de Europese Unie gevestigd, zodat Vo Brussel I
bisniet van toepassing is. De internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet wat haar betreft worden beoordeeld aan de hand van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Aangezien de grondslag van de vorderingen onrechtmatige daad is, is op grond van artikel 6, aanhef en onder e Rv de Nederlandse rechter daarom ook bevoegd om van de vorderingen tegen PRC kennis te nemen.
5.4.
De bepaling van het op de vorderingen toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II), tenzij de rechtsverhouding specifiek door een verdrag wordt geregeld. Van dat laatste is hier geen sprake. Op grond van artikel 4 lid 1 ROME II is Nederlands recht van toepassing, omdat Nederland de plaats is waar de fysieke schade - namelijk het verlies van de goederen - zich voordoet. Dat de zuivere vermogensschade (mogelijk) in een ander land heeft plaatsgevonden, doet daar niet aan af (vgl. HvJ EG 19 september 1995, NJ 1997/52 en HvJ EU 16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016:449).
Aansprakelijkheid WFS
5.5.
Niet ter discussie staat dat WFS aansprakelijk is voor onrechtmatig handelen van haar oud-medewerkers. WFS voert echter aan dat zolang de betrokkenheid van de (oud-)werknemers bij de diefstal niet (strafrechtelijk) is bewezen, zij niet aansprakelijk is voor de schade die door de diefstal is veroorzaakt. De rechtbank volgt die redenering niet. Hoewel een strafrechtelijke veroordeling (nog) ontbreekt, kan immers civielrechtelijk vast komen te staan dat sprake is van betrokkenheid van de oud-werknemers bij de diefstal.
5.6.
Ter onderbouwing van hun stelling dat sprake is van betrokkenheid van de oud-werknemers bij de diefstal hebben PRC c.s. naast een verslag van gesprekken van EVH met de oud-werknemers ook stukken uit het strafdossier overgelegd waaronder maar niet uitsluitend:
  • een ‘
  • een ‘
  • een ‘
  • een ‘
  • pagina’s uit het strafdossier met delen van het verhoor van [betrokkene 2] één van de oud-werknemers tegen wie een verdenking loopt.
5.7.
Gelet op de inhoud van de ingebrachte stukken uit het strafdossier en onder verwijzing naar de hiervoor in r.o. 3.10, 3.12 en 3.14 opgenomen citaten, is de rechtbank van oordeel dat betrokkenheid van de twee oud-werknemers bij de diefstal vast staat. Zij hebben immers de gestolen goederen, zonder dat zij daarvoor orders van WFS hadden gekregen, op een zodanige manier klaargezet dat de dieven deze gemakkelijk konden meenemen. Daarom is sprake van een toerekenbare onrechtmatige daad en dus van een fout van een ondergeschikte als bedoeld in artikel 6:170 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Aan de eis van het zogenaamde ‘functioneel verband’ (dat tussen de fout van de ondergeschikte enerzijds en de taak die hem is opgedragen anderzijds voldoende verband moet bestaan) is ook voldaan. Immers de diefstal vond vanuit de loods plaats waar de ondergeschikten voor WFS werkten en de ontvreemde goederen zijn binnen diensttijd verplaatst en klaargezet. WFS is daarom als (oud)werkgever aansprakelijk voor de door de diefstal veroorzaakte schade.
Regres PRC c.s.
5.8.
Vast staat dat de ladingbelanghebbenden schade hebben geleden door de diefstal voor de bedragen vermeld in r.o. 3.15. De ladingbelanghebbenden hebben PRC voor die schade aangesproken op grond van de door hen met PRC gesloten (raam)overeenkomsten, waarna PRC is overgegaan tot betaling van de hiervoor in r.o. 3.17 en 3.20 vermelde schadevergoedingen aan Lenovo en In-Lite. DJI heeft geen schade vergoed gekregen, maar zelf een bedrag van USD 100.000,00 met PRC verrekend. AXA XL heeft de kosten van EVH aan PRC vergoed en een deel van de door PRC aan Lenovo betaalde schadevergoedingen (zie r.o. 3.18 en 3.20). Aangezien WFS dit niet heeft weersproken, geldt als uitgangspunt dat de ladingbelanghebbenden hun vorderingsrechten jegens WFS aan PRC hebben overgedragen dan wel dat PRC over een last van hen beschikt. AXA XL heeft als verzekeraar van PRC een regresvordering op grond van artikel 7:962 BW en treedt in de rechten van PRC voor zover zij schade heeft vergoed.
Gelet op het vorenstaande is PRC in de rechten van de ladingbelanghebbenden en AXA XL (voor een deel) in de rechten van PRC getreden, zodat PRC c.s. de door hen ter zake van de diefstal vergoede schade - dan wel de door verrekening geleden schade - met een beroep op aansprakelijkheid voor ondergeschikten op WFS kunnen verhalen, tenzij één van de overige verweren van WFS slaagt.
Eigen schuld Panalpina Nederland
5.9.
Het verweer van WFS c.s. dat Panalpina Nederland en – zo begrijpt de rechtbank – daardoor ook PRC eigen schuld aan de diefstal heeft doordat zij defecten aan slagboom/poort en toegangsdeuren als hoofdhuurder niet tijdig heeft verholpen, slaagt niet. WFS heeft haar stelling – gelet op het gemotiveerde verweer van PRC c.s. – onvoldoende onderbouwd. Als Panalpina Nederland als verhuurder al verantwoordelijk zou zijn voor het herstel van deze gebreken, is niet gebleken dat WFS als (onder)huurder daar vóór de diefstal op heeft gewezen. Dat kan in elk geval niet worden afgeleid uit de door WFS overgelegde e-mailwisseling tussen WFS en Panalpina Nederland van juni 2019. Daaruit blijkt slechts dat Panalpina Nederland op 7 juni 2019 (dus na de diefstal) op de hoogte was van een defect aan de poort. Daar komt bij dat als al sprake zou zijn van eigen schuld, die in verhouding tot de rol van de oud-werknemers van WFS bij de diefstal dusdanig klein is, dat daaraan geen consequenties kunnen worden verbonden. Ten slotte heeft WFS ook onvoldoende gemotiveerd op welke manier eigen schuld van Panalpina Nederland aan PRC toegerekend kan worden.
Hoogte van de vordering
5.10.
WFS voert voorts aan dat de vorderingen van PRC c.s. bovenmatig zijn. Zij beroept zich in dat verband op het ‘Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer’ (hierna: het Verdrag van Montreal) dat volgens WFS van toepassing is op de overeenkomst tussen PRC en de ladingbelanghebbenden. PRC heeft méér aan de ladingbelanghebbenden vergoed of verrekening geaccepteerd dan waartoe PRC op grond van het Verdrag van Montreal gehouden was. Op basis van de aansprakelijkheidslimiet van 19 SDR per kilogram van artikel 22 lid 3 van het verdrag van Montreal bedraagt de maximale aansprakelijkheid van PRC voor wat betreft de goederen van Lenovo circa USD 171.460 en voor wat betreft de goederen van DJI circa USD 63.289. Ten aanzien van de ontvreemde goederen van In-Lite voert WFS aan dat er geen schade is, omdat de Marechaussee deze goederen aan Panalpina Nederland heeft teruggeven.
Op grond van artikel 30 lid 1 en lid 2 van het verdrag van Montreal kan de hulppersoon van de vervoerder, die rechtstreeks wordt aangesproken door de wederpartij van de vervoerder, zich op de ontheffingsgronden en aansprakelijkheidslimieten van het verdrag beroepen. Deze beperking van de aansprakelijkheid kan niet omzeild worden door een vordering buiten overeenkomst uit onrechtmatige daad in te stellen, aldus nog steeds WFS.
5.11.
PRC c.s. stellen dat WFS geen hulppersoon van PRC is in de zin van het Verdrag van Montreal. Als dat wel het geval is, geldt dat PRC op grond van artikel 25 van het Verdrag van Montreal een hogere aansprakelijkheidslimiet met de ladingbelanghebbenden is overeengekomen, waaraan ook WFS is gebonden. PRC c.s. erkennen dat de goederen van In-Lite op enig moment zijn teruggegeven aan DVS, de rechtsopvolger van Panalpina Nederland, maar dat dit na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst met In-Lite op 13 september 2019 was. De goederen bleken niet langer een commerciële waarde te vertegenwoordigen waarna deze in juli 2021 ter vernietiging aan In-Lite zijn afgestaan, aldus PRC c.s.
5.12.
Om te kunnen vast stellen of WFS geheel of slechts gedeeltelijk aansprakelijk is voor de gevorderde schade, zal de rechtbank eerst beoordelen of WFS als hulppersoon van PRC bij de uitvoering van een overeenkomst van luchtvervoer moet worden beschouwd. Indien dat het geval is en vervolgens komt vast te staan dat het Verdrag van Montreal van toepassing is, kan WFS zich in beginsel op de aansprakelijkheidsbeperkende bepalingen van dat verdrag beroepen. Of WFS als hulppersoon moet worden beschouwd, zal bij gebreke van een definitie van ‘hulppersoon’ in het Verdrag van Montreal, worden beoordeeld op grond van artikel 6:76 BW.
Hulppersoon bij overeenkomst van luchtvervoer
5.13.
Een hulppersoon is ieder die bij de uitvoering van een verbintenis wordt ingeschakeld, dus niet alleen de ondergeschikten van de schuldenaar, maar ook zelfstandige hulppersonen zoals onderaannemers en de door hen ingeschakelde ondergeschikten of zelfstandige uitvoerders. De kring van personen mag niet te ruim worden getrokken: artikel 6:76 BW is alleen van toepassing op een persoon van wiens hulp gebruik is gemaakt bij de uitvoering van de verbintenis ten aanzien waarvan de aansprakelijkheid in het geding is (vgl. HR 14 juni 2002,
NJ2002/495 (
Geldnet/Kwantum)). Bij de beantwoording van de vraag of aan het criterium is voldaan, zal moeten worden gelet op de inhoud van die verbintenis, in dit geval de verbintenissen tussen PRC en de ladingbelanghebbenden.
5.14.
WFS voert aan dat de (raam)overeenkomsten tussen PRC en de ladingbelanghebbenden voor het vervoer van de goederen tussen China en Nederland, inclusief – zo begrijpt de rechtbank – het afhandelen en opslaan van de goederen op Schiphol, kunnen worden aangemerkt als overeenkomsten van luchtvervoer.
5.15.
PRC c.s. betogen dat PRC ter uitvoering van de raamovereenkomsten vervoersovereenkomsten met luchtvaartmaatschappijen sloot, die op hun beurt weer overeenkomsten met grondafhandelaren sloten voor het laden en lossen van luchtvaartuigen en tijdelijke opslag tot het moment waarop deze wordt afgehaald. PRC zelf is geen luchtvaartmaatschappij en sluit dus ook geen overeenkomst met grondafhandelaren op luchthavens, aldus PRC. Panalpina Nederland trad op als ontvangst- en verzendexpediteur vanaf de luchthaven Schiphol. WFS werd door haar ingeschakeld voor het verrichten van logistieke werkzaamheden in de uitvoering van de taak van Panalpina Nederland.
5.16.
Voor zover PRC c.s. hiermee betogen dat de onder-aanneming tussen PRC en Panalpina Nederland respectievelijk tussen Panalpina Nederland en WFS geen onderdeel is van de uitvoering van de verbintenis tussen PRC en de ladingbelanghebbenden, althans dat die verbintenis niet als een overeenkomst van luchtvervoer kwalificeert, volgt de rechtbank
dat betoog niet.
5.17.
Vast staat dat PRC met elk van de ladingbelanghebbenden een (raam)overeenkomst heeft gesloten. PRC c.s. hebben een kopie van de tussen PRC en Lenovo gesloten ‘Master Logistics Services Agreement’ (hierna: MSA Lenovo) en van de daarbij behorende ‘Statement of Work’ (hierna SOW Lenovo) overgelegd. Volgens artikel 1 van de MSA Lenovo zal PRC aan Lenovo de ‘Services’ verlenen zoals in de SOW Lenovo is gespecificeerd. De verbintenis die PRC met Lenovo is aangegaan luidt volgens pagina 12 van de SOW onder meer als volgt, waarbij voor ‘Supplier’ PRC gelezen moet worden (onderstreping rechtbank):
The following SOW defines the Global air and Ocean Freight requirements which Supplier will provide to Lenovo.Supplier will provide the full range of freight forwarding servicesglobally including end-tot-end, door-to-door, door-to-port, port-to-door, and port-to-port distribution of Lenovo and non-Lenovo goods.Supplier shall also provide where required a total logistics service to Lenovo, including but not limited to warehousing customs clearance and import/export document preparation that accomplishes delivery of all authorized shipments. Supplier shall provide all necessary services to Lenovo as defined in this SOW and in accordance with all applicable regulations for the timely and controlled movement.
(…)
De SOW vermeldt op pagina 4 in artikel 4.2 onder meer:
The Supplier may contract with, hire or otherwise employ air, ocean, motor and rail carriers, or other intermediaries (collectively “Carriers”), to aid in performing the Services, but shall remain at all times responsible for the acts or omissions of all Carriers. (…)
5.18.
Uit de hiervoor opgenomen citaten volgt dat de verbintenis tussen PRC en Lenovo ziet op wereldwijd luchtvervoer en zeetransport. Daarbij verzorgt PRC - waar nodig - de totale logistieke dienstverlening en mag zij onderaannemers inschakelen. Vast staat dat de door PRC ingeschakelde luchtvaartmaatschappijen de goederen naar onder meer luchthaven Schiphol hebben vervoerd. PRC geldt daarbij als de contractuele vervoerder en de luchtvaartmaatschappijen als de feitelijke vervoerders. Ook staat vast dat de goederen zich op het moment van de diefstal in de loods van Panalpina Nederland bevonden. WFS heeft gemotiveerd betoogd dat de loods onderdeel van de luchthaven Schiphol was, omdat het een 1e linie loods was die zich direct aan het platform bevond waar de afhandelaars de goederen uit het vliegtuig lossen. PRC c.s. hebben in dat licht onvoldoende gesteld en onderbouwd dat de loods zich buiten de luchthaven bevond danwel dat het vervoer naar de loods niet plaatsvond ter uitvoering van de luchtvervoerovereenkomst met het oog op de inlading, aflevering of overlading. PRC dient daarom - voor het tot dan toe uitgevoerde deel van de verbintenis – als contractuele luchtvervoerder te worden beschouwd. Ter uitvoering van de verbintenis met Lenovo heeft PRC Panalpina Nederland als onderaannemer ingeschakeld en zij op haar beurt WFS. WFS is daarom onder-onder-aannemer van de contractuele luchtvervoerder PRC in de uitvoering van de verbintenis met Lenovo en geldt daarom als hulppersoon van PRC. Aangezien dat niet ter discussie is gesteld, gaat de rechtbank er van uit dat hetzelfde geldt voor de verbintenissen van PRC met de andere ladingbelanghebbenden. Het verweer van PRC c.s. dat WFS geen hulppersoon van de luchtvervoerder is, slaagt daarom niet.
5.19.
Omdat WFS zich beroept op de aansprakelijkheidsbeperking van het Verdrag van Montreal, moet worden beoordeeld of het verdrag van toepassing is en zo ja of WFS zich op die aansprakelijkheidsbeperking kan beroepen.
Verdrag van Montreal
5.20.
Aangezien – zoals hiervoor is overwogen – de verbintenissen tussen PRC en de ladingbelanghebbenden kwalificeren als luchtvervoerovereenkomst en niet ter discussie staat dat de plaats van vertrek en de plaats van bestemming zijn gelegen op het grondgebied van twee staten die partij zijn bij het Verdrag van Montreal, is het verdrag op grond van artikel 1 lid 4 in samenhang met hoofdstuk V van het verdrag van toepassing. Op grond van artikel 39 van het verdrag zijn immers zowel de contractuele vervoerder als de feitelijke vervoerder onderworpen aan de bepalingen van dit Verdrag, de eerste (PRC) voor het gehele in de overeenkomst voorziene vervoer.
5.21.
Artikel 43 van het Verdrag van Montreal bepaalt dat, indien hij bewijst dat hij heeft gehandeld in de uitoefening van zijn dienstbetrekking, elke hulppersoon van de contractuele vervoerder zich kan beroepen op de voorwaarden en de aansprakelijkheidsgrenzen die uit hoofde van het Verdrag van Montreal van toepassing zijn op de vervoerder wiens hulppersoon hij is. Dat is alleen anders als wordt bewezen dat hij op zodanige wijze heeft gehandeld dat geen beroep kan worden gedaan op de aansprakelijkheidsgrenzen overeenkomstig het verdrag.
Hiervoor is al geconcludeerd dat WFS hulppersoon van PRC is. Voorts is de rechtbank van oordeel dat PRC c.s. onvoldoende hebben gesteld om tot bedoeld bewijs te worden toegelaten. Nog daargelaten dat PRC c.s. zich niet hebben beroepen op de hiervoor genoemde uitzondering op de aansprakelijkheidsbeperking, volgt uit hetgeen hiervoor in r.o. 5.5 tot en met 5.7 is overwogen dat WFS aansprakelijk is wegens een fout van haar ondergeschikten (ex artikel 6:170 BW) en niet vanwege haar eigen handelen. De enkele stelling van PRC c.s. dat WFS onzorgvuldig heeft gehandeld, is onvoldoende om haar tot het voormelde bewijs toe te laten. Dat betekent dat de uitzondering niet van toepassing is en dat WFS zich kan beroepen op de voorwaarden en de aansprakelijkheidsgrenzen die uit hoofde van het Verdrag van Montreal van toepassing zijn op PRC.
5.22.
Voor zover PRC c.s. zich op het standpunt stellen dat het Verdrag van Montreal niet van toepassing is omdat de diefstal van de goederen niet heeft plaats gehad tijdens het luchtvervoer, volgt de rechtbank dat standpunt niet. Op grond van artikel 18 lid 3 van het Verdrag van Montreal geldt immers dat het luchtvervoer het tijdvak omvat waarin de goederen zich onder de hoede van de vervoerder bevinden. Hoewel het tijdvak van luchtvervoer geen enkel vervoer over land, zee of binnenwateren buiten de luchthaven omvat, wordt elke schade - indien dergelijk vervoer plaatsvindt ter uitvoering van een luchtvervoerovereenkomst met het oog op de inlading, aflevering of overlading -, behoudens tegenbewijs, volgens artikel 18 lid 4 geacht het gevolg te zijn van een gebeurtenis die tijdens het luchtvervoer plaats heeft gehad. Zoals hiervoor in r.o. 5.18 overwogen, hebben PRC c.s. onvoldoende gesteld en onderbouwd dat de loods zich buiten de luchthaven bevond danwel dat het vervoer naar de loods niet plaatsvond ter uitvoering van de luchtvervoerovereenkomst met het oog op de inlading, aflevering of overlading. Daarbij komt dat de advocaat van PRC c.s. bij brief van 10 juni 2020 het volgende aan WFS heeft bevestigd:
On this date, cargo carried under various Panalpina house airwaybills was stolen from WFS’ Schiphol facility while car for the cargo was entrusted to WFS.
De in dit citaat te lezen bevestiging namens PRC c.s. dat de goederen werden vervoerd onder de ‘airwaybills’ ondersteunt het standpunt van WFS dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 18 lid 4 van het Verdrag van Montreal.
5.23.
Gelet op het voorgaande wordt de schade door de diefstal van de goederen vanuit de loods geacht het gevolg te zijn van een gebeurtenis die tijdens het luchtvervoer plaats heeft gehad. Het beroep van WFS op artikel 22 lid 3 in samenhang met artikel 29 van het Verdrag van Montreal, dat de aansprakelijkheid beperkt tot een bedrag van 19 SDR per kilogram vervoerd gewicht, slaagt dan ook, tenzij vast komt te staan - zoals PRC c.s. stellen - dat PRC met de ladingbelanghebbenden een hogere aansprakelijkheidslimiet is overeengekomen.
Hogere aansprakelijkheidslimiet?
5.24.
Hoewel een vervoerder kan bedingen dat de vervoerovereenkomst hogere aansprakelijkheidsgrenzen bevat dan de grenzen die zijn bepaald in het Verdrag van Montreal, gaat het volgt de rechtbank het standpunt van PRC c.s. dat PRC een hogere aansprakelijkheidsgrens met de ladingbelanghebbenden is overeengekomen, niet op. Dit volgt in elk geval niet uit artikel 7.1 van de MSA Lenovo (dat de totale aansprakelijkheid van PRC per jaar beperkt tot USD 6.000.000,00) in samenhang met artikel 14.2 van de SOW Lenovo (dat de aansprakelijkheid van PRC beperkt tot de zogenaamde ‘Replacement value’). WFS heeft terecht gewezen op ‘Schedule 2’ bij de SOW Lenovo. Artikel 14.1 van de SOW Lenovo bepaalt namelijk dat PRC aansprakelijk is voor al het verlies van- en schade aan goederen tijdens vervoer of anderszins in PRC’s bezit, zorg of controle,
tenzijanders bepaald in ‘Schedule 2’. De relevante bepalingen van Schedule 2 luiden als volgt, waarbij voor ‘Supplier’ PRC moet worden gelezen (onderstreping rechtbank):
A Air Freight Liabilities
(A1)Supplier’s liability under this SOW for the first ten claims(a claim under this Schedule 2 is defined as a claim with an agreed settlement amount of at least CHF 250)in any rolling two-month period(based on the proven lost/damaged date)shallbe for any events occurred during airfreight transportation on a worldwide scope (national and international),be determined in accordance with the provisions of theConvention for the Unification of Certain Rules for International Carriage by Air signed at Montreal, Canada, on 28 May 199 (the “Montreal Convention”).
(A2)Supplier’s liability under this SOW shall be for any claims after the first ten claimsin any rolling two-month period occurred during airfreight transportation on a worldwide scope (national or international),be determined in accordance with Replacement value(Replacement value under this Schedule 2 is defined as the shipper’s invoice plus costs being necessary to deliver cargo tot the consignee). Liability under this Clause is capped at USD 1,500,000/- per calendar year.
(A3) for Supplier’s own gross negligence (as finally determined by arbitration in accordance with the MSA), Supplier’s liability shall be replacement value up to USD 1,500,000/-per calendar year.
Uit het citaat volgt dat PRC met Lenovo – en naar wordt aangenomen ook met de andere ladingbelanghebbenden – is overeengekomen dat de aansprakelijkheid van PRC voor de eerste tien claims in een periode van twee maanden zal worden vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van Montreal. Niet is gesteld of gebleken dat de schade van Lenovo buiten die eerste tien claims valt. Dus geldt als uitgangspunt dat de aansprakelijkheid van PRC jegens de ladingbelanghebbenden – en dus ook de beperking daarvan – wordt bepaald door het Verdrag van Montreal.
5.25.
PRC c.s. stellen nog dat PRC met Lenovo heeft geschikt, omdat Lenovo zich beriep op grove nalatigheid van PRC in welk geval de uitzondering onder (A3) van Schedule 2 geldt op de beperking van aansprakelijkheid. PRC c.s. hebben toegelicht dat de in die bepaling voorgeschreven arbitrage niet heeft plaatsgevonden vanwege de daaraan verbonden hoge kosten. Aangezien niet is gesteld of gebleken dat PRC grove nalatigheid heeft erkend en dit ook niet conform de verbintenis door arbitrage is vastgesteld, is niet komen vast te staan dat sprake is van de in (A3) bedoelde uitzondering. Daarom moet worden uitgegaan van een aansprakelijkheidslimiet van 19 SDR per kilogram op grond van artikel 22 lid 3 van het Verdrag van Montreal.
In-Lite goederen
5.26.
WFS stelt dat PRC c.s. geen schade hebben geleden voor wat betreft de gestolen goederen van In-Lite, omdat deze op enig moment na inbeslagname door de Marechaussee aan DSV zijn teruggeven. PRC c.s. hebben daar onder meer tegenover gesteld dat de goederen niet langer een commerciële waarde bleken te vertegenwoordigen, waarna deze in juli 2021 ter vernietiging aan In-Lite zijn afgestaan. Omdat niet is gebleken dat PRC c.s. of In-Lite financieel voordeel hebben gehad van de teruggave van deze goederen, geldt als uitgangspunt dat PRC c.s. voor een bedrag van € 20.882,00 schade hebben geleden, doordat PRC dit bedrag aan In-Lite heeft voldaan. Dit bedrag is lager dan de aansprakelijkheidslimiet op grond van artikel 22 lid 3 van het Verdrag van Montreal (1.238,15 kg x 19 SDR = 23.524,85 SDR), zodat het gevorderde bedrag van € 20.882,00 toewijsbaar is.
Tussenconclusie
5.27.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering worden toegewezen tot bedragen van:
- USD 234.749,00 (171.460 + 63.289 = 234.749) en
- € 20.882,10.
5.28.
Gelet op de subrogatie van PRC in de rechten van de ladingbelanghebbenden (zie hiervoor r.o. 5.8), is de wettelijke rente over deze bedragen toewijsbaar vanaf 5 juni 2019 tot aan de dag van volledige betaling.
Vermogensschade ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW
5.29.
PRC c.s. maken aanspraak op de vergoeding van kosten die zij hebben gemaakt in verband met het onderzoek naar aansprakelijkheid en de omvang van de schade. De rechtbank stelt vast dat zij door het overleggen van de factuur en uren/kostenspecificatie - waar WFS geen verweer op heeft gevoerd - voldoende hebben gesteld en onderbouwd dat voor een bedrag van € 29.580,39 werkzaamheden ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid zijn verricht. Ook hebben PRC c.s. met het overleggen van de rapporten het causaal verband aangetoond tussen de schadeveroorzakende gebeurtenis en (het maken van) de kosten. Gelet op de waarde van de bij de diefstal gestolen goederen acht de rechtbank de kosten redelijk. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen. De wettelijke rente over dit bedrag is eveneens toewijsbaar vanaf 4 juni 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Proceskosten
5.30.
WFS zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van PRC c.s. op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 103,83
- griffierecht 4.200,00
- salaris advocaat
4.982,00(2,0 × tarief € 2.491,003.856,00)
Totaal € 9.285,83

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt WFS om aan PRC c.s. te betalen een bedrag van USD 234.749,00 (tweehonderd vierendertig duizend zevenhonderd negenenveertig Amerikaanse dollar) en € 20.882,10 (twintig duizend achthonderd tweeëntachtig euro tien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 5 juni 2019 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt WFS om aan PRC c.s. te betalen een bedrag van € 29.580,39 (negenentwintigduizendvijfhonderdtachtig euro en negenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 5 juni 2019 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt WFS in de proceskosten, aan de zijde van PRC c.s. tot op heden begroot op € 9.285,83,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1621